201400603/1/A1.
Datum uitspraak: 8 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, wonend te Utrecht,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 18 december 2013 in zaak nr. 13/4411 in het geding tussen:
[appellant] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 29 augustus 2013 heeft het college aan SSH Utrecht omgevingsvergunning verleend voor het herbouwen van prefab spaceboxen met een tijdelijkheid van maximaal negen jaar en het kappen van 22 bomen op het perceel Archimedeslaan 16 te Utrecht.
Bij besluit van 20 november 2013 heeft het college het besluit van 29 augustus 2013 gewijzigd.
Bij uitspraak van 18 december 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen tegen het besluit van 29 augustus 2013 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard, het door [appellant] en anderen tegen het besluit van 20 november 2013 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld, voor zover de rechtbank het besluit van 20 november 2013 heeft vernietigd.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van op 22 juli 2014.
Overwegingen
1. De Afdeling overweegt ambtshalve als volgt.
2. Het college heeft bij besluit van 8 september 2014 op verzoek van SSH Utrecht besloten om de bij besluit van 20 november 2013 verleende omgevingsvergunning in te trekken. SSH Utrecht heeft bij brief van 12 september 2014 medegedeeld dat de aanvraag om omgevingsvergunning is ingetrokken. Bij brief van 15 september 2014 hebben [appellant] en anderen hierop gereageerd, waarbij zij hebben aangegeven dat zij een inhoudelijk oordeel wensen over de thans gevolgde procedure.
Gelet op de intrekking van de aanvraag om omgevingsvergunning hebben [appellant] en anderen bereikt hetgeen zij met het instellen van hoger beroep hebben beoogd te bereiken. Aan de door [appellant] en anderen gestelde omstandigheid dat zij uit krantenpublicaties menen te kunnen afleiden dat SSH Utrecht voornemens is om een gewijzigde nieuwe aanvraag in te dienen, kunnen zij geen belang ontlenen, reeds nu een zodanige aanvraag niet is ingediend. Daarbij wordt bovendien in aanmerking genomen dat de rechtskracht van het oordeel van de rechtbank in de aangevallen uitspraak over de hier gevolgde procedure is beperkt tot het onderhavige geschil en geen gevolgen heeft voor een eventuele nieuwe aanvraag.
Belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep kan niettemin bestaan indien wordt gesteld dat schade is geleden ten gevolge van de bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat deze schade daadwerkelijk is geleden als gevolg van het bestreden besluit. Reeds omdat [appellant] en anderen niet hebben gesteld dat zij schade hebben geleden als gevolg van het besluit van 20 november 2013, hebben zij geen belang meer bij de inhoudelijke beoordeling van hun hoger beroep en dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Dorst
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2014
357-712.