ECLI:NL:RVS:2014:3613

Raad van State

Datum uitspraak
8 oktober 2014
Publicatiedatum
8 oktober 2014
Zaaknummer
201309157/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • M.A.A. Mondt-Schouten
  • R.J.J.M. Pans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Krimpenerwaard College' en beroep tegen wijziging door de gemeente Krimpen aan den IJssel

Op 8 oktober 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'Krimpenerwaard College', dat op 18 juli 2013 door de raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel was gewijzigd vastgesteld. Appellanten, bestaande uit bewoners van Krimpen aan den IJssel en de Vereniging van eigenaars van 20 appartementen, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. De appellanten voerden aan dat de wijziging van het bestemmingsplan hen benadeelt, met name door verminderd uitzicht en waardevermindering van hun woningen. De raad van de gemeente heeft in een verweerschrift aangegeven dat de verplaatsing van het bouwvlak in het plan verwaarloosbaar is en dat er geen recht op blijvend vrij uitzicht bestaat. De Afdeling heeft de zaak op 18 juli 2014 ter zitting behandeld, waarbij de appellanten en de raad vertegenwoordigd waren.

De Afdeling heeft overwogen dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat de Afdeling deze beslissingen terughoudend toetst. De appellanten hebben hun beroep ingetrokken voor een deel van de bezwaren, maar het beroep tegen de verplaatsing van het bouwvlak is ongegrond verklaard. De Afdeling concludeert dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot de wijziging van het bestemmingsplan en dat de belangen van de appellanten niet zwaarder wegen dan de belangen van de gemeente bij de realisatie van het plan.

Wat betreft het beroep van de vereniging, dat gericht was tegen de ontsluiting van het Krimpenerwaard College, heeft de Afdeling geconstateerd dat de raad niet voldoende gemotiveerd heeft waarom de verkeerssituatie aanvaardbaar is. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen 20 weken de gebreken in het besluit te herstellen en de uitkomst aan de betrokken partijen te communiceren. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij de vaststelling van bestemmingsplannen en de noodzaak van een deugdelijke motivering van besluiten.

Uitspraak

201309157/1/R4.
Datum uitspraak: 8 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], allen wonend te Krimpen aan den IJssel,
2. De vereniging Vereniging van eigenaars van de 20 appartementen [locaties], (hierna: de vereniging), gevestigd te Krimpen aan den IJssel,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Krimpenerwaard College" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] en de vereniging beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten sub 1] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juli 2014, waar [appellanten sub 1], in de persoon van [drie appellanten], de vereniging, vertegenwoordigd door J.L. Matze, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S. Lamkadmi en mr. P. Al, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
Het bestemmingsplan
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die hij uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Het plan maakt de bouw mogelijk van een nieuwbouwcomplex voor het Krimpenerwaard College, bestaand uit onder meer een schoolgebouw met buitenruimte, gymzalen/sporthal, clubgebouw/kantine en drie (kunstgras)sportvelden. Het plangebied ligt in het centrum van de bebouwde kom van Krimpen aan den IJssel, tussen de Driekamp, de Groenendaal, de Vijfkamp en de Nieuwe Tiendweg.
Het beroep van [appellanten sub 1]
4. Ter zitting hebben [appellanten sub 1] hun beroep ingetrokken, voor zover het betrekking had op de mogelijkheid om binnen de bestemming "Maatschappelijk" buiten het bouwvlak een amfitheater op te richten.
5. Het beroep van [appellanten sub 1], allen woonachtig aan de [locatie] te Krimpen aan den IJssel, richt zich tegen de verplaatsing ten opzichte van de ligging in het ontwerpplan van het bouwvlak binnen het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk", waarbinnen de school kan worden gebouwd. [appellanten sub 1] betogen dat deze verplaatsing leidt tot verminderd uitzicht, verminderd woongenot en dientengevolge waardevermindering van hun woningen.
5.1. De raad acht de opschuiving van 4 m in het vastgestelde plan, ten opzichte van het ontwerpplan, van het bouwvlak in de richting van de woningen van [appellanten sub 1], afgezet tegen de totale afstand van het bouwvlak van de school tot de woningen van ongeveer 66 m, stedenbouwkundig gezien verwaarloosbaar. De raad stelt voorts dat voor zover sprake is van voor vergoeding in aanmerking komende planschade, hierin wordt voorzien door artikel 6.1 van de Wro.
5.2. Aan de gronden waarop het scholencomplex is voorzien, is blijkens de verbeelding de bestemming "Maatschappelijk" toegekend. Voorts is volgens de verbeelding aan het gedeelte waarop het schoolgebouw kan worden gerealiseerd een bouwvlak toegekend. Voorts is op de verbeelding ter plaatse van een gedeelte van dit bouwvlak de aanduiding "maximale bouwhoogte 14 meter" toegekend. Voor het overige is binnen het bouwvlak de aanduiding "maximale bouwhoogte 16 meter" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a, van de planregels, zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, zoals bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen, sportvoorzieningen, verenigingsleven en voorzieningen ten behoeve van levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden als ook ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen.
Ingevolge lid 4.2.1 mogen binnen deze bestemming gebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
c. de totale oppervlakte van gebouwen bedraagt per bouwperceel ten hoogste 100% van het bouwvlak.
5.3. Voor zover [appellanten sub 1] betogen dat het plan zal leiden tot verminderd uitzicht, stelt de Afdeling voorop dat geen recht op blijvend vrij uitzicht bestaat. De Afdeling stelt vast dat het bouwvlak in het ontwerpplan op ongeveer 70 meter afstand was gesitueerd van de woningen van [appellanten sub 1]. Thans is dit bouwvlak ongeveer 4 meter in de richting van de woningen opgeschoven zodat de totale afstand nu ongeveer 66 meter bedraagt. De maximale bouwhoogte aan de zijde van het schoolgebouw waar [appellanten sub 1] vanuit hun woningen zicht op hebben bedraagt voorts 14 meter. Gelet op deze bouwhoogte, de afstand tussen het bouwvlak en de woningen van [appellanten sub 1] en de geringe verschuiving van het bouwvlak, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de verandering van uitzicht zodanig ernstig is dat de raad hieraan een doorslaggevende betekenis had moeten toekennen. Het betoog faalt.
6. Wat de eventuele nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van [appellanten sub 1] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
7. Het beroep van [appellanten sub 1] is ongegrond.
Het beroep van de vereniging
8. Het beroep van de vereniging is gericht tegen de in het plan voorziene ontsluiting van het Krimpenerwaard College. De erftoegangsweg naar het appartementencomplex van de leden vormt onderdeel van deze ontsluiting. Dit leidt volgens de vereniging tot veiligheidsproblemen voor haar leden, verminderd wooncomfort en parkeeroverlast door bezoekers van het Krimpenerwaard College en de nabij gelegen sporthal. Voorts zal de voorziene ontsluiting leiden tot overlast door schooljeugd. Het voorstel van de raad om in de voorziene ontsluitingsweg een beweegbaar object of bussluis aan te leggen biedt op dit punt geen oplossing, omdat dit volgens haar een gemakkelijk te passeren doorgang vormt voor fietsers en voetgangers. De vereniging pleit voor een volledige scheiding van functies tussen de scholengemeenschap en de appartementen, bijvoorbeeld door plaatsing van een hek. De vereniging stelt ten slotte dat de raad ten onrechte niet heeft gekozen voor een ontsluiting van het Krimpenerwaard College naar de Driekamp.
8.1. De raad wijst erop dat de wijze van afsluiting van de doorgaande weg de feitelijke inrichting van het gebied betreft. De raad stelt voorts dat enig verkeer van en naar de school bestaande uit langzaam verkeer en toeleveringsverkeer normaal is en dat dit geduld dient te worden. Het overige verkeer van en naar de school wordt volgens de raad afgewikkeld via een afzonderlijke toegangsweg, die is voorzien op ruime afstand van de woningen van de leden van de vereniging. Ook het parkeren wordt volgens de raad op ruime afstand van de woningen opgelost. De raad acht het bovendien vanuit maatschappelijk oogpunt ongewenst om van het schoolgebied een afgesloten gebied te maken.
8.2. Blijkens de verbeelding is aan de gronden waar de voorziene ontsluiting binnen het plangebied is gesitueerd de bestemming "Maatschappelijk" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, onder b, van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden onder meer bestemd voor bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, verkeers- en parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, water en toegangswegen.
8.3. Ten aanzien van de door de vereniging gestelde onveilige situaties en overlast door verkeersstromen van fietsers, voetgangers en motorvoertuigen overweegt de Afdeling het volgende.
In de mobiliteitstoets is ingegaan op de verkeersafwikkeling die het plan met zich brengt, waaronder de afwikkeling van langzaam verkeer. Vermeld is dat een nieuwe fietsverbinding zal worden gerealiseerd tussen het terrein van de school en de Nieuwe Tiendweg, ter hoogte van de aansluiting van de Landszoom. Deze verbinding wordt in het plan mogelijk gemaakt. Het fietsverkeer kan hierdoor direct en conflictvrij het Krimpenerwaard College bereiken. Als gevolg van deze fietsverbinding zal het gebruik van de voetgangersbrug ter hoogte van de appartementsblokken, waar de leden van de vereniging wonen, afnemen, volgens de mobiliteitstoets. Ook is tijdens locatieonderzoek geconstateerd dat de fietsstroom vanuit zuidelijke en zuidwestelijke richting, vanaf de Nieuwe Tiendweg en Vuurdoornlaan, zeer beperkt is. Voorts zal volgens de mobiliteitstoets naar verwachting het aantal conflicten tussen fietsers en voetgangers op de erftoegangsweg van de appartementen beperkt zijn, daar het aantal voetgangers dat gebruik maakt van deze voorziening zeer beperkt is en fietsstromen verdeeld over de dag voornamelijk in dezelfde richting gaan. De vereniging heeft niet aannemelijk gemaakt dat de conclusies in de mobiliteitstoets op dit punt onjuist zijn. De Afdeling ziet gelet op het voorgaande in hetgeen de vereniging heeft aangevoerd geen aanleiding voor de verwachting dat het plan zal leiden tot een onevenredige toename van het langzaam verkeer in de nabijheid van de woningen van de leden van de vereniging. De raad heeft dan ook in redelijkheid kunnen afzien van het opnemen van een voorziening in het plan die langzaam verkeer tussen het plangebied en de ontsluiting in zuidwestelijke richting in de nabijheid van de woningen van de leden van de vereniging onmogelijk maakt.
Wat betreft de door de vereniging gevreesde overlast door autoverkeer en de gevolgen voor de parkeersituatie ter plaatse overweegt de Afdeling het volgende. In de mobiliteitstoets is bij de berekening van autoverkeer ervan uitgegaan dat de zuidelijke toegang van de nieuwe erftoegangsweg langs het Krimpenerwaard College alleen toegankelijk zal zijn voor vrachtverkeer en hulpdiensten. Ook in de plantoelichting is vermeld dat de zuidelijke toegang niet wordt belast met ander gemotoriseerd verkeer als gevolg van de nieuwe ontwikkeling. De Afdeling stelt echter vast dat een dergelijke beperking niet in het plan is opgenomen. Uitgaande van de maximale planologische mogelijkheden is het op grond van de planologische regeling inzake de bestemming "Maatschappelijk" mogelijk een toegangsweg zonder verkeerssluis of beweegbaar object te realiseren, zodat ook autoverkeer tussen het plangebied en de ontsluiting naar de Groenendaal in zuidwestelijke richting, langs het appartementsgebouw van de leden van de vereniging, mogelijk is. Deze situatie is in de mobiliteitstoets niet onderzocht. Ter zitting is namens de raad betoogd dat de afsluiting is bedoeld om de uitrit richting het appartementencomplex verkeersluw te houden, met name ten behoeve van de bewoners van het appartementencomplex, maar dat ook zonder het realiseren van de afsluiting voldaan wordt aan de maximaal wenselijke intensiteit op grond van CROW-normen voor motorvoertuigen en dat om die reden nog steeds sprake zal zijn van een aanvaardbare situatie. De Afdeling constateert echter dat deze stelling niet steunt op enige berekening in de mobiliteitstoets en evenmin anderszins is onderbouwd, terwijl zij door de vereniging uitdrukkelijk is bestreden. Gelet hierop berust het besluit van de raad in zoverre, in strijd met artikel 3:46 van de Awb, niet op een deugdelijke motivering. Omdat, zoals blijkt uit de mobiliteitstoets, ook de beoordeling van de parkeersituatie is gebaseerd op de aanname dat autoverkeer tussen het plangebied en de zuidwestelijke ontsluiting naar de Groenendaal niet mogelijk is, geldt ook ten aanzien van de gevolgen van de in het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen voor de parkeersituatie ter plaatse dat het bestreden besluit niet voldoende draagkrachtig is gemotiveerd. Het betoog slaagt.
Bestuurlijke lus
9. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb, op te dragen de gebreken in het bestreden besluit binnen de hierna te noemen termijn te herstellen. De raad dient daartoe, met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 8.3 is overwogen, te motiveren dat de in het plan vastgelegde regeling niet tot onaanvaardbare gevolgen leidt voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse, dan wel de in het plan vastgelegde regeling te wijzigen.
10. Hetgeen voor het overige is aangevoerd, behoeft gezien het voorgaande geen bespreking.
11. Bij de voorbereiding van een eventueel nieuw besluit behoeft afdeling 3.4 van de Awb niet te worden toegepast. De raad dient een eventueel nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.
Proceskosten
12. Ten aanzien van [appellanten sub 1] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Ten aanzien van de vereniging zal in de einduitspraak beslist worden over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellanten sub 1] ongegrond;
II. draagt de raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel naar aanleiding van het beroep van de vereniging Vereniging van eigenaars van de 20 appartementen [locaties] op om binnen 20 weken na verzending van deze uitspraak:
a. met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 9 de daar omschreven gebreken te herstellen en;
b. de Afdeling en de andere partij de uitkomst mede te delen en het eventuele nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Oudenaarden, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Oudenaarden
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2014
568-817.