ECLI:NL:RVS:2014:363

Raad van State

Datum uitspraak
5 februari 2014
Publicatiedatum
5 februari 2014
Zaaknummer
201308363/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • Z. Huszar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Soesterberg vastgesteld door de raad van de gemeente Soest

Op 4 juli 2013 heeft de raad van de gemeente Soest het bestemmingsplan "Soesterberg" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te Soesterberg, beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en belanghebbenden hebben schriftelijke uiteenzettingen gegeven. De zaak is ter zitting behandeld op 8 januari 2014, waar de appellant, bijgestaan door P.G. Klandermans, en de raad, vertegenwoordigd door R.J.A. Mooij, aanwezig waren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld.

De Afdeling overweegt dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat deze beslissing terughoudend wordt getoetst. De appellant betoogt dat zijn woon- en leefklimaat onaanvaardbaar wordt aangetast door de nieuwe woning die in het bestemmingsplan is opgenomen. Hij wijst op vermindering van privacy en uitzicht, en vreest voor slagschaduw in zijn tuin.

De Afdeling stelt vast dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de privacy van de appellant niet in onaanvaardbare mate wordt aangetast. De afstand tussen de percelen is voldoende om te concluderen dat de gevolgen voor het woon- en leefklimaat van de appellant acceptabel zijn. De Afdeling verklaart het beroep van de appellant ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201308363/1/R6.
Datum uitspraak: 5 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Soesterberg, gemeente Soest,
en
de raad van de gemeente Soest,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Soesterberg" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [belanghebbende A] en [belanghebbende B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [belanghebbende]) een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 januari 2014, waar [appellant], bijgestaan door P.G. Klandermans, en de raad, vertegenwoordigd door R.J.A. Mooij, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende] ter zitting als partij gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet op het plandeel met de bestemming "Wonen", gelegen tussen de percelen [locatie 1] en [locatie 2], voor [belanghebbende] in een bouwvlak voor de bouw van een woning.
3. [appellant], eigenaar van het perceel [locatie 1], voert aan dat de raad hem ten onrechte niet heeft geïnformeerd over de gewijzigde vaststelling van het plan.
3.1. De Afdeling stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten ter zake van de kennisgeving van de terinzagelegging. In de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), noch in enig ander wettelijk voorschrift valt een bepaling aan te wijzen op grond waarvan de raad in een geval als hier aan de orde verplicht is eventuele belanghebbenden persoonlijk in kennis te stellen van de gewijzigde vaststelling van een bestemmingsplan. Bovendien heeft [appellant] beroep ingesteld tegen de gewijzigde vaststelling van het plan en valt derhalve niet in te zien op welke wijze [appellant] door het niet persoonlijk in kennis stellen door de raad benadeeld zou zijn.
4. [appellant] betoogt dat zijn woon- en leefklimaat, in de vorm van vermindering van privacy en uitzicht, als gevolg van het plan onaanvaardbaar wordt aangetast. Ter zitting heeft [appellant] nog gewezen op de vrees voor van de voorziene woning afkomstige slagschaduw in zijn tuin.
4.1. Aan de gronden gelegen tussen de percelen [locatie 1] en [locatie 2] is de bestemming "Wonen" toegekend, waarbij de gronden zijn voorzien van een bouwvlak.
Ingevolge artikel 21, lid 21.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor wonen.
Ingevolge lid 21.2.1, onder a, mogen hoofdgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
4.2. De Afdeling overweegt dat de afstand tussen het perceel van [appellant] en het perceel in kwestie ongeveer 4 m bedraagt en de afstand tussen het bouwvlak waar de woning van [appellant] staat en het bouwvlak in kwestie ongeveer 10 m is. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de privacy van [appellant] niet in onaanvaardbare mate wordt aangetast. Wat betreft het uitzicht overweegt de Afdeling dat geen recht op een vrij uitzicht bestaat. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn uitzicht dusdanig zal worden beperkt dat de raad het plan om die reden niet heeft mogen vaststellen. Voorts heeft [belanghebbende] ter zitting onweersproken gesteld dat [appellant], gelet op de ligging van de woning van [appellant], van de voorziene woning nauwelijks slagschaduw zal ondervinden.
De Afdeling ziet in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant] tot gevolg heeft.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Huszar
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2014
533-668.