201401080/1/A4.
Datum uitspraak: 15 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant A] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Roroships B.V., wonend onderscheidenlijk gevestigd te [plaats], gemeente Geertruidenberg,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 december 2013 in zaken nrs. 13/2183 en 13/2185 in het geding tussen:
[appellant A] en Roroships B.V.
en
het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta.
Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2012 heeft het dagelijks bestuur aan [vergunninghouder A] en [vergunninghouder B] krachtens de Keur waterschap Brabantse Delta een vergunning verleend voor het vervangen van de klinkers van het inspectiepad op de percelen [locaties A] te [plaats].
Bij besluiten van 11 februari 2013 en 13 februari 2013 heeft het dagelijks bestuur de daartegen door [appellant A] en Roroships B.V. afzonderlijk gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 18 december 2013 heeft de rechtbank het door [appellant A] en Roroships B.V. daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en Roroships B.V. hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[vergunninghouder A] en [vergunninghouder B] hebben een schriftelijk uiteenzetting gegeven.
[appellant A] en Roroships B.V. hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 augustus 2014, waar [appellant A] en mr. J.W. Verhoeven, advocaat te Breda, beiden mede namens Roroships B.V., en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.L.W. Huijsmans en ing. J.B. Klaasen, beiden werkzaam bij het waterschap, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [vergunninghouder A] en [vergunninghouder B], vertegenwoordigd door mr. S. van Hengel, advocaat te Etten-Leur, als partij gehoord.
Overwegingen
1. [appellant A] en Roroships B.V. betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur hen ten onrechte niet als belanghebbenden bij het besluit van 19 september 2012
heeft aangemerkt.
Roroships B.V. heeft daartoe onder meer aangevoerd dat zij ten behoeve van de inspectie en het onderhoud van haar nabijgelegen aanlegsteigers gebruik maakt van het niet voor derden toegankelijke inspectiepad.
[appellant A] heeft daartoe onder meer aangevoerd dat hij op het perceel [locatie B] wateroverlast ondervindt door de vervanging van de klinkers. Hiertoe heeft hij gesteld dat regenwater, al dan niet door verzakking van het op de waterkering gelegen inspectiepad, langs de klinkers de grond insijpelt en vervolgens naar zijn perceel stroomt.
2. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een persoon een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het besluit.
3. De verleende vergunning ziet op het vervangen van de klinkers van het inspectiepad op de percelen [locaties A]. Het inspectiepad ligt binnen de kernzone van de primaire waterkering Boterpolderdijk. Roroships B.V. is gevestigd op het perceel [locatie B] en heeft nabij het inspectiepad afmeervoorzieningen in eigendom.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat Roroships B.V. het inspectiepad gebruikt voor de inspectie en het onderhoud van haar afmeervoorzieningen. Voorts maakt het waterschap gebruik van het inspectiepad. Het inspectiepad is niet toegankelijk voor derden. Derhalve heeft Roroships B.V. als gebruiker van het inspectiepad een bijzonder individueel belang dat haar, anders dan het dagelijks bestuur ter zitting heeft gesteld, van anderen onderscheidt, en dat rechtstreeks bij het besluit van 19 september 2012 is betrokken. Roroships B.V. is reeds hierom belanghebbende bij de bij het besluit van 19 september 2012 verleende vergunning. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Het betoog van Roroships B.V. slaagt.
4. Ten aanzien van de belanghebbendheid van [appellant A] overweegt de Afdeling als volgt.
[appellant A] woont op het perceel [locatie B]. Zijn perceel ligt deels in de kernzone en deels in de beschermingszone van de primaire waterkering Boterpolderdijk. Het inspectiepad ligt in de kernzone van de waterkering. Het gedeelte van het inspectiepad waarop de vergunning ziet, ligt op ongeveer 18 m van het perceel [locatie B].
In het besluit van 19 september 2012 staat dat de activiteiten gepaard gaan met een belastingwijziging (ontgraven, grondaanvullingen en het maken van funderingsconstructies) in, op en nabij de waterkering die de sterkte, stabiliteit en de veiligheid van de waterkering nadelig (kunnen) beïnvloeden.
Gelet hierop en op de geringe afstand van het perceel van [appellant A] tot het gedeelte van het inspectiepad, waarop de vergunde werkzaamheden plaatsvinden, wordt overwogen dat [appellant A] gevolgen kan ondervinden van de vergunde werkzaamheden. Zijn belang is derhalve rechtstreeks betrokken bij het besluit van 19 september 2012. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Het betoog van [appellant A] slaagt.
5. Bij de besluiten van 11 en 13 februari 2013 zijn de bezwaren van Roroships B.V. en [appellant A] ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De Afdeling ziet in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding het dagelijks bestuur op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen nieuwe besluiten op het bezwaar van Roroships B.V. en [appellant A] te nemen.
6. In de einduitspraak zal worden beslist over de door Roroships B.V. en [appellant A] gemaakte proceskosten en vergoeding van het door hen betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta op om binnen 12 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
1. met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen de gebreken in de besluiten van 11 februari 2013 en 13 februari 2013 te herstellen op een wijze als bedoeld in rechtsoverweging 5;
2. de uitkomst aan de Afdeling en partijen mede te delen en de nieuwe besluiten op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2014
163-784.