ECLI:NL:RVS:2014:3595

Raad van State

Datum uitspraak
23 september 2014
Publicatiedatum
1 oktober 2014
Zaaknummer
201406460/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • L.A. van Heusden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Wegelaar 7

Op 10 juli 2014 heeft de raad van de gemeente Wijchen het bestemmingsplan "Wegelaar 7" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers, gevestigd in Balgoij, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 8 september 2014 ter zitting behandeld. Verzoekers stelden dat het plan in strijd is met het gemeentelijke beleid en dat het leidt tot een aantasting van hun bedrijfsvoering, met name door een toename van de uitval van zuigende biggen. Ze onderbouwden hun verzoek met cijfers en een verklaring van een dierenarts. Tijdens de zitting trokken verzoekers hun betoog over het spoedeisend belang in verband met een geweigerde omgevingsvergunning in, maar stelden dat de uitval van biggen wel degelijk verband houdt met het bestemmingsplan. De voorzitter oordeelde echter dat de overgelegde cijfers niet voldoende bewijs leveren voor een causaal verband tussen het plan en de uitval van biggen. Ook de verklaring van de dierenarts werd als te algemeen beschouwd. De raad had bovendien aangetoond dat er eerder een vergunning was verleend die ook invloed kon hebben op de uitval. Gezien het ontbreken van andere argumenten voor een spoedeisend belang, werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzitter besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201406460/2/R2.
Datum uitspraak: 23 september 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster A] en [verzoeker B], gevestigd onderscheidenlijk wonend te Balgoij, gemeente Wijchen,
en
de raad van de gemeente Wijchen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 10 juli 2014, kenmerk 14RZ017, heeft de raad het bestemmingsplan "Wegelaar 7" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] beroep ingesteld.
[verzoekers] hebben tevens de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoekers] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [belanghebbende A] en [belanghebbende B] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 september 2014, waar [verzoekers], bijgestaan door mr. P.J.G. Goumans, advocaat te Helmond, en de raad, vertegenwoordigd door mr. Y. Sieuwerts, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende A], bijgestaan door mr. A.H.E. van de Klift, advocaat te Nijmegen, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Met het plan wordt een bedrijfswoning bestemd als plattelandswoning in de zin van artikel 1.1a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
3. [verzoekers] kunnen zich niet verenigen met de vaststelling van het plan. Hiertoe voeren zij onder meer aan dat in strijd met het gemeentelijke beleid in het plangebied geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en dat het plan leidt tot een aantasting van de bedrijfsvoering op hun perceel. Zij stellen dat met het verzoek om voorlopige voorziening een spoedeisend belang is gemoeid aangezien de bewoning op het perceel [locatie] tot een toename in de uitval van zuigende biggen leidt. Ter onderbouwing van deze stelling hebben zij onder meer cijfers overgelegd van de uitval van zuigende biggen over de jaren 2007 tot en met augustus 2014 en een verklaring van dierenarts W.A. Buijsse van Diergeneeskundigcentrum De Overlaet.
4. Ter zitting hebben [verzoekers] hun betoog dat een spoedeisend belang bestaat bij het treffen van een voorlopige voorziening omdat zij beroep hebben ingesteld tegen een aan hen geweigerde omgevingsvergunning ingetrokken. Voor de beoordeling van het spoedeisend belang resteert het gestelde omtrent de uitval van zuigende biggen. Naar het oordeel van de voorzitter kan uit de overgelegde cijfers evenwel niet zonder meer worden afgeleid dat een verband bestaat tussen het plan en de uitval van zuigende biggen. De korte en algemene verklaring van de dierenarts leidt niet tot een andere conclusie. Te meer nu hierin ook andere mogelijke oorzaken zijn genoemd voor de uitval van zuigende biggen op het bedrijf, namelijk hokinrichting en stalklimaat. Voorts heeft de raad ter zitting onweersproken gesteld dat onder meer in 2012 een vergunning is verleend voor wijziging van de inrichting, hetgeen ook van invloed kan zijn op de uitval van zuigende biggen. Dit betekent dat, nu ook niet is gebleken van andere argumenten voor het aannemen van een spoedeisend belang, met het verzoek om voorlopige voorziening geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
5. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.A. van Heusden, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Van Heusden
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2014
647.