201400409/2/R6.
Datum uitspraak: 22 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Hoog Catharijne B.V., gevestigd te Utrecht,
appellante,
en
de raad van de gemeente Utrecht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Langzaamverkeersbrug en Moreelsepark" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Hoog Catharijne beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Hoog Catharijne heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 mei 2014, waar
Hoog Catharijne, vertegenwoordigd door mr. M.Y.C.L. de Wit, advocaat te Rotterdam, en M.P.C. Overtoom, en de raad, vertegenwoordigd door
mr. T. Brouwer, werkzaam bij Rechtsom Juristen B.V. en
drs. R.W.C. Crusio, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ProRail B.V., vertegenwoordigd door F.J.E. Jansen als partij gehoord.
Bij tussenuitspraak van 28 mei 2014, in zaak nr. 201400409/1/R6, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van
31 oktober 2013 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 17 juli 2014 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Langzaamverkeersbrug en Moreelsepark" opnieuw vastgesteld. Hiermee is het besluit van
31 oktober 2013 vervangen.
Hoog Catharijne is in de gelegenheid gesteld haar zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen. Van deze gelegenheid heeft zij geen gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft in 4.5 van de tussenuitspraak geoordeeld dat het besluit van 31 oktober 2013 niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Zij heeft overwogen dat de raad anders dan hij heeft beoogd het gebruik van trappartijen ten behoeve van een alternatieve ontsluiting van de treinperrons bij recht mogelijk heeft gemaakt.
2. Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak is het beroep van Hoog Catharijne gegrond. Het besluit van 31 oktober 2013 dient te worden vernietigd wat betreft artikel 8, lid 8.1, onder g, van de planregels.
3. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na de verzending van de tussenuitspraak het besluit te wijzigen door het vaststellen van een planregeling die zich verzet tegen het gebruik van trappartijen als alternatieve ontsluiting van de treinperrons via de Rabobrug, anders dan na toepassing van de afwijkingsbevoegdheid van artikel 8, lid 8.3, van de planregels.
4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 17 juli 2014 het bestemmingsplan "Langzaamverkeersbrug en Moreelsepark" opnieuw vastgesteld. Daarbij heeft hij in de planregels voorzien in een nieuw artikel 8, lid 8.3, waaruit volgt dat het gebruik van de trappartijen voor de ontsluiting van de trein-, tram- en busperrons niet is toegelaten, anders dan na toepassing van een afwijkingsbevoegdheid.
5. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft een beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
6. Hoog Catharijne heeft naar aanleiding van het nieuwe besluit geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat Hoog Catharijne geen bezwaren heeft tegen het besluit van 17 juli 2014. Het van rechtswege ontstane beroep is ongegrond.
7. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Utrecht van 31 oktober 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Langzaamverkeersbrug en Moreelsepark" gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Utrecht van 31 oktober 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Langzaamverkeersbrug en Moreelsepark", wat betreft artikel 8, lid 8.1, onder g, van de planregels;
III. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Utrecht van 17 juli 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Langzaamverkeersbrug en Moreelsepark" ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Utrecht tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoog Catharijne B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Utrecht aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoog Catharijne B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en drs. W.J. Deetman en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Huszar
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2014
533-739.