201402056/1/R2.
Datum uitspraak: 15 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Utrecht,
appellant,
en
de raad van de gemeente Utrecht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Actualisering diverse gebieden" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 september 2014, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door W.C.F. van Gelder, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
1.1. Het plan voorziet in een actualisering van het planologisch kader voor diverse deelgebieden.
1.2. [appellant] richt zich tegen de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 3" die in het plan aan het noordelijke bijgebouw op zijn perceel aan de [locatie 1] is toegekend. Volgens [appellant] sluit het plan in zoverre niet aan bij de planregeling opgenomen in het voorheen geldende bestemmingsplan "Blauwkapel". Uit de regeling in dat plan volgt dat de bouwmogelijkheid voor een nieuw hoofdgebouw op het perceel gerelateerd was aan het verwijderen van twee ter plaatse aanwezige schuren. In dit verband wijst hij erop dat de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 3" die is toegekend aan het zuidelijk bijgebouw op het perceel reeds twee schuren betreft.
Voorts richt [appellant] zich tegen de bestemming "Wonen - 3", voor zover daarmee is voorzien in beperktere bebouwingsmogelijkheden dan onder het bestemmingsplan "Blauwkapel".
1.3. De raad stelt zich op het standpunt dat de planregeling overeenstemt met de regeling in het voorheen geldende bestemmingsplan "Blauwkapel". Daartoe voert hij aan dat de in dat plan gestelde voorwaarde voor het realiseren van een nieuw hoofdgebouw op het perceel van [appellant], te weten de sloop van twee grote bijgebouwen, is gehandhaafd. De raad stelt in dit verband dat het zuidelijk bijgebouw op het perceel altijd is beschouwd als één gebouw.
Voorts stelt de raad dat in het voorliggende plan in een groter bouwvlak voor het nieuwe hoofdgebouw is voorzien dan in bestemmingsplan "Blauwkapel", de algemene vrijstellingsmogelijkheden meegerekend.
1.4. Aan het perceel van [appellant] is de bestemming "Wonen - 3" toegekend. Op het perceel zijn twee bouwvlakken ingetekend, waarvan één met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 2". Voorts bevinden zich blijkens de verbeelding twee bijgebouwen op het perceel, beide met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 3".
Ingevolge artikel 35, lid 35.2.1, sub d, van de planregels gelden voor het bouwvlak aangeduid met "specifieke bouwaanduiding - 2" de volgende regels:
1. er mag alleen een hoofdgebouw gebouwd worden, nadat de twee ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaande gebouwen met de "specifieke bouwaanduiding-3" gesloopt zijn;
2. het hoofdgebouw bevat maximaal één woning;
3. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt aan de zijde van de Huis te Veenweg in de bouwgrens van het bouwvlak geplaatst;
4. de inhoud van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 600 m3;
5. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 3,5 meter en de bouwhoogte maximaal 7 meter;
6. het hoofdgebouw wordt afgedekt met een kap.
Ingevolge lid 35.4, sub b, voor zover hier van belang, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 35.2.1, sub d, onder 3 voor het bouwen achter de bouwgrens van het bouwvlak.
Ingevolge artikel 42, sub a, mogen bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappenhuizen, hellingbanen, entreeportalen, veranda's en afdaken en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter.
Ingevolge artikel 42, sub b, kan het college van burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde vermeld onder a. voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels door tot gebouwen behorende balkons, afdaken, erkers en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter en waarbij de vrije hoogte tot aan het peil minimaal 2,2 meter bedraagt.
1.5. Volgens de plantoelichting heeft de raad tot doel gehad om de regeling voor het perceel van [appellant], opgenomen in bestemmingsplan "Blauwkapel", vastgesteld op 6 februari 2003, in het plan te handhaven.
Op de plankaart van het bestemmingsplan "Blauwkapel" is weergegeven dat aan het perceel de aanduiding "bijzondere bebouwingsregels" is toegekend.
Ingevolge artikel 5, lid b, sub 2 van de voorschriften bij dat plan dient de nieuw te bouwen woning op het perceel [locatie 2] binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak achter de bestaande woningen [locatie 2] te worden gesitueerd, om vanaf de Kapelweg gezien, een zo goed mogelijke zichtrelatie te houden met het omringende gebied. De woning moet zich richten op de nog aan te leggen ontsluitingsweg. Vanwege de beoogde stedenbouwkundige kwaliteit verdraagt de op het moment van terinzagelegging van het bestemmingsplan aanwezige bebouwing zich niet met een toevoeging van een gebouw op het betreffende perceel. De bouwmogelijkheid van een derde woning op het perceel is daarom gerelateerd aan het verwijderen van een tweetal schuren, waaronder het nu als woning gebruikte gebouw "[locatie 3]". Een toevoeging zou namelijk een nog rommeliger beeld opleveren en bovendien de hierboven geschetste zichtrelatie in de weg staan.
Ingevolge lid c, sub 1, onder a, dienen de hoofdgebouwen binnen een bouwvlak en met de voorgevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden geplaatst.
Ingevolge lid c, sub 1, aanhef en onder c, mag in het bouwvlak dat op de plankaart tevens is aangeduid met de aanduiding "bijzondere bebouwingsregels" slechts gebouwd worden met toepassing van lid e, onder 2.
Ingevolge lid e, sub 1, aanhef en onder a, voor zover hier van belang, kan het college van burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid c, sub 1 en toestaan dat achter de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd wordt.
Ingevolge lid e, sub 2, voor zover hier van belang, kan het college van burgemeester en wethouders op de gronden met de aanduiding "bijzondere bebouwingsregels", vrijstelling verlenen zoals bedoeld in lid c, sub 1, onder c, en toestaan dat in het voor een woning bestemde bouwvlak dat tevens in aangeduid met de aanduiding "bijzondere bebouwingsregels" een woning wordt gebouwd.
Ingevolge artikel 11, aanhef en lid 6, kan het college van burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van (hoofd)gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons, bordessen, trappen en galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden.
1.6. Niet in geschil is dat de op het perceel van [appellant] staande bijgebouwen reeds aanwezig waren ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan "Blauwkapel". Het zuidelijke bijgebouw staat parallel aan de Huis te Veenweg. [appellant] heeft ter zitting toegelicht dat dit bijgebouw feitelijk uit twee aparte gebouwen bestaat, waarbij het deel met huisnummer [..] wordt gebruikt als woning en het deel met huisnummer [..] in gebruik is als garage en carport.
De Afdeling is evenwel van oordeel dat noch uit de verbeelding, noch uit de planvoorschriften bij het bestemmingsplan "Blauwkapel" blijkt dat de raad destijds heeft beoogd alleen het slopen van het zuidelijke bijgebouw voor te schrijven, zoals [appellant] betoogt. Daartoe is van belang dat in de weergave van het zuidelijke bijgebouw op de plankaart van het bestemmingsplan "Blauwkapel" niet in een scheidslijn is voorzien. Daarnaast blijkt uit de plankaart van dat plan dat een gedeelte van het noordelijke bijgebouw in het bouwvlak van de mogelijke derde woning op het perceel valt, zodat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de raad ervan is uitgegaan dat het bijgebouw zou worden gesloopt, alvorens van de bouwmogelijkheid van die derde woning gebruik zou worden gemaakt.
Voorts is van belang dat de raad met de regeling heeft beoogd de zichtrelatie te borgen en het beeld te verfraaien. Gelet op de zichtbaarheid van het noordelijke bijgebouw vanaf zowel de Kapelweg als de Huis ter Veenweg, oordeelt de Afdeling dat het aannemelijk is dat de raad om die reden in de sloop van zowel het noordelijke als het zuidelijke bijgebouw heeft willen voorzien. Het standpunt van de raad, dat hij de regeling onder het vorige plan heeft overgenomen in het plan door de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 3" aan het noordelijke bijgebouw toe te kennen, acht de Afdeling dan ook niet onjuist.
Het betoog faalt.
1.7. Ten aanzien van de bouwmogelijkheden overweegt de Afdeling als volgt.
Blijkens de plankaart van het bestemmingsplan "Blauwkapel" bedroeg de omtrek van het bouwvlak in dat plan ongeveer 61 meter. De omtrek van het bouwvlak in de verbeelding van het onderhavige plan bedraagt ongeveer 70 meter. In zoverre voorziet het plan in een verruiming van de bouwmogelijkheden van [appellant].
Ter zitting heeft [appellant] naar voren gebracht dat de bevoegdheid om in afwijking van de bouwregels toe te staan dat achter de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd wordt, welke bevoegdheid in het bestemmingsplan "Blauwkapel" ingevolge artikel 5, lid e, sub 1, aanhef en onder a, van de voorschriften aan het college van burgemeester en wethouders was toegekend, niet is overgenomen in de planregels van het voorliggende plan. De Afdeling overweegt dat dit betoog feitelijke grondslag mist, nu deze bevoegdheid in het voorliggende plan is neergelegd in artikel 35, lid 35.4, onder b, van de planregels. Overigens stelt de Afdeling vast dat ingevolge artikel 5, lid c, sub 1, aanhef en onder c, in samenhang gelezen met lid e, sub 2, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Blauwkapel" deze bevoegdheid niet was toegekend met betrekking tot het perceel van [appellant], gelet op de in dat plan aan het perceel toegekende aanduiding "bijzondere bebouwingsregels". Aangezien in het voorliggende plan niet langer een uitzondering voor dat perceel is gemaakt, voorziet het plan ook in zoverre in een verruiming van de bouwmogelijkheden.
Voorts komen de ontheffingsmogelijkheden uit artikel 11, lid 6, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Blauwkapel" wat betreft de omvang van de overschrijding van de grenzen van het bouwvlak overeen met de afwijkingsbevoegdheid neergelegd in artikel 42, onder a en b, van de planregels. Voor zover [appellant] ter zitting heeft gesteld dat hij onder het bestemmingsplan "Blauwkapel" verdergaand buiten het bouwvlak mocht bouwen, overweegt de Afdeling dat, nu in het bestemmingsplan "Blauwkapel" geen bepaling is opgenomen waaruit dat blijkt, dit betoog feitelijke grondslag mist.
Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de bebouwingsmogelijkheden onder het voorliggende plan beperkter zijn dan onder het bestemmingsplan "Blauwkapel".
Het betoog faalt.
2. Het beroep is ongegrond.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Van Soest-Ahlers
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2014
343-820.