201306632/1/R1.
Datum uitspraak: 5 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Genemuiden, gemeente Zwartewaterland,
en
de raad van de gemeente Zwartewaterland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Supermarkten Klaas Fuitestraat Genemuiden" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 januari 2014, waar de raad, vertegenwoordigd door drs. M. Pot, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is als partij gehoord de commanditaire vennootschap Koraal Investments C.V., vertegenwoordigd door E. Kuijpers en M. Heutink.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in twee supermarkten in de kern van Genemuiden. Eén van de bestaande supermarkten in Genemuiden, de Boni, zal worden verplaatst naar de gronden binnen het plangebied. Daarnaast bestaat het voornemen in het plangebied de discountsupermarkt Aldi te vestigen.
3. [appellant] kan zich niet verenigen met het plan en betoogt dat de behoefte aan een derde supermarkt in Genemuiden onvoldoende is aangetoond. In dit verband voert hij aan dat het aan het plan ten grondslag gelegde behoefteonderzoek gebreken vertoont. [appellant] stelt dat in eerdere behoefteonderzoeken uit 2008 en 2010 is geconcludeerd dat er geen ruimte is voor een derde supermarkt. [appellant] brengt daarnaast naar voren dat in het onderzoek wordt uitgegaan van een hoger inwonertal dan bij eerdere onderzoeken, maar dat de bevolkingsgroei juist is gestagneerd.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de behoefte aan de voorziene supermarkten voldoende is aangetoond. Het behoefteonderzoek is volgens de raad deugdelijk. Volgens de raad bleek uit de eerdere rapporten reeds dat er op termijn meer ruimte voor supermarkten zou ontstaan. Het verschil in bevolkingsaantal met voorgaande onderzoeken is te verklaren door de realisatie van een nieuwe woonwijk, aldus de raad.
3.2. Aan de gronden binnen het plangebied is de bestemming "Detailhandel" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels zijn de voor "Detailhandel" aangewezen gronden bestemd voor:
a. detailhandel in de vorm van maximaal 2 supermarkten;
b. parkeervoorzieningen;
met daarbij behorend;
c. bouwwerken, tuinen, erven en groenvoorzieningen;
d. waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.3. De Afdeling stelt voorop dat de Wet ruimtelijke ordening er niet toe strekt bedrijven tegen de vestiging van concurrerende bedrijven in hun verzorgingsgebied te beschermen. Concurrentieverhoudingen vormen bij een planologische belangenafweging in beginsel geen in aanmerking te nemen belang. Dit is slechts anders indien zich een duurzame ontwrichting van het voorzieningenpatroon zal voordoen die niet door dwingende redenen wordt gerechtvaardigd of indien het plan leidt tot onaanvaardbare leegstand.
3.4. Ten behoeve van het plan is door Seinpost adviesbureau B.V. onderzoek verricht naar de marktruimte voor supermarkten in Genemuiden. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Economische onderbouwing supermarktinitiatief Genemuiden" uit 2012 (hierna: het rapport). De conclusie van het rapport is dat er voldoende ruimte is voor een extra supermarkt in de kern van Genemuiden. Voorts heeft Seinpost naar aanleiding van het beroepschrift van [appellant] het memo "reactie Seinpost Adviesbureau op het beroepschrift met betrekking tot het bestemmingsplan Supermarkten Klaas Fuitestraat Genemuiden" van 2 september 2013 opgesteld (hierna: het memo).
3.5. In het door Seinpost opgestelde rapport "Winkelontwikkeling in Genemuiden" van maart 2010 staat vermeld dat er op termijn meer ruimte zal ontstaan voor supermarkten. Hierbij speelt een rol dat de supermarktoriëntatie zal toenemen als het aanbod op peil is, zo staat in het rapport van 2010 vermeld. Anders dan [appellant] kennelijk veronderstelt, volgt uit de eerdere onderzoeken niet zonder meer dat er geen ruimte is voor een derde supermarkt in Genemuiden.
In het rapport staat vermeld dat de bevolkingsgroei conservatief is ingeschat. In het memo is uiteengezet dat de bevolkingsgroei naar beneden is bijgesteld, maar dat in het rapport vanwege de bouw van een nieuwe woonwijk op een hoger inwonertal wordt uitgekomen dan bij eerdere onderzoeken. Voorts zijn de 608 inwoners van het bestaande buurtschap Kamperzeedijk in de eerdere onderzoeken ten onrechte niet meegenomen, zo staat in het memo vermeld. [appellant] heeft dit op zichzelf niet bestreden. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bevolkingsaantal in het rapport is overschat.
4. [appellant] betoogt voorts dat de vloerproductiviteit in het rapport onjuist is gecorrigeerd. In dit verband verwijst hij naar een behoefteonderzoek voor supermarkten in Barneveld. In dat onderzoek wordt volgens hem gerekend met een hogere vloerproductiviteit. Dit verschil is onvoldoende onderbouwd, aldus [appellant].
4.1. De raad heeft onder verwijzing naar het memo uiteengezet dat sprake is van een verschil, omdat is gerekend met een vloerproductiviteit die is afgestemd op de lokale situatie.
4.2. In het rapport staat vermeld dat de vloerproductiviteit van de supermarkten in Genemuiden ten opzichte van eerdere onderzoeken naar beneden is bijgesteld. In het rapport is voor Genemuiden gerekend met een vloerproductiviteit van 7500 euro per m². De raad heeft uiteengezet dat in het rapport voor het eerst is gerekend met drie supermarkten in de kern van Genemuiden. De uitbreiding van het aantal supermarkten levert geen evenredige omzettoename op, waardoor de gemiddelde vloerproductiviteit daalt, zo staat in het memo vermeld. Voorts beschikken de supermarkten in Genemuiden over ruime winkels. Hierdoor treedt een verdunningseffect op. Dit sluit volgens het memo aan bij de landelijke trend dat supermarkten steeds ruimer worden om te kunnen voldoen aan de consumenteneisen. Bovendien staat in het memo vermeld dat indien bij de berekeningen wordt uitgegaan van een vloerproductiviteit die gelijk ligt aan het landelijke gemiddelde, de marktruimte niet wezenlijk zou worden beïnvloed. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de vloerproductiviteit waarvan in het rapport is uitgegaan onjuist is.
5. [appellant] voert tevens aan dat de verhoging van de binding aan Genemuiden voor dagelijkse producten in het rapport ten opzichte van de eerdere rapporten van Seinpost uit 2008 en 2010 niet is gemotiveerd.
5.1. De raad stelt zich onder verwijzing naar het memo van Seinpost op het standpunt dat het percentage van de binding aan Genemuiden voor de dagelijkse producten voldoende is gemotiveerd.
5.2. In het rapport staat vermeld dat op basis van landelijke ervaring een binding voor de dagelijkse producten aan Genemuiden wordt verwacht van 85%. Dit heeft onder meer te maken met de stijging van het aantal supermarkten ten gevolge van het plan. In de beoogde situatie verbetert het supermarktaanbod in kwalitatieve en kwantitatieve zin. Hierdoor ontstaat er een completer aanbod. Het percentage ligt voorts relatief hoog vanwege de geïsoleerde ligging van Genemuiden, aldus het memo. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het gehanteerde percentage onjuist is.
6. Volgens [appellant] wordt de beperkte ruimte voor extra vloeroppervlak, die er volgens het rapport is na inwerkingtreding van het plan ruimschoots overschreden. In dit verband wijst hij erop dat is miskend dat de Hema ook dagelijkse producten zal gaan verkopen. Voorts is het volgens [appellant] planologisch mogelijk dat zich op de oude locatie van de Boni-supermarkt weer een supermarkt vestigt. Daarnaast is volgens [appellant] in het rapport ten aanzien van de Aldi van 150 m² te weinig winkelvloeroppervlak uitgegaan. Hij heeft er voorts op gewezen dat het gemeentebestuur heeft toegezegd medewerking te verlenen aan een uitbreiding van zijn eigen supermarkt. Hiermee is ten onrechte geen rekening gehouden.
6.1. De raad heeft uiteengezet dat de Hema in Genemuiden nauwelijks dagelijkse producten zal verkopen. Daarnaast is de uitbreiding van de supermarkt van [appellant] volgens de raad planologisch niet mogelijk.
6.2. Uit het rapport volgt dat er in 2023 extra marktruimte voor supermarkten is van maximaal 920 m² aan winkelvloeroppervlak. Daarmee komt de totale marktruimte volgens het rapport op 2570 m².
In het memo staat vermeld dat er na realisatie van het plan 2700 m² aan winkeloppervlakte voor supermarkten zal zijn. Volgens het memo is er derhalve sprake van een beperkte overschrijding van 130 m². Volgens het memo heeft deze overschrijding evenwel geen ruimtelijke gevolgen.
Ten aanzien van het betoog van [appellant] dat de ruimte voor extra winkelvloeroppervlak ruimschoots zal worden overschreden, omdat op de oude locatie van de Boni een supermarkt kan worden gevestigd met een omvang van 700 m², heeft de raad uiteengezet dat reeds vaststaat dat zich op deze gronden in de nabije toekomst een Hema, een bakker en een slager zullen vestigen. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat in een privaatrechtelijke overeenkomst met de eigenaar van de gronden is vastgelegd dat zich op deze locatie geen nieuwe supermarkt mag vestigen. Voorts heeft de raad naar voren gebracht dat in de nabije toekomst het ter plaatse geldende bestemmingsplan zal worden gewijzigd, zodat de vestiging van een supermarkt op deze gronden planologisch wordt uitgesloten. De Afdeling acht hiermee voldoende verzekerd dat zich op de oude locatie van de Boni geen vierde supermarkt zal vestigen. Voor zover de winkels die zich op deze locatie zullen vestigen dagelijkse producten gaan verkopen, is het deel van het winkelvloeroppervlak dat voor dagelijkse producten wordt gebruikt bij het rapport betrokken. Ten aanzien van de Hema heeft de raad uiteengezet dat de vestiging in Genemuiden een relatief kleine vestiging zal zijn. Het aantal dagelijkse producten dat ter plaatse wordt verkocht is derhalve zeer beperkt, zodat het vloeroppervlak van de Hema niet is meegerekend. De Afdeling acht dit niet onredelijk.
Voor zover [appellant] heeft gewezen op de voorgenomen uitbreiding van zijn eigen supermarkt is gebleken dat deze uitbreiding planologisch niet mogelijk is, zodat de raad hiermee bij de vaststelling van het plan geen rekening behoefde te houden.
Ten aanzien van de Aldi die zich in het plangebied zal vestigen staat in het memo vermeld dat deze winkel op 150 m² van het winkelvloeroppervlak een non-food assortiment aanbiedt. Nu dit deel van het winkelvloeroppervlak geen betrekking heeft op de markruimte voor dagelijkse producten bij supermarkten, is dit deel van het vloeroppervlak niet bij het totale winkeloppervlak voor dagelijkse producten betrokken. De Afdeling acht, wat hier ook van zij, niet aannemelijk gemaakt dat een extra overschrijding van het winkelvloeroppervlak voor supermarkten van 150 m² dusdanige gevolgen zal hebben dat dit leidt tot een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau of tot een zodanige leegstand dat de ruimtelijke gevolgen daarvan onaanvaardbaar zouden zijn.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de in het rapport geconstateerde markruimte niet dusdanig zal worden overschreden dat dit leidt tot onaanvaardbare ruimtelijke gevolgen.
7. [appellant] betoogt tevens dat onduidelijk is waarom de zogenoemde kooporiëntatie op supermarkten in het rapport is verhoogd van 80 naar 88%. In dit verband heeft [appellant] erop gewezen dat in een rapport ten aanzien van de marktruimte voor dagelijkse producten in Voorthuizen, waar volgens hem sprake is van een vergelijkbaar aanbod aan speciaalzaken, een kooporiëntatie van 82% wordt gehanteerd. [appellant] betoogt voorts dat de verhoogde kooporiëntatie op supermarkten ten koste gaat van de speciaalzaken. Volgens [appellant] heeft de raad onvoldoende rekening gehouden met de belangen van andere winkeliers.
7.1. De raad heeft uiteengezet dat de kooporiëntatie op supermarkten de afgelopen jaren is toegenomen door veranderend gedrag van consumenten. Voorts verschilt de situatie in Voorthuizen volgens de raad van de situatie in Genemuiden. Daarnaast heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat het plan niet zal leiden tot leegstand.
7.2. In het rapport staat vermeld dat de kooporiëntatie in de dagelijkse sector mede afhangt van de volledigheid van het aanbod aan speciaalzaken. In Genemuiden zal volgens het rapport ongeveer 88% van de bestedingen in de supermarkt terecht komen. Voor zover [appellant] de kooporiëntatie op supermarkten en speciaalzaken in Genemuiden heeft vergeleken met de situatie in Voorthuizen is in het memo uiteengezet dat de situatie in Genemuiden sterk verschilt van de situatie in Voorthuizen. In Voorthuizen zijn de speciaalzaken gelegen op loopafstand van de supermarkten waardoor het aantal combinatiebezoeken hoger ligt dan in Genemuiden. Dit verklaart volgens Seinpost de hogere kooporiëntatie op supermarkten in Genemuiden. Uit het rapport volgt dat de verhoogde kooporiëntatie in Genemuiden ten koste gaat van speciaalzaken. In het memo staat vermeld dat indien één of meer speciaalzaken zullen moeten sluiten, dit nauwelijks effect heeft op de leefbaarheid. Consumenten beschikken over voldoende alternatieven om hun boodschappen te kunnen doen en de leegstand in Genemuiden is laag (3,8%) in vergelijking tot het landelijk gemiddelde (10%). [appellant] heeft dit op zichzelf niet bestreden. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de in het rapport gehanteerde kooporiëntatie van 88% onjuist is. Voorts ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet een dusdanig effect op de speciaalzaken zal hebben dat dit zal leiden tot leegstand.
8. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het rapport niet in redelijkheid aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft kunnen leggen. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau. Voorts heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat het plan zal leiden tot onaanvaardbare leegstand.
9. Tot slot betoogt [appellant] dat de ontwikkelaar een financiële bijdrage heeft geleverd die hoger ligt dan de te verhalen kosten om planologische medewerking te verkrijgen.
9.1. In de plantoelichting staat vermeld dat met een anterieure overeenkomst is zeker gesteld dat de kosten voor het plan worden gedragen door de ontwikkelaar. De enkele omstandigheid dat de ontwikkelaar meer zou hebben betaald dan de te verhalen kosten, geeft, wat daar ook van zij, geen grond voor het oordeel dat de raad het plan slechts heeft vastgesteld wegens een betaling van de ontwikkelaar. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad niet alle in het kader van een goede ruimtelijke ordening relevante feiten en belangen bij de afweging heeft betrokken.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en drs. W.J. Deetman, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Brand, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Brand
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2014
575.