ECLI:NL:RVS:2014:3731

Raad van State

Datum uitspraak
15 oktober 2014
Publicatiedatum
15 oktober 2014
Zaaknummer
201401755/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhavingsverzoek gebruik recreatieve appartementen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 10 januari 2014 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het geschil betreft de afwijzing door het college van burgemeester en wethouders van Pekela van een handhavend verzoek van [appellant] tegen het gebruik van het perceel Zuiderveensterweg 5 te Oude Pekela, waar recreatieve appartementen worden verhuurd en een kleinschalig kampeerterrein is gevestigd. Het college had op 23 augustus 2012 het verzoek van [appellant] afgewezen, waarna het bezwaar van [appellant] op 21 maart 2013 ongegrond werd verklaard.

De rechtbank oordeelde dat het college voldoende had gecontroleerd of de eigenaar van het perceel zich aan de bestemmingsplanregels hield. [appellant] betoogde echter dat het college meer controles had moeten uitvoeren, gezien de klachten die hij had geuit. Hij stelde dat de eigenaar meer slaapplaatsen aanbood dan toegestaan en dat de gastenlijsten die door de eigenaar waren overgelegd niet betrouwbaar waren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 3 september 2014 behandeld, waarbij [appellant] werd bijgestaan door mr. H. Martens en het college werd vertegenwoordigd door J.W. Korhorn en D. van Dijk.

De Afdeling oordeelde dat het college zijn standpunt dat er geen overtreding was voldoende had gemotiveerd. De controles die in 2011 en 2012 waren uitgevoerd, toonden aan dat er niet meer dan tien personen in de recreatieappartementen aanwezig waren. Het was aan [appellant] om het tegendeel aannemelijk te maken, wat hij niet had gedaan. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201401755/1/A1.
Datum uitspraak: 15 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Pekela,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 10 januari 2014 in zaak nr. 13/727 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Pekela.
Procesverloop
Bij besluit van 23 augustus 2012 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het gebruik van het perceel Zuiderveensterweg 5 te Oude Pekela afgewezen.
Bij besluit van 21 maart 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 januari 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 september 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. H. Martens, en het college, vertegenwoordigd door J.W. Korhorn en D. van Dijk, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op het perceel worden recreatieve appartementen verhuurd en bevindt zich een kleinschalig kampeerterrein. [appellant] is woonachtig op het naastgelegen perceel [locatie].
2. Ingevolge het bestemmingsplan "Zuiderveensterweg 5 te Oude Pekela" rust op het perceel de bestemming "Recreatie-Verblijfsrecreatie".
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Recreatie-Verblijfsrecreatie" aangewezen gronden bestemd voor verblijfsrecreatieve voorzieningen, waar tevens logies kan worden verstrekt aan tijdelijke werknemers, in de vorm van:
a. recreatieappartementen;
b. verblijfsrecreatieterrein met een kleinschalig karakter, met plaats voor vijf kampeerplaatsen, ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein";
met de/het daarbij behorende:
c. bedrijfswoning;
d. bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen";
e. ontsluitingen ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting" met dien verstande dat de zuidelijke ontsluiting is bestemd als toegang tot de bedrijfswoning;
f. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein";
g. tuin ter plaatse van de aanduiding "tuin";
h. groenvoorzieningen;
i. water;
j. nutsvoorzieningen.
Ingevolge lid 3.2, onder a, aanhef en onder 3, geldt voor het bouwen van hoofdgebouwen dat het aantal recreatieappartementen maximaal drie en het aantal zit-slaapkamers maximaal één bedraagt.
Ingevolge lid 3.3, aanhef en onder c, wordt tot een gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving als bedoeld in lid 3.1 in ieder geval gerekend het verstrekken van logies in de recreatieappartementen aan meer dan het maximaal toegestane aantal van tien personen per nacht.
3. Het geschil spitst zich in hoger beroep toe op het gebruik van de recreatieve appartementen. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van een overtreding, zodat geen aanleiding bestaat om handhavend op te treden.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat het college voldoende heeft gecontroleerd, of de eigenaar van het perceel de regels van het bestemmingsplan naleeft. Hij voert daartoe aan dat, gelet op de vele klachten die hij heeft geuit, van het college mocht worden verwacht dat het meer dan één keer in 2012 had gecontroleerd. Van hem kan niet worden verwacht dat hij bewijs aandraagt van de overtredingen. Uit de website van de eigenaar van het perceel blijkt dat er meer slaapplaatsen worden aangeboden dan het toegestane aantal van tien, hetgeen ook een reden had moeten zijn voor het college om vaker te controleren. Het college kan verder niet afgaan op de gastenlijsten die door de eigenaar zijn aangeleverd, omdat deze niet betrouwbaar zijn, aldus [appellant].
4.1. Het door [appellant] aangevoerde biedt geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen, dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een overtreding en het college zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen aanleiding bestaat om handhavend op te treden. Voor zover [appellant] stelt dat, gelet op zijn vele klachten, van het college mocht worden verwacht dat het meer dan één keer zou controleren in 2012 geldt dat het college zijn standpunt dat geen sprake is van een overtreding niet enkel op het controleverslag van 25 juli 2012 van de controle op 20 juli 2012 heeft gebaseerd, maar daarbij tevens de controles naar het gebruik van de recreatieappartementen in 2011 op zeven dagen gedurende het jaar op verschillende tijdstippen heeft betrokken. Bij die controles werden niet meer dan tien personen in de recreatieappartementen aangetroffen. Het college heeft zijn standpunt dat geen sprake is van een overtreding dan ook genoegzaam gemotiveerd. Het was aan [appellant] om het tegendeel aannemelijk te maken. De enkele stelling dat de gastenlijsten die door de eigenaar aan het college zijn overgelegd en waarnaar het college ook heeft verwezen ter toelichting van zijn standpunt niet betrouwbaar zijn, is daarvoor onvoldoende. Dit doet niet af aan de constateringen bij de controles naar het gebruik van de recreatieappartementen. Uit de informatie op de website van de eigenaar van het perceel, waarnaar [appellant] heeft verwezen, volgt, gelet op de constateringen bij de controles, evenmin dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken dat sprake is van een overtreding.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Kos
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2014
580.