ECLI:NL:RVS:2014:3581

Raad van State

Datum uitspraak
1 oktober 2014
Publicatiedatum
1 oktober 2014
Zaaknummer
201401905/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over bestemmingsplan herziening locatie Bernhoven te Veghel

In deze tussenuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt het bestemmingsplan "Vijverwijk-Burgemeester De Kuijperlaan, herziening locatie Bernhoven" behandeld. Het plan is op 7 november 2013 vastgesteld door de raad van de gemeente Veghel. Tegen dit besluit hebben de erven van de overleden appellante beroep ingesteld. De Afdeling heeft de zaak op 10 juli 2014 ter zitting behandeld, waarbij de erven werden vertegenwoordigd door hun advocaat en gemachtigde. De appellante is op 8 september 2014 overleden, maar de erven hebben aangegeven het beroep te willen voortzetten.

De Afdeling heeft in deze uitspraak de toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) overwogen, waarmee de raad wordt opgedragen om gebreken in het bestreden besluit te herstellen. De Afdeling heeft vastgesteld dat er onduidelijkheden zijn in de planregels met betrekking tot de bestemmingen "Wonen" en "Woongebied" en de bijbehorende bouwregels. De raad heeft erkend dat er fouten zijn gemaakt in de digitale verbeelding van het plan, wat heeft geleid tot rechtsonzekerheid.

De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen 26 weken de gebreken te herstellen en de uitkomst aan de Afdeling te melden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de voorbereiding van besluiten en de noodzaak om de rechtszekerheid voor de betrokken partijen te waarborgen. De einduitspraak zal later worden gedaan over de proceskosten en vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

201401905/1/R6.
Datum uitspraak: 1 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
wijlen [appellante], laatstelijk gewoond te hebben te Veghel, thans haar rechtsopvolgers de erven van [appellante],
en
de raad van de gemeente Veghel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 november 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Vijverwijk-Burgemeester De Kuijperlaan, herziening locatie Bernhoven" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juli 2014, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. I.C.M. Janssen, advocaat te Veghel, en de raad, vertegenwoordigd door A. Munster en M. van de Graaf-van Leeuwen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij brief van 24 september 2014 heeft mr. I.C.M. Janssen laten weten dat [appellante] op 8 september 2014 is overleden en dat de erven van [appellante] te kennen hebben gegeven het beroep te willen voortzetten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de realisatie van onder meer woningen, zorgwoningen, een zorgcomplex en maatschappelijke voorzieningen op de locatie Bernhoven ten noorden van het centrum van Veghel.
4. Ter zitting is de beroepsgrond betreffende de onjuiste uitleg door de raad van het begrip "peil" in de zienswijzennota ingetrokken.
5. De erven betogen dat op de digitale verbeelding behorende bij het met ingang van 28 november 2013 ter inzage gelegde plan aan enkele gronden waaraan de bestemming "Wonen" en de aanduiding "bouwvlak" zijn toegekend, ten onrechte tevens de functieaanduiding "tuin" is toegekend, terwijl dit niet door de raad is beoogd. Zij betogen dat het plan met ingang van 27 februari 2014 opnieuw ter inzage is gelegd met het doel dit gebrek te herstellen, maar dat het gebrek desondanks niet is hersteld.
5.1. De raad heeft erkend dat op de digitale verbeelding behorende bij het met ingang van 28 november 2013 ter inzage gelegde plan aan enkele gronden waaraan de bestemming "Wonen" en de aanduiding "bouwvlak" zijn toegekend, ten onrechte tevens de functieaanduiding "tuin" is toegekend en dat de digitale verbeelding op dit punt niet in overeenstemming is met het plan zoals de raad dat heeft vastgesteld. Om dit gebrek te herstellen is een nieuwe dataset van het digitale plan opgesteld en heeft het college van burgemeester en wethouders het plan opnieuw gepubliceerd en met ingang van 27 februari 2014 ter inzage gelegd. Anders dan de erven betogen, is op de verbeelding behorende bij de versie van het plan zoals deze thans op de landelijke voorziening (www.ruimtelijkeplannen.nl) is gepubliceerd de functieaanduiding "tuin" niet langer toegekend aan enkele gronden waaraan de bestemming "Wonen" en aanduiding "bouwvlak" zijn toegekend. Op deze wijze is naar het oordeel van de Afdeling de rechtsonzekere situatie die na de eerdere terinzagelegging was ontstaan, weggenomen.
Het betoog faalt.
6. De erven betogen tevens dat op de digitale verbeelding aan enkele gronden waaraan de bestemming "Wonen" en de functieaanduiding "erf" zijn toegekend, ten onrechte tevens de aanduiding "bouwvlak" is toegekend.
6.1. De Afdeling stelt vast dat op de digitale verbeelding behorende bij het met ingang van 28 november 2013 en met ingang van 27 februari 2014 ter inzage gelegde plan, aan de gronden met de bestemming "Wonen" en de functieaanduiding "erf" nabij de Burgemeester de Kuijperlaan, tevens de aanduiding "bouwvlak" is toegekend. In de planregels zijn bouwregels opgenomen voor de gronden met de aanduiding "bouwvlak". Deze bouwregels verschillen van de bouwregels die in de planregels zijn opgenomen voor de gronden met de functieaanduiding "erf". Uit de planregels volgt niet welke bouwregels voorrang hebben indien aan gronden zowel de aanduiding "bouwvlak" als de functieaanduiding "erf" is toegekend. Gelet hierop acht de Afdeling het toekennen van beide aanduidingen aan de gronden nabij de Burgemeester de Kuijperlaan in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.
Het betoog slaagt.
7. De erven betogen dat onduidelijk is hoeveel woningen op de gronden met de bestemmingen "Wonen" en "Woongebied" kunnen worden gebouwd. Hiertoe voeren zij aan dat in artikel 6, lid 6.2.2, onder a, aanhef en sub c, en artikel 7, lid 7.2.2, aanhef en onder b, van de planregels enerzijds is bepaald dat het aantal te bouwen woningen binnen de bestemmingen "Wonen" onderscheidenlijk "Woongebied" niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangegeven, maar dat anderzijds in artikel 6, lid 6.2.1, onder b, onderscheidenlijk artikel 7, lid 7.2.1, onder b, van de planregels is bepaald dat het op de verbeelding aangegeven aantal te bouwen woningen mag worden vermeerderd, mits het totaal aantal woningen binnen de bestemmingen "Wonen" en "Woongebied" niet meer bedraagt dan 50. Tevens betogen de erven dat hiermee de mogelijkheid is geboden dat uitsluitend binnen de bestemming "Wonen" dan wel binnen de bestemming "Woongebied" 50 woningen kunnen worden gebouwd, hetgeen volgens hen in strijd is met de bedoeling van de raad zoals blijkt uit de plantoelichting en de zienswijzennota.
7.1. Ingevolge artikel 6, lid 6.2.1, onder b, en artikel 7, lid 7.2.1, onder b, van de planregels mag het aantal woningen op de gronden waaraan de bestemming "Wonen" onderscheidenlijk de bestemming "Woongebied" is toegekend niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden", met dien verstande dat het aangegeven aantal vermeerderd mag worden, mits het totaal aantal woningen binnen de bestemmingen "Wonen" en "Woongebied" niet meer bedraagt dan 50.
Ingevolge artikel 6, lid 6.2.2, onder a, aanhef en sub c, en artikel 7, lid 7.2.2, aanhef en onder b, mag het aantal te bouwen woningen binnen de bestemmingen "Wonen" onderscheidenlijk "Woongebied" niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
Aan de gronden met de bestemming "Wonen" zijn de maatvoeringsaanduidingen "maximaal aantal wooneenheden = 33" en "maximaal aantal wooneenheden = 2" toegekend. Aan de gronden met de bestemming "Woongebied" is de maatvoeringsaanduiding "maximaal aantal wooneenheden = 12" toegekend.
7.2. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat hij met de vaststelling van artikel 6, lid 6.2.1, onder b, en artikel 7, lid 7.2.1, onder b, van de planregels heeft beoogd om naast het op de verbeelding aangeduide aantal van in totaal 47 wooneenheden, de bouw van maximaal 3 extra wooneenheden mogelijk te maken op de gronden met de bestemming "Wonen" dan wel de bestemming "Woongebied". De raad heeft ter zitting evenwel te kennen gegeven dat nu in artikel 6, lid 6.2.1, onder b, en artikel 7, lid 7.2.1, onder b, van de planregels is bepaald dat het op de verbeelding aangegeven aantal woningen mag worden vermeerderd mits het totaal aantal woningen binnen de bestemmingen "Wonen" en "Woongebied" niet meer bedraagt dan 50, niet is uitgesloten dat deze 50 woningen uitsluitend op de gronden met de bestemming "Wonen" dan wel de bestemming "Woongebied" kunnen worden gebouwd, hetgeen hij onwenselijk acht. Nu de raad in zoverre niet heeft bereikt wat hij heeft beoogd, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit op grond van artikel 3:2 van de Awb te betrachten zorgvuldigheid.
Het betoog slaagt.
7.3. Gelet op hetgeen onder 7.2 is overwogen, behoeft het betoog van de erven dat artikel 6, lid 6.2.1, onder b, en artikel 7, lid 7.2.1, onder b, in strijd zijn met artikel 6, lid 6.2.2, onder a, aanhef en sub c, onderscheidenlijk artikel 7, lid 7.2.2, aanhef en onder b, van de planregels thans geen bespreking.
8. De erven betogen dat het plan en het bij het plan gevoegde beeldkwaliteitsplan in strijd zijn met het beleid van de raad zoals neergelegd in het op 23 december 2010 door de raad vastgestelde "Masterplan Veghel-Centrum 2030, raamwerk voor ruimtelijke kwaliteit" (hierna: "het Masterplan") waarin staat dat bij de herontwikkeling van de locatie Bernhoven onder meer aansluiting moet worden gezocht bij de bestaande vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen aan de Burgemeester de Kuijperlaan. Hiertoe voeren zij aan dat ten onrechte niet wordt aangesloten bij de bebouwingsdichtheid, de voorgevelrooilijn en de goot- en bouwhoogte van de bestaande bebouwing aan de Burgemeester de Kuijperlaan. Daarnaast betogen zij dat de toetsing aan het beeldkwaliteitsplan onvoldoende is verzekerd, nu de raad het beeldkwaliteitsplan niet heeft vastgesteld als welstandsnota.
8.1. Aan de gronden grenzend aan de Burgemeester de Kuijperlaan zijn in het plan de bestemming "Wonen" en de aanduidingen "vrijstaand" en "twee-aaneen" toegekend. Aan de eerste 3,5 meter vanaf de Burgemeester de Kuijperlaan is de functieaanduiding "tuin" toegekend.
Ingevolge artikel 6, lid 6.2.2, onder a, aanhef en sub b, van de planregels geldt dat binnen de bestemming "Wonen" ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" uitsluitend vrijstaande woningen mogen worden gebouwd en ter plaatse van de aanduiding "twee-aaneen" uitsluitend twee aaneen gebouwde woningen.
Ingevolge artikel 6, lid 6.2.2, onder a, aanhef en sub g, geldt als hoogte van het hoofdgebouw de als maximale goot- en bouwhoogte opgenomen maten.
Ingevolge artikel 6, lid 6.2.2, onder a, aanhef en sub h, dient ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aan beide zijden minimaal 3 meter te bedragen.
Ingevolge artikel 6, lid 6.2.2, onder a, aanhef en sub i, dient ter plaatse van de aanduiding "twee-aaneen" de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aan één zijde minimaal 3 meter te bedragen.
De maximale goot- en bouwhoogte bedraagt voor de gronden grenzend aan de Burgemeester de Kuijperlaan 7 meter onderscheidenlijk 12 meter.
8.2. Wat betreft het betoog van de erven dat het bij de plantoelichting als bijlage gevoegde beeldkwaliteitsplan in strijd is met het Masterplan, overweegt de Afdeling dat aan de plantoelichting en de bij de plantoelichting gevoegde bijlagen geen juridisch bindende betekenis toekomt. Gelet hierop staat het bij de plantoelichting gevoegde beeldkwaliteitsplan thans niet ter beoordeling en kan de door de erven betoogde strijdigheid tussen het Masterplan en het beeldkwaliteitsplan, wat daar ook van zij, niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
8.3. Ten aanzien van het betoog van de erven dat in de planregels en op de planverbeelding ten onrechte niet wordt aangesloten bij de bebouwingsdichtheid van de bestaande bebouwing aan de Burgemeester de Kuijperlaan, overweegt de Afdeling als volgt. Het Masterplan geeft een omschrijving van de stedenbouwkundig na te streven sferen in het plangebied. In het Masterplan is het wensbeeld opgenomen dat bij de herontwikkeling van de locatie Bernhoven onder meer wordt aangesloten bij de bestaande vrijstaande bebouwing en tweekappers aan de Burgemeester de Kuijperlaan. In het thans bestreden plan zijn hiertoe aan de gronden grenzend aan de Burgemeester de Kuijperlaan de aanduidingen "vrijstaand" en "twee-aaneen" toegekend. Dat op grond van het wensbeeld bij de herontwikkeling van de locatie Bernhoven tevens moet worden aangesloten bij de bebouwingsdichtheid van de bestaande bebouwing aan de Burgemeester de Kuijperlaan, staat niet in het Masterplan. Tevens overweegt de Afdeling dat de bebouwingsdichtheid in het thans bestreden plan mede is gereguleerd door middel van het in de planregels bepalen van de minimale afstand tussen de zijdelingse perceelsgrenzen.
8.4. Verder is in het Masterplan het wensbeeld opgenomen dat langs de Burgemeester de Kuijperlaan sprake is van een verspringende rooilijn. De Afdeling ziet gelet hierop geen aanleiding voor het oordeel dat de omstandigheid dat in het thans bestreden plan niet wordt aangesloten bij de bestaande voorgevelrooilijn langs de Burgemeester de Kuijperlaan in strijd is met het Masterplan. Hierbij neemt de Afdeling tevens in aanmerking dat in het Masterplan staat dat de Burgemeester de Kuijperlaan wordt gekenmerkt door een groene laan met laanbeplanting, bij voorkeur opgenomen in een smalle groenstrook, alsmede door vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen met tuinen. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat in het thans bestreden plan hierbij aansluiting is gezocht door aan de eerste 3,5 meter vanaf de Burgemeester de Kuijperlaan de functieaanduiding "tuin" toe te kennen.
8.5. Ten aanzien van de bouwhoogte van de nieuwe bebouwing op de gronden grenzend aan de Burgemeester de Kuijperlaan, is in het Masterplan het wensbeeld opgenomen dat de bouwhoogte minimaal één bouwlaag met een kap betreft en maximaal twee bouwlagen met een kap. Het standpunt van de raad dat in het thans bestreden plan bij dit wensbeeld aansluiting is gezocht, omdat bij een maximale goothoogte van 7 meter een derde bouwlaag altijd gedeeltelijk onder de kap zal worden gerealiseerd waardoor optisch gezien sprake zal zijn van woningen met twee bouwlagen en een kap, acht de Afdeling niet onredelijk. Verder heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een maximale goot- en bouwhoogte van 7 meter onderscheidenlijk 12 meter, niet onevenredig groot is in vergelijking met de maximale goot- en bouwhoogte van 6,5 meter onderscheidenlijk 10 meter van de bestaande bebouwing aan de Burgemeester de Kuijperlaan.
8.6. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd is met de stedenbouwkundige uitgangspunten die voor de herontwikkeling van de locatie Bernhoven zijn geformuleerd in het Masterplan. Het beroep van de erven geeft tevens geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de vaststelling van het plan niet aan het Masterplan heeft kunnen vasthouden.
8.7. Gelet op het vorenstaande hebben de erven tevens niet aannemelijk gemaakt dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het thans bestreden plan voldoende waarborgt dat aan de stedenbouwkundige uitgangspunten zoals neergelegd in het beeldkwaliteitsplan wordt voldaan.
8.8. De betogen falen.
9. De erven betogen dat artikel 6, lid 6.2.2, onder b, aanhef en sub a, strijdig is met artikel 6, lid 6.2.3, onder a, aanhef en sub b, van de planregels, omdat uit de eerstgenoemde bepaling volgt dat geen bouwwerken voor de voorste bouwvlakgrens mogen worden opgericht, terwijl de laatstgenoemde bepaling dat wel toestaat.
9.1. Ingevolge artikel 6, lid 6.2.2, onder b, aanhef en sub a, van de planregels geldt, voor zover hier van belang, dat bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand tot de denkbeeldig doorgetrokken voorste bouwvlakgrens aan de zijde waar een oprit voor een auto is gelegen minimaal 5 meter bedraagt; daar waar geen oprit is gelegen dient de minimale afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de denkbeeldig doorgetrokken voorste bouwvlakgrens 3 meter te bedragen.
Ingevolge artikel 6, lid 6.2.3, onder a, aanhef en sub b, geldt, voor zover hier van belang, voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "tuin" dat de voorgevel van een bijbehorend bouwwerk alsmede een carport bij vrijstaande en twee of meer aaneengebouwde woningen de denkbeeldig doorgetrokken voorste bouwvlakgrens onder voorwaarden met maximaal 3 meter mag overschrijden.
9.2. In het verweerschrift heeft de raad te kennen gegeven dat het niet de bedoeling was dat in de planregels is mogelijk gemaakt dat op de gronden met de functieaanduiding "tuin" bijbehorende bouwwerken kunnen worden gebouwd die de voorste bouwvlakgrens overschrijden. Gelet hierop stelt de raad dat artikel 6, lid 6.2.3, onder a, aanhef en sub b, van de planregels ten onrechte is vastgesteld. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft dit onderdeel niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
Het betoog slaagt.
10. De erven betogen tot slot dat de raad ter plaatse van de Burgemeester de Kuijperlaan de functieaanduiding "parkeerterrein uitgesloten" had moeten toekennen, zoals in het plan ook aan enkele andere gronden is toegekend. Hiertoe voeren zij aan dat de Burgemeester de Kuijperlaan te smal is om ter plaatse parkeervoorzieningen toe te staan.
10.1. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat in de Burgemeester de Kuijperlaan mogelijkheden zijn om parkeerplaatsen te realiseren. Hetgeen de erven hebben aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op dit standpunt heeft gesteld. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het realiseren van parkeerplaatsen ter plaatse van de Burgemeester de Kuijperlaan in het plan had moeten worden uitgesloten.
Het betoog faalt.
11. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen. De raad dient daartoe:
- met inachtneming van overweging 6.1 in de planregels te bepalen welke bouwregels voorrang hebben ten aanzien van gronden waaraan zowel de aanduiding "bouwvlak" als de functieaanduiding "erf" is toegekend, dan wel het besluit wat betreft de toegekende aanduidingen aan de gronden nabij de Burgemeester de Kuijperlaan te wijzigen;
- met inachtneming van overweging 7.2 het besluit te wijzigen voor zover het betreft artikel 6, lid 6.2.1, onder b, en artikel 7, lid 7.2.1, onder b, van de planregels;
- met inachtneming van overweging 9.2 de planregeling wat betreft het bouwen van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "tuin" te wijzigen;
- de Afdeling de uitkomst mede te delen en het besluit tot wijziging op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.
Afdeling 3.4 van de Awb behoeft bij de voorbereiding van het te wijzigen besluit niet opnieuw te worden toegepast.
12. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Veghel op om binnen 26 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
1. met inachtneming van overweging 11 de daar omschreven gebreken te herstellen en;
2. de Afdeling de uitkomst mede te delen en het besluit tot wijziging op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Postma
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2014
539-810.