ECLI:NL:RVS:2014:3667

Raad van State

Datum uitspraak
29 september 2014
Publicatiedatum
8 oktober 2014
Zaaknummer
201406857/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan met betrekking tot supermarkten in Almelo

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 29 september 2014 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, gevestigd te Almelo, en de raad van de gemeente Almelo. Het verzoek volgde op een besluit van de raad van 1 juli 2014, waarbij een bestemmingsplan werd vastgesteld voor een locatie in Almelo, waar twee supermarkten zouden worden gerealiseerd. De verzoekster was van mening dat het maximum winkelvloeroppervlak van 2.500 m² voor supermarkten in strijd was met de detailhandelsstructuurvisie van de gemeente en dat er onzorgvuldig was besloten, aangezien er al meerdere omgevingsvergunningen waren verleend voor de nieuwvestiging van een supermarkt. Tijdens de zitting op 23 september 2014 zijn de betrokken partijen gehoord, waaronder de verzoekster en de raad, bijgestaan door hun advocaten. De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij concludeerde dat de raad in redelijkheid het bestemmingsplan had kunnen vaststellen en dat er geen aanleiding was om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzitter wees het verzoek af en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

201406857/2/R1.
Datum uitspraak: 29 september 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster], gevestigd te Almelo,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Almelo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 juli 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "[locaties]" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] beroep ingesteld.
[verzoekster] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Esprit Projecten B.V. hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 september 2014, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. J.P.C. Obbink, advocaat te Utrecht, en de raad, vertegenwoordigd door drs. S.S.T. Weertman, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar Esprit Projecten, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. S.P.M. Schaap, advocaat te Wijhe, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in twee supermarkten op het perceel, kadastraal bekend gemeente Almelo, sectie B, nummers 10633, 11497, 12796 en 13601, aan de Bornerbroeksestraat.
3. [verzoekster] richt zich tegen het bepaalde in artikel 3, lid 3.1, van de planregels dat het winkelvloeroppervlak (hierna: wvo) van supermarkten maximaal 2.500 m² mag bedragen. Zij acht dit oppervlak te ruim gelet op de visie "Detailhandelsstructuurvisie Almelo 2013-2018" van Droogh Trommelen en Partners van 31 mei 2013 (hierna: de detailhandelsvisie). Ook voert zij aan dat gelet op de plansystematiek niet mag worden voorzien in ruimere mogelijkheden voor de nieuwvestiging van Jumbo dan de mogelijkheden die hiervoor reeds op grond van verleende omgevingsvergunningen zijn geboden.
3.1. De detailhandelsvisie maakt voor de aan de orde zijnde locatie een toevoeging aan winkelruimte met een bedrijfsvloeroppervlak (hierna: bvo) van 2.500 m² mogelijk, bedoeld voor de nieuwvestiging van Jumbo, de uitbreiding van Aldi en de toevoeging van twee kleine winkelunits.
Het in artikel 3, lid 3.1, van de planregels gestelde maximum van 2.500 m² wvo bedraagt omgerekend ongeveer 3.125 m² bvo, uitgaande van de vermelding in de detailhandelsvisie dat het wvo ongeveer tachtig procent van het bvo bedraagt. Dat in artikel 3, lid 3.1, van de planregels voor supermarkten per saldo een bvo mogelijk is gemaakt dat in totaal ruimer is dan het bvo dat op grond van eerdere besluitvorming ten behoeve van de nieuwvestiging van Jumbo is vergund en dat ruimer is dan het bvo dat de detailhandelsvisie voor de aan de orde zijnde locatie aan uitbreidingsmogelijkheden biedt, heeft volgens de raad als reden dat ook met het reeds aanwezige bvo van Aldi rekening moet worden gehouden. De voorzitter ziet geen reden deze toelichting voor onjuist te houden en volgt [verzoekster] daarom niet in haar betoog dat het maximaal toegestane wvo voor supermarkten in artikel 3, lid 3.1, van de planregels neerwaarts moet worden bijgesteld.
4. [verzoekster] voert verder aan dat ten onrechte een winkelcentrum mogelijk wordt gemaakt met een oppervlak van ruim 4.500 m² bvo. Zij acht ook dit in strijd met de detailhandelsvisie, nu het plangebied geen deel uitmaakt van de detailhandelsstructuur waar nieuwe winkelinitiatieven zijn toegestaan.
4.1. De voorzitter stelt vast dat de detailhandelsvisie op enkele locaties buiten de detailhandelsstructuur mogelijkheden biedt voor nieuwe winkelinitiatieven en dat de thans aan de orde zijnde locatie een dergelijke locatie is. In hetgeen is aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad een winkelcentrum met een oppervlak van ruim 4.500 m² niet in redelijkheid mogelijk heeft kunnen maken. Hierbij wordt in aanmerking genomen de toelichting van de raad dat met dit oppervlak ruimte wordt geboden voor zowel de nieuwe winkelinitiatieven die op grond van de detailhandelsvisie zijn toegestaan alsook de bouwmogelijkheden die ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan al bestonden op grond van voorheen geldende bestemmingsplannen en verleende bouwvergunningen. Het betoog faalt.
5. In het betoog van [verzoekster] dat de besluitvorming onzorgvuldig is verlopen, omdat het voorliggende plan is vastgesteld nadat ten behoeve van de nieuwvestiging van Jumbo reeds meerdere omgevingsvergunningen zijn verleend, ziet de voorzitter evenmin aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Deze wijze van besluitvorming is niet onzorgvuldig.
6. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.
w.g. Drupsteen w.g. Priem
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2014
646.