ECLI:NL:RVS:2014:3653

Raad van State

Datum uitspraak
8 oktober 2014
Publicatiedatum
8 oktober 2014
Zaaknummer
201402589/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • N.S.J. Koeman
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om nadeelcompensatie door college van burgemeester en wethouders van Velsen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant], de erfgenaam van [overledene], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Het college van burgemeester en wethouders van Velsen had op 12 november 2012 een verzoek van [overledene] om nadeelcompensatie afgewezen. Dit verzoek was gedaan naar aanleiding van schade die [overledene] had geleden door de herinrichting van het woonwagencentrum aan de Oude Pontweg te Velsen-Zuid. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] ongegrond, waarna de rechtbank op 14 februari 2014 het beroep van [appellant] tegen deze beslissing ook ongegrond verklaarde.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 17 september 2014 behandeld. Tijdens deze zitting was [appellant] aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat mr. B. Wernik, terwijl het college werd vertegenwoordigd door L. Heinsman en W. Dooijes. [Appellant] betoogde dat het college ten onrechte had overwogen dat er geen gelijke gevallen waren en dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalde. Hij verwees naar andere bewoners van het woonwagencentrum die wel nadeelcompensatie hadden ontvangen.

De rechtbank had echter overwogen dat de andere gevallen betrekking hadden op privaatrechtelijke vaststellingsovereenkomsten, waarbij compensatie was toegekend voor opstallen die cruciaal waren voor de voortgang van het project. De rechtbank concludeerde dat [appellant] niet had aangetoond dat in het geval van [overledene] een vergelijkbare noodzaak bestond voor de verwijdering van de tuininrichting. De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201402589/1/A2.
Datum uitspraak: 8 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Velsen-Zuid, gemeente Velsen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 14 februari 2014 in zaak nr. 13/3325 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Velsen.
Procesverloop
Bij besluit van 12 november 2012 heeft het college een verzoek van [overledene] om nadeelcompensatie afgewezen.
Bij besluit van 4 juni 2013 heeft het college het door [appellant], erfgenaam van [overledene], daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 februari 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met zaak nr. 201402563/1/A2 en zaak nr. 201402566/1/A2 ter zitting behandeld op 17 september 2014, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. B. Wernik, advocaat te Haarlem, en het college, vertegenwoordigd door L. Heinsman en W. Dooijes, beiden werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij besluit van 25 januari 2007 heeft de raad van de gemeente Velsen de Nadeelcompensatieverordening Oude Pontweg (hierna: de verordening) vastgesteld.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de verordening kent het college, op verzoek van degene die schade lijdt als gevolg van de herinrichting van de woonwagenlocatie aan de Oude Pontweg door of namens de gemeente Velsen, een vergoeding naar billijkheid toe, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.
2. Bij brief, binnengekomen bij de gemeente op 9 december 2010, heeft [overledene] het college verzocht om vergoeding van de schade, geleden als gevolg van de herinrichting van het woonwagencentrum aan de Oude Pontweg te Velsen-Zuid. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de schade bestaat uit de waarde van de tuininrichting die hij op zijn oude standplaats heeft achtergelaten. Voorts heeft hij aangevoerd dat vele andere bewoners van het woonwagencentrum een vergoeding voor de waarde van de betreffende tuininrichting hebben ontvangen.
3. Aan de afwijzing van het verzoek heeft het college ten grondslag gelegd dat, voor zover thans van belang, het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. In de door [overledene] bedoelde andere gevallen zijn, naar aanleiding van onderhandelingen over een totaaloplossing voor de betreffende verhuizingen en de tijdsdruk, privaatrechtelijke vaststellingsovereenkomsten gesloten, waarbij in sommige gevallen ook een geldbedrag voor de tuininrichting is toegekend. Volgens het college kan [overledene] aan het privaatrechtelijke onderhandelingsresultaat in deze gevallen geen recht op eenzelfde onderhandelingsresultaat ontlenen.
4. [appellant] is rechtsopvolger van [overledene]. Hij betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet is gebleken van gelijke gevallen en dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. Daartoe voert hij aan dat het college aan vier andere bewoners van het woonwagencentrum nadeelcompensatie heeft toegekend in verband met de voor de herinrichting van het woonwagencentrum problematische locatie van de betreffende tuininrichting en dat er in dat opzicht geen verschil met de situatie van [overledene] was.
4.1. De rechtbank heeft overwogen dat het college het standpunt heeft ingenomen dat de door [appellant] bedoelde vier gevallen betrekking hebben op vaststellingsovereenkomsten, waarbij een geldbedrag is toegekend voor opstallen die op een zodanig cruciale plek stonden, dat verwijdering noodzakelijk was voor de aanleg van nieuwe standplaatsen en de voortgang van het project. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat het college het standpunt heeft ingenomen dat [appellant] aan het privaatrechtelijke onderhandelingsresultaat in die vier gevallen geen recht op eenzelfde onderhandelingsresultaat kan ontlenen.
[appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat in het geval van [overledene] verwijdering van de tuininrichting eveneens noodzakelijk was voor de aanleg van nieuwe standplaatsen en de voortgang van het project. De rechtbank heeft terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het gelijkheidsbeginsel ertoe noopt dat aan [appellant] nadeelcompensatie wordt toegekend.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. N.S.J. Koeman en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.
w.g. Drupsteen w.g. Hazen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2014
452.