ECLI:NL:RVS:2014:3650

Raad van State

Datum uitspraak
8 oktober 2014
Publicatiedatum
8 oktober 2014
Zaaknummer
201402563/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • N.S.J. Koeman
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om nadeelcompensatie door college van burgemeester en wethouders van Velsen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 14 februari 2014 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep is ingesteld tegen de afwijzing van een verzoek om nadeelcompensatie door het college van burgemeester en wethouders van Velsen, dat op 12 november 2012 werd genomen. Het college had het verzoek van [appellante] om schadevergoeding afgewezen, en dit besluit werd later door de rechtbank bevestigd.

De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding in het kader van de Nadeelcompensatieverordening Oude Pontweg, die op 25 januari 2007 door de gemeenteraad van Velsen is vastgesteld. [appellante] stelde dat zij schade had geleden door de herinrichting van het woonwagencentrum aan de Oude Pontweg en vroeg om een aanvullende vergoeding van € 12.500,00, omdat in een vergelijkbaar geval een dergelijke vergoeding was toegekend. Het college van Velsen wees dit verzoek af, met als argument dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet opging, omdat de omstandigheden in het andere geval wezenlijk anders waren.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 17 september 2014 behandeld. Tijdens de zitting waren zowel [appellante] als vertegenwoordigers van het college aanwezig. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalde, en dat de Afdeling niet bevoegd was om te oordelen over de privaatrechtelijke aspecten van de zaak. De rechtbank had geen grond gevonden voor het oordeel dat [appellante] recht had op nadeelcompensatie.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat daarvoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd openbaar gedaan op 8 oktober 2014.

Uitspraak

201402563/1/A2.
Datum uitspraak: 8 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Velsen-Zuid, gemeente Velsen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 14 februari 2014 in zaak nr. 13/3326 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Velsen.
Procesverloop
Bij besluit van 12 november 2012 heeft het college een verzoek van [appellante] om nadeelcompensatie afgewezen.
Bij besluit van 4 juni 2013 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 februari 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met zaak nr. 201402566/1/A2 en zaak nr. 201402589/1/A2 ter zitting behandeld op 17 september 2014, waar [appellante], in persoon en bijgestaan door mr. B. Wernik, advocaat te Haarlem, en het college, vertegenwoordigd door L. Heinsman en W. Dooijes, beiden werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij besluit van 25 januari 2007 heeft de raad van de gemeente Velsen de Nadeelcompensatieverordening Oude Pontweg (hierna: de verordening) vastgesteld.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de verordening kent het college, op verzoek van degene die schade lijdt als gevolg van de herinrichting van de woonwagenlocatie aan de Oude Pontweg door of namens de gemeente Velsen, een vergoeding naar billijkheid toe, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.
2. Bij brief, binnengekomen bij de gemeente op 25 mei 2012, heeft [appellante] het college verzocht om aanvullende vergoeding van schade, geleden als gevolg van de herinrichting van het woonwagencentrum aan de Oude Pontweg te Velsen-Zuid. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de schade bestaat uit de waarde van een garage die bij de herinrichting van het woonwagencentrum is gesloopt, dat zij daarvoor op basis van een met de gemeente gesloten vaststellingsovereenkomst van 26 juli 2010 een vergoeding van € 10.000,00 heeft ontvangen, dat in een vergelijkbaar geval een aanvullende vergoeding van € 12.500,00 is toegekend en dat zij op grond van het gelijkheidsbeginsel aanspraak op een aanvullende vergoeding van dezelfde omvang maakt.
3. Aan de afwijzing van het verzoek heeft het college ten grondslag gelegd dat, voor zover thans van belang, het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. Daartoe heeft het college uiteengezet dat in het andere geval aanvankelijk gelijkluidende afspraken als in het geval van [appellante] zijn gemaakt, maar dat de gemeente een deel van die afspraken in het andere geval niet kon nakomen en dat in verband daarmee een aanvullende vergoeding is uitgekeerd. Voor zover [appellante] zich op het standpunt heeft gesteld dat de gemeente ook in haar geval een deel van de in de vaststellingsovereenkomst vastgelegde afspraken niet is nagekomen en zij daardoor schade heeft geleden, betreft het schade in het kader van de privaatrechtelijke contractuele verhouding tussen [appellante] en de gemeente en daarmee geen nadeel dat krachtens de verordening voor compensatie in aanmerking komt, aldus het college.
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. Daartoe voert zij aan dat het college in het andere geval wegens het niet nakomen van gemaakte afspraken een aanvullende vergoeding heeft toegekend en dat in dit opzicht geen verschil met haar geval bestaat.
4.1. Uit de door [appellante] overgelegde brief van 25 januari 2012 valt af te leiden dat in het andere geval een overeenkomst is gesloten over het betalen van een schadevergoeding van € 12.500,00 in verband met het door de gemeente niet nakomen van contractuele verplichtingen. In het andere geval is niet krachtens de verordening nadeelcompensatie toegekend.
De Afdeling is niet bevoegd te oordelen over de gevolgen van het door [appellante] gestelde niet nakomen van de met haar gesloten vaststellingsovereenkomst. Voor zover [appellante] daartegen wenst op te komen, dient zij zich tot de burgerlijke rechter te wenden.
De rechtbank heeft terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het gelijkheidsbeginsel ertoe noopt dat aan [appellante] nadeelcompensatie wordt toegekend.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. N.S.J. Koeman en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.
w.g. Drupsteen w.g. Hazen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2014
452.