ECLI:NL:RVS:2014:3539

Raad van State

Datum uitspraak
19 september 2014
Publicatiedatum
24 september 2014
Zaaknummer
201406109/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan "De Hulst II"

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 september 2014 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen Chalet XIII B.V. en de raad van de gemeente Venray. Chalet XIII B.V. heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de raad van 1 juli 2014, waarbij het bestemmingsplan "De Hulst II" is vastgesteld. Chalet verzocht de voorzitter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij zich verzet tegen de nieuwe vestigingslocatie van Inalfa Roof Systems Group B.V. in het plangebied, die volgens haar in strijd is met de geldende bestemmingsplannen en de gemeentelijke visie. Tijdens de zitting op 9 september 2014 zijn de betrokken partijen gehoord, waaronder vertegenwoordigers van Chalet, de raad en Inalfa. De voorzitter heeft overwogen dat het verzoek van Chalet om een voorlopige voorziening niet kan worden toegewezen, omdat Chalet niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het bestemmingsplan. De voorzitter heeft geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten zijn voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal houden. Daarom is het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. De proceskosten zijn niet toegewezen.

Uitspraak

201406109/2/R1.
Datum uitspraak: 19 september 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Chalet XIII B.V., gevestigd te Utrecht,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Venray,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 juli 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "De Hulst II" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Chalet beroep ingesteld.
Chalet heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Inalfa Roof Systems Group B.V. een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Chalet heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 september 2014, waar Chalet, vertegenwoordigd door mr. H.H.B. Lamers, advocaat te Maastricht, en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.C. van Oosten, advocaat te Amsterdam, mr. S. van der Beele, mr. E. Smids en J. Loonen, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is Inalfa, vertegenwoordigd door mr. A.J.L. Claassen, advocaat te Eindhoven, mr. P.W. de Best, [gemachtigden], als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Inalfa heeft de voorzitter verzocht om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Nu Chalet hiervoor geen toestemming heeft gegeven wordt dit verzoek gelet op het bepaalde in artikel 8:86, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) afgewezen.
3. Het bestemmingsplan plan voorziet in een actualisatie van het planologische regime voor het bedrijventerrein De Hulst II. Het plan heeft een overwegend conserverend karakter.
Ontvankelijkheid
4. De raad en Inalfa betogen dat Chalet niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het bestemmingsplan. Voorts voeren zij aan dat Chalet geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep, omdat Inalfa ook uit het bedrijfsgebouw van Chalet op het bedrijventerrein Smakterheide zal vertrekken indien het beroep van Chalet tegen het bestemmingsplan gegrond wordt verklaard. In dit verband voert Inalfa aan dat zij zich eventueel ook op grond van het voorgaande bestemmingsplan "De Hulst II", dat is vastgesteld door de raad op 15 december 2009, op het bedrijventerrein De Hulst II zou kunnen vestigen.
4.1. Niet in geschil is dat Chalet eigenaar is van een bedrijfsgebouw op het bedrijventerrein Smakterheide dat op ongeveer 2,3 km afstand van het plangebied ligt en dat Inalfa dit bedrijfsgebouw thans huurt van Chalet. Uit de plantoelichting volgt dat het bestemmingsplan onder meer ten behoeve van de verplaatsing van Inalfa van het terrein Smakterheide naar het plangebied voorziet in een aantal ondergeschikte wijzigingen ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan "De Hulst II". Hoewel de voorzitter, mede gelet op hetgeen de raad en Inalfa hebben aangevoerd enige twijfel heeft ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep van Chalet in de bodemprocedure, ziet de voorzitter toch aanleiding het verzoek van Chalet te beoordelen.
Het verzoek
5. Chalet richt zich tegen de nieuwe vestigingslocatie van Inalfa die in het westelijke gedeelte van het plangebied ligt. Ter zitting is gebleken dat aan de nieuwe vestigingslocatie van Inalfa de bestemming "Gemengd" en de aanduidingen "specifieke vorm van bedrijf - 2 tot en met 4.2", "maximum bouwhoogte - 25" en "maximum bouwhoogte - 15" zijn toegekend. Chalet beoogt met het verzoek een schorsing van dit plandeel, zodat de aanvraag van Inalfa van 11 juli 2014 voor een omgevingsvergunning niet aan dit bestemmingsplan moet worden getoetst. Gelet hierop heeft het verzoek spoedeisend belang.
De gronden
6. Chalet betoogt dat met het bestemmingsplan wordt voorzien in 4 ha extra bedrijventerrein en daarmee in een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). De actuele regionale behoefte aan deze nieuwe stedelijke ontwikkeling is volgens haar in strijd met dat artikel niet aangetoond.
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het bestemmingsplan niet in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is vastgesteld. Zou al sprake zijn van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, dan kan volgens de raad uit de plantoelichting worden afgeleid dat het bestemmingsplan voorziet in een actuele regionale behoefte.
6.2. Aan de nieuwe vestigingslocatie van Inalfa in het plangebied waren in het voorgaande bestemmingsplan "De Hulst II" gedeeltelijk de bestemming "Bedrijf" met de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 2 tot en met 4.2" en gedeeltelijk de bestemming "Gemengd" met de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - 1 tot en met 4.2" en gedeeltelijk de bestemming "Verkeer" toegekend. Daargelaten of het bestemmingsplan ter plaatse, gelet op het voorgaande onherroepelijke planologische regime, voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, ziet de voorzitter in hetgeen Chalet heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het bestemmingsplan in zoverre niet voorziet in een actuele regionale behoefte. In dit verband is van belang dat in paragraaf 3.1.2 van de plantoelichting staat dat het Programma werklocaties Limburg 2020 per regio in Limburg een planningsopgave bevat voor de herstructurering van bestaande locaties en de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen en dat blijkens dit programma, dat is gebaseerd op behoefteramingen die zijn afgeleid van de gegevens uit het provinciaal monitoringssysteem REBIS, volgt dat met de uitgifte van het bedrijventerrein De Hulst II (inclusief de restruimte binnen het bedrijventerrein) wordt voorzien in de regionale behoefte aan werklocaties. Het Programma Werklocaties 2020 is volgens de plantoelichting nog altijd actueel beleid, hetgeen Chalet ook niet heeft bestreden.
7. Chalet acht het bestemmingsplan in strijd met de Economische visie Venray 2008-2020, die is vastgesteld door de raad op 16 december 2008 (hierna: de gemeentevisie). Hiertoe voert zij aan dat de nieuwe vestigingslocatie van Inalfa in het plangebied ongeveer 4,5 ha beslaat, terwijl uit de gemeentevisie volgt dat de gemiddelde kavelgrootte op het bedrijventerrein De Hulst II ongeveer 0,25 tot 0,5 ha mag bedragen. Voorts bestaat geen concreet zicht op invulling van haar locatie op het bedrijventerrein Smakterheide, zodat volgens haar niet kan worden voldaan aan de voorwaarden die in de gemeentevisie worden gesteld met betrekking tot de uitgifte van kavels door de gemeente op het bedrijventerrein De Hulst II.
7.1. Vast staat dat in het bestemmingsplan geen voorwaarden zijn opgenomen omtrent de kavelgrootte per bedrijf. In de gemeentevisie staat dat De Hulst II een bedrijven- en kantorenpark van ongeveer 24 ha betreft met middelgrote kavels variërend van 0,25 tot 0,5 ha. Deze indeling naar type, omvang en gemiddelde kavelgrootte betreft een indeling op hoofdlijnen waarbij volgens de gemeentevisie zeker bij de grotere terreinen geldt dat vaak sprake is van verschillende deelgebieden met een afwijkende functie of uitstraling. De raad acht een bedrijfskavel groter dan 0,5 ha ten behoeve van Inalfa op het bedrijventerrein De Hulst II in het onderhavige geval gerechtvaardigd, onder meer omdat de bestaande en toekomstige bedrijfsactiviteiten van Inalfa beter aansluiten bij de bedrijfs- en kantooractiviteiten op het bedrijventerrein De Hulst II dan bij de industrieel-logistieke activiteiten op het bedrijventerrein de Smakterheide. Voorts heeft de raad toegelicht dat andere middelgrote tot grote bedrijven zich reeds op het bedrijventerrein De Hulst II hebben gevestigd, zoals bijvoorbeeld de evenementenhal en Art.com met een kavelgrootte van onderscheidenlijk 1,6 ha en 2,4 ha. Gezien het voorgaande biedt hetgeen Chalet heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het bestemmingsplan in zoverre in strijd met de gemeentevisie is vastgesteld.
7.2. In de bijlage van de gemeentevisie zijn verder uitgiftecriteria opgenomen die blijkens de gemeentevisie dienen ter onderbouwing van de keuze om een bedrijf wel of niet een kavel aan te bieden op bedrijventerrein De Hulst II. Nog daargelaten of criteria die de gemeente in het kader van privaatrechtelijk handelen hanteert in de weg kunnen staan aan de vaststelling van een bestemmingsplan, wordt in de gemeentevisie uitdrukkelijk een onderscheid gemaakt tussen harde en zachte criteria. Harde criteria zijn voorwaarden waar een bedrijf in beginsel altijd aan moet voldoen. De voorwaarde van concreet zicht op de invulling van de oude locatie bij de verplaatsing van een bedrijf naar een ander bedrijventerrein binnen de gemeente betreft echter een zacht criterium. Zachte criteria zijn blijkens de gemeentevisie slechts aanvullende voorwaarden waarmee een bedrijf pluspunten kan scoren, zodat het voldoen daaraan niet wordt vereist. Reeds hierom kan het betoog van Chalet in zoverre niet slagen.
8. Voor zover Chalet de financieel-economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan betwist omdat ongeoorloofde staatsteun bij de overdracht van de desbetreffende gronden door de gemeente aan Inalfa volgens haar niet is uitgesloten, overweegt de voorzitter onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 16 april 2014 in zaak nr. 201304647/1/R4 dat, daargelaten of bij deze overdracht sprake zal zijn van ongeoorloofde staatsteun, Chalet niet aannemelijk heeft gemaakt dat het plan niet binnen de planperiode kan worden uitgevoerd op een wijze zonder dat ongeoorloofde staatssteun wordt verleend.
9. Chalet acht de voorziene bouwhoogten in het kader van de stedenbouwkundige kwaliteit en de landschappelijke inpassing onvoldoende gemotiveerd. Voorts betwist Chalet dat in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en stelt zij dat veel onderzoeken die ten grondslag zijn gelegd aan het bestemmingsplan, zoals bijvoorbeeld het akoestisch onderzoek, gedateerd zijn.
9.1. Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
9.2. Deze bezwaren van Chalet tegen het plandeel met de bestemming "Gemengd" en de aanduidingen "specifieke vorm van bedrijf - 2 tot en met 4.2", "maximum bouwhoogte - 15" en "maximum bouwhoogte - 25" zien uitsluitend op de belangen in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij een aanvaardbaar (akoestisch) woon- en leefklimaat van omwonenden, de stedenbouwkundige structuur en het belang bij voldoende parkeergelegenheid. Chalet wenst met haar beroep echter de leegstand te voorkomen van haar bedrijfsgebouw dat op ongeveer 2,3 km van het bestreden plandeel ligt. Niet gebleken is dat Chalet met haar beroep een ander belang nastreeft. De voorzitter gaat er derhalve vanuit dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat de door Chalet ingeroepen normen niet strekken tot de bescherming van het belang waarvoor zij in deze procedure bescherming zoekt en dat daarom artikel 8:69a van de Awb in zoverre aan de vernietiging van het bestreden plandeel in de weg staat.
10. Chalet heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze en haar pleitnota ten behoeve van de raadsvergadering op 1 juli 2014. In de overwegingen van het bestreden besluit is daarop ingegaan. Chalet heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Conclusie
11. De voorzitter ziet gelet op het voorgaande geen aanknopingspunten voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal houden. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
Proceskosten
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Den Broeder
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2014
187-749.