ECLI:NL:RVS:2014:346

Raad van State

Datum uitspraak
5 februari 2014
Publicatiedatum
5 februari 2014
Zaaknummer
201306233/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijzigingsplan Poelweg 40-44 De Kwakel en de gevolgen voor het woon- en leefklimaat

Op 5 februari 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te De Kwakel, en het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van 7 mei 2013, waarbij het college het wijzigingsplan "Poelweg 40-44 De Kwakel" heeft vastgesteld. De appellant was van mening dat het wijzigingsplan negatieve gevolgen zou hebben voor zijn woon- en leefklimaat, met name door een toename van verkeer en de daarmee samenhangende overlast van licht, geluid, trillingen en geur.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op 11 december 2013, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, en het college werd vertegenwoordigd door ambtenaren van de gemeente. Ook de besloten vennootschap Elora B.V. was als partij aanwezig. De Afdeling overwoog dat het wijzigingsplan de functies 'verpakkings- of verwerkingsruimte voor bloemen, planten en boeketterie' en 'distributie of export van bloemen en planten' mogelijk maakt op het perceel van Elora. De appellant stelde dat onvoldoende rekening was gehouden met de gevolgen van het wijzigingsplan voor zijn woon- en leefklimaat.

De Afdeling oordeelde dat het college bij de vaststelling van het wijzigingsplan de wijzigingsvoorwaarden had nageleefd en dat de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming in beginsel als gegeven mocht worden beschouwd. De Afdeling concludeerde dat het wijzigingsplan geen aanzienlijk ruimer gebruik toestaat dan het bestemmingsplan reeds deed en dat de vrees van de appellant voor een onaanvaardbare aantasting van zijn woon- en leefklimaat niet aannemelijk was. Daarom werd het beroep van de appellant ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201306233/1/R1.
Datum uitspraak: 5 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te De Kwakel, gemeente Uithoorn,
en
het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 mei 2013 heeft het college het wijzigingsplan "Poelweg 40-44 De Kwakel" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Elora B.V. (hierna: Elora) heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 december 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.A.M. Wennekers, werkzaam bij Hinkers, en het college, vertegenwoordigd door R.A. Noorhoff en D. van der Pol, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Elora, vertegenwoordigd door [directeur], als partij gehoord.
Overwegingen
1. Voor zover Elora betoogt dat [appellant] zich alleen richt tegen de afwijzing van zijn zienswijze en niet tegen de bij het bestreden besluit gewijzigde bestemming, en zijn beroep om die reden niet-ontvankelijk moet worden geacht, overweegt de Afdeling als volgt.
Bij het bestreden besluit is besloten om de zienswijze van [appellant] over het voornemen om het bestemmingsplan "Landelijk gebied" voor het perceel Poelweg 40-44 te wijzigen niet over te nemen. Tegen het besluit staat ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht beroep open. De Afdeling ziet derhalve geen reden om het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk te achten.
2. Het wijzigingsplan maakt de vervolgfuncties ‘verpakkings- of verwerkingsruimte voor bloemen, planten en boeketterie’ en ‘distributie of export van bloemen en planten’ mogelijk op het perceel van Elora, Poelweg 40-44 te De Kwakel.
3. [appellant] woont op het perceel [locatie], naast het wijzigingsplangebied, en kan zich niet verenigen met het wijzigingsplan.
Ter zitting heeft [appellant] toegelicht dat zijn beroep zo moet worden opgevat dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid onvoldoende rekening is gehouden met de gevolgen voor zijn woon- en leefklimaat en dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar deze gevolgen. Hij vreest in dit verband met name voor een verkeersaantrekkende werking, die volgens hem tot licht-, geluid-, tril- en geuroverlast zal leiden.
3.1. Ter zitting heeft de raad gesteld dat het wijzigingsplan weinig meer mogelijk maakt dan al op grond van het bestemmingsplan was toegestaan. De functie ‘distributie of export van bloemen en planten’ was reeds als nevenfunctie toegestaan en mag nu ook als hoofdfunctie. Omdat de gevolgen voor [appellant] beperkt zijn, heeft het college ingestemd met het wijzigingsplan.
3.2. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat met inachtneming van de bij het plan te geven regels het college binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kan wijzigen.
3.3. Aan de gronden van het wijzigingsplangebied was in het bestemmingsplan "Landelijk Gebied", vastgesteld op 27 januari 2005, de perceelsbestemming "Agrarische doeleinden glastuinbouw (Ag)" en de gebiedsbestemming "Werken in het groen (zone Awg)" toegekend.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de gronden met de perceelsbestemming "Agrarische doeleinden glastuinbouw (Ag)" bestemd voor glastuinbouw en sierteelt.
Ingevolge het tweede lid zijn deze gronden tevens bestemd voor de doeleinden die in hoofdstuk III voor het betrokken deelgebied - bij wijze van medebestemming - zijn aangegeven. Daarbij is per deelgebied ook aangegeven welke doeleinden en bouwmogelijkheden na vrijstelling of planwijziging toelaatbaar zijn
Ingevolge artikel 26, eerste lid, is het gebied op kaartblad 5 aangewezen als "Werken in het groen (zone Awg)" bestemd voor:
a. de doeleinden en bouwmogelijkheden overeenkomstig hoofdstuk II;
b. de doeleinden en bouwmogelijkheden, zoals in de navolgende tabel en de tabellen 6 en 8 aangegeven, hetzij rechtstreeks (medebestemming), hetzij na vrijstelling of planwijziging; een en ander met inachtneming van:
c. het bepaalde in de Beschrijving in Hoofdlijnen;
d. de bepaling dat bij een rechtstreeks toegelaten functie, zoals hierna in tabel 4 bedoeld, de voorschriften van de bijbehorende bestemming op perceelsniveau (hoofdstuk II) van toepassing zijn, ongeacht de op plankaarten 1 tot en met 4 toegekende bestemming op perceelsniveau.
Ingevolge artikel 28, onder Algemeen, is in relatie tot de bestemmingen en bouwmogelijkheden voor de diverse gebiedszones, in tabel 6 nader aangegeven welke vormen van niet-agrarische neventakken passend/toelaatbaar zijn met inachtneming van de daarbij behorende voorschriften. Volgens tabel 6 is de nevenfunctie ‘distributie of export van bloemen en planten’ ter plaatse van agrarische bouwvlakken binnen de gebiedsbestemming "Werken in het groen (zone Awg)" toelaatbaar bij wijze van medebestemming.
Ingevolge artikel 29, eerste lid, geldt met betrekking tot vervolgfuncties via planwijziging het volgende:
Algemeen
a. Voor de hier bedoelde functies (aanduiding ‘w’ in tabel 7) is het college van burgemeester en wethouders bevoegd planwijziging overeenkomstig artikel 11 van de WRO toe te passen indien bedoelde functies passen in het referentiekader zoals in de Beschrijving in hoofdlijnen aangegeven. […]
Wijzigingsbevoegdheid binnen de [bestemming "Werken in het groen] (zone Awg)"
b. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het plan te wijzigen - met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) - ten behoeve van de vestiging van aan de glastuinbouw verwante bedrijven (zoals aangegeven in tabel 7) ter plaatse van agrarische bouwvlakken en bijbehorende percelen in de op plankaart 5 aangeduide zone Awg […] met inachtneming van de volgende bepalingen:
[…]
In tabel 7, behorende bij artikel 29, zijn de vervolgfuncties ‘verpakkings- of verwerkingsruimte voor bloemen, planten en boeketterie’ en ‘distributie of export van bloemen en planten’ ter plaatse van agrarische bouwvlakken in de zone Awg aangeduid met ‘w’.
3.4. Ingevolge enig artikel "Awg - werken in het groen", eerste lid, behorende bij het wijzigingsplan, zijn de gronden op de wijzigingsplankaart aangewezen voor "Awg" bestemd voor:
a. kassenbouw, glashandel;
b. agrarisch handelsbedrijf, handel in zaai- en pootgoed, voor zover aan de glastuinbouw gerelateerd:
c. veredeling, kenniscentrum, laboratorium, presentatieruimte (uitsluitend indien aan de glastuinbouw gerelateerd);
d. verpakkings- of verwerkingsruimte bloemen en planten, boeketterie;
e. distributie of export van bloemen en planten;
f. opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing, voor zover gerelateerd aan de glastuinbouw;
g. agrarische loonbedrijven in de categorie 1, 2 en 3 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, mechanisatiebedrijven;
h. hoveniersbedrijf;
i. opslag van niet agrarische producten in bestaande bebouwing, voor zover gerelateerd aan glastuinbouw.
3.5. Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan mag de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het college onverlet om in de besluitvorming omtrent de vaststelling van een wijzigingsplan na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.
3.6. Het wijzigingsplangebied maakt deel uit van een bedrijvengebied met onder andere kassen, waarbinnen zich ook het perceel [locatie] van [appellant] bevindt. Het bestemmingsplan stond ter plaatse naast de hoofdfunctie ‘glastuinbouw en sierteelt’ onder meer de nevenfunctie ‘distributie of export van bloemen en planten’ toe. Het bestaande bedrijfsgebouw op het perceel Poelweg 40-44 wordt door Elora verhuurd aan agrarisch gerelateerde bedrijven. Het huidige gebruik van het perceel bestaat onder meer uit de verwerking, distributie en export van (snij)bloemen en planten. Daarnaast is een gedeelte in gebruik als kantoor en als opslagruimte voor opslag en stalling van agrarische producten, gerelateerd aan glastuinbouw. Beoogd wordt om het gebouw op te waarderen en te splitsen in tien units met diverse afmetingen teneinde leegstand en achteruitgang tegen te gaan.
3.7. De Afdeling overweegt dat [appellant] niet heeft betwist dat aan de wijzigingsvoorwaarden is voldaan, zodat de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming derhalve in beginsel als gegeven mag worden beschouwd.
Ook de stelling van de raad dat het wijzigingsplan geen aanzienlijk ruimer gebruik toestaat dan het bestemmingsplan reeds deed is door [appellant] niet betwist. Gelet op de omgeving, het bestaande gebruik en het feit dat de functie ‘distributie of export van bloemen en planten’ op het perceel Poelweg 40-44 reeds was toegestaan als nevenfunctie, acht de Afdeling het niet aannemelijk dat het wijzigingsplan zal leiden tot een zodanige toename van verkeer dat een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant] zal ontstaan. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. De raad heeft zich daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming in dit geval niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Zwemstra
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2014
91-667.