ECLI:NL:RVS:2014:3720

Raad van State

Datum uitspraak
15 oktober 2014
Publicatiedatum
15 oktober 2014
Zaaknummer
201401092/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor opslagloods in Sittard

Op 15 oktober 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellante] tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen om een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen van een opslagloods op het perceel aan de Lahrweg in Sittard. Het college had op 25 april 2012 besloten om de vergunning te weigeren, omdat het bouwplan in strijd was met de Bouwverordening Sittard-Geleen 2010. Dit besluit werd door het college op 18 juni 2013 bevestigd na het ongegrond verklaren van het bezwaar van [appellante]. De rechtbank Limburg had op 23 december 2013 het beroep van [appellante] tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarop [appellante] hoger beroep instelde.

Tijdens de zitting op 19 augustus 2014 werd de zaak behandeld, waarbij [appellante] werd bijgestaan door een gemachtigde en een deskundige. Het college werd vertegenwoordigd door mr. R. Schoffeleers. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het bouwplan in strijd was met de bouwverordening. [appellante] voerde aan dat het bestemmingsplan een uitputtende regeling bevatte met betrekking tot de rooilijn, waardoor de bouwverordening geen aanvullende werking zou hebben. De Afdeling verwierp dit betoog en concludeerde dat de voorschriften van de bouwverordening van toepassing bleven, omdat het bestemmingsplan geen specifieke voorschriften bevatte over de achtergevelrooilijn.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201401092/1/A1.
Datum uitspraak: 15 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, handelend onder de naam [bedrijf].
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 23 december 2013 in zaak nr. 13/2153 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen.
Procesverloop
Bij besluit van 25 april 2012 heeft het college geweigerd aan [appellante] omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen van een opslagloods op het perceel aan de Lahrweg in Sittard.
Bij besluit van 18 juni 2013 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 december 2013 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 augustus 2014, waar [appellante], vergezeld door [gemachtigde], bijgestaan door ing. H.N.J.M. Steins, en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Schoffeleers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het bouwplan voorziet in de realisering van een loods op het perceel met een diepte van ongeveer 74 m. Het college heeft de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd wegens strijd met artikel 2.5.12 van de Bouwverordening Sittard-Geleen 2010 (hierna: de bouwverordening).
2. Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Woningwet blijven de voorschriften van de bouwverordening van toepassing indien het desbetreffende bestemmingsplan geen voorschriften bevat, die hetzelfde onderwerp regelen, tenzij het desbetreffende bestemmingsplan anders bepaalt.
Ingevolge het ten tijde van belang ter plaatse als bestemmingsplan geldende "Uitbreidingsplan der gemeente Sittard, aanwijzende de bestemming van de daarin begrepen grond in hoofdzaak" heeft het perceel de bestemming "kleiwarenindustrie".
Ingevolge artikel 5 van de planvoorschriften mogen op gronden, bestemd voor "kleiwarenindustrie", slechts werken worden uitgevoerd en gebouwen en inrichtingen worden opgericht ten dienste van de kleiwarenindustrie en niet bestemd voor woning, met uitzondering van de noodzakelijke dienstwoningen.
Ingevolge artikel 12 geeft het op de plankaart aangegeven Romeinse cijfer aan welk profiel van de weg moet worden aangehouden. Voor wegen geldt, dat de voorgevelrooilijn gelegen is op een afstand uit en evenwijdig gemeten aan de wegas van zoveel meter als op de plankaart is aangegeven door Arabische cijfers. De aldus aangegeven rooilijn afstanden zijn geldend voor het aansluitend gedeelte van de weg.
Ingevolge artikel 2.5.5 van de bouwverordening is de voorgevelrooilijn:
a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.
Ingevolge artikel 2.5.11, eerste lid, is de achtergevelrooilijn evenwijdig aan de voorgevelrooilijn en bevindt de achtergevelrooilijn zich niet op grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 m.
Ingevolge artikel 2.5.12 is het verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, te bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het bouwplan in strijd is met de bouwverordening. Daartoe voert zij aan dat het bestemmingsplan een uitputtende regeling bevat met betrekking tot de rooilijn, waardoor de bouwverordening geen aanvullende werking heeft. Bovendien zou toepassing van de in de bouwverordening opgenomen rooilijnvoorschriften er toe leiden dat de gebruiksmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, teniet worden gedaan, zodat de bouwverordening ook om die reden geen aanvullende werking heeft, aldus [appellante].
3.1. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het bestemmingsplan geen voorschriften bevat met betrekking tot een in aanmerking te nemen achtergevelrooilijn en dat het evenmin bepaalt dat zodanige voorschriften niet op het plangebied van toepassing zijn, zodat, gelet op het bepaalde in artikel 9, tweede lid, van de Woningwet, de voorschriften van de bouwverordening over de achtergevelrooilijn van toepassing blijven in aanvulling op de uit het bestemmingsplan voortvloeiende bebouwingsregeling. Daarbij wordt nog in aanmerking genomen dat het bestemmingsplan geen voorschriften bevat over de omvang en situering van bebouwing op het perceel. Voorts wordt daarbij betrokken dat op de bij het bestemmingsplan behorende plankaart geen rooilijnen zijn getekend, geen bouwvlak is weergeven en evenmin bepalingen staan over de afstand tot de weg en dat, voor zover artikel 12 van de planvoorschriften voorschriften bevat met betrekking tot de voorgevelrooilijn, ter plaatse van het perceel op de plankaart geen Arabisch cijfer is aangegeven.
Over het betoog van [appellante] dat toepassing van artikel 2.5.12 van de bouwverordening leidt tot een beperking van de bebouwingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt en derhalve buiten toepassing dient te blijven, wordt overwogen dat de Afdeling geen aanknopingspunten ziet voor het oordeel dat de door het bestemmingsplan binnen deze bestemming toegelaten gebruiksmogelijkheden onmogelijk worden gemaakt.
Het betoog faalt.
4. Reeds nu het bouwplan in strijd is met de bouwverordening behoeft het betoog van het college dat [appellante] geen belang meer heeft bij het door haar ingestelde hoger beroep omdat het bestemmingsplan haar rechtsgevolg per 1 juli 2013 heeft verloren, geen bespreking meer.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Wijgerde, griffier.
w.g. Van der Spoel w.g. Wijgerde
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2014
672.