ECLI:NL:RVS:2014:3872

Raad van State

Datum uitspraak
29 oktober 2014
Publicatiedatum
29 oktober 2014
Zaaknummer
201309838/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Harnaschpolder-Noord en de rechtsgeldigheid van de bestemming Wonen

Op 29 oktober 2014 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een geschil over het bestemmingsplan "Harnaschpolder-Noord" dat op 25 juni 2013 door de raad van de gemeente Midden-Delfland was vastgesteld. Appellant, wonend te Den Hoorn, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat de bestemming "Wonen" aan zijn perceel was toegekend, terwijl hij eerder toezeggingen had ontvangen dat zijn bouwaanvraag voor een loods zou worden ingewilligd in een nieuw bestemmingsplan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 18 september 2014 behandeld, waarbij zowel appellant als de raad vertegenwoordigd waren.

De Afdeling overweegt dat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft, maar dat deze beslissing terughoudend moet worden getoetst. De Afdeling concludeert dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met het particuliere initiatief van appellant, die tijdig een concreet bouwplan had ingediend. De raad had onderzoek moeten verrichten naar de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de gewenste bestemming, maar heeft dit nagelaten. Hierdoor is de zorgvuldigheid in de besluitvorming geschonden.

De uitspraak leidt tot de vernietiging van het besluit van de raad voor zover het de bestemming "Wonen" aan het perceel van appellant toekent. De eerdere bestemming "Groenvoorzieningen, tevens nutsdoeleinden, afvalwaterzuivering" herleeft, en de raad wordt opgedragen om binnen 26 weken een nieuw plan vast te stellen. Tevens wordt de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan op 29 oktober 2014.

Uitspraak

201309838/1/R4.
Datum uitspraak: 29 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland,
en
de raad van de gemeente Midden-Delfland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Harnaschpolder-Noord" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 september 2014, waar [appellant], bijgestaan door F.M. van Drielen, en de raad, vertegenwoordigd door B. Boon, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor het gebied ten noorden van de kern Den Hoorn, in het uiterste noorden van de Gemeente Midden-Delfland aan weerszijden van de snelweg A4. De locatie bestaat uit reeds ontwikkeld en deels nog te ontwikkelen bedrijventerrein, waar tevens woningen en een afwaterzuiveringsinstallatie aanwezig zijn. Het plan is overwegend conserverend van aard.
3. [appellant] is eigenaar van het perceel [locatie] te Den Hoorn (hierna: het perceel), waar naast zijn woning tevens een instrumentmakerij is gevestigd. [appellant] betoogt dat het plan, voor zover daarin aan het perceel de bestemming "Wonen" is toegekend, niet in overeenstemming is met toezeggingen die hem eerder zijn gedaan. Daartoe wijst hij op de op 8 november 2006 door hem ingediende bouwaanvraag
- om ten behoeve van zijn bedrijf de bouw van een loods van 250 m2 met een overkapping van 100 m2 mogelijk te maken - en daaropvolgende aanvraag om wijziging van de aan het perceel toegekende bestemming. In reactie daarop is hem zowel schriftelijk als per e-mail medegedeeld dat toewijzing van de bouwaanvraag onder het destijds vigerende bestemmingsplan niet mogelijk was, maar dat de gewenste bestemmingswijziging van het perceel in een nieuw bestemmingsplan zou worden ingepast. Ten onrechte is dat in het thans voorliggende plan niet gebeurd, aldus [appellant]. Voorts stelt hij dat hieraan in de besluitvorming ten onrechte ongemotiveerd is voorbij gegaan.
3.1. In het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening is een bestemmingsplan het ruimtelijke instrument waarin de wenselijke toekomstige ontwikkeling van een gebied wordt neergelegd. De raad dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met een particulier initiatief betreffende ruimtelijke ontwikkelingen, voor zover dat initiatief voldoende concreet is, tijdig kenbaar is gemaakt en ten tijde van de vaststelling van het plan op basis van de op dat moment bekende gegevens de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan kan worden beoordeeld.
[appellant] heeft aannemelijk gemaakt dat hij op 8 november 2006 - en derhalve tijdig - een voldoende concreet bouwplan voor de door hem gewenste loods en overkapping heeft ingediend bij het gemeentebestuur. Daartoe zij verwezen naar een bewijs van aangetekend verzenden van bedoelde bouwaanvraag, alsmede naar een namens een wethouder van de gemeente Midden-Delfland verzonden e-mailbericht van 27 februari 2008, waarin expliciet melding wordt gemaakt van die aanvraag. Voor zover de raad stelt niet bekend te zijn met die aanvraag is de Afdeling van oordeel dat hij daarmee in ieder geval redelijkerwijs bekend had moeten zijn.
3.2. Voor zover de raad subsidiair stelt dat voor de beoordeling of de door [appellant] gewenste bestemming kan worden ingepast in het bestemmingsplan nader onderzoek noodzakelijk is naar de te verwachten milieueffecten voor de omgeving, de bereikbaarheid van het betreffende perceel en de molenbiotoop, en derhalve ten tijde van belang onvoldoende gegevens beschikbaar waren om de ruimtelijke afweging te kunnen maken, overweegt de Afdeling als volgt. Nu in het bestemmingsplan aan het betreffende perceel een andere bestemming is toegekend dan in het vorige bestemmingsplan, lag het in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van het vaststellingsbesluit op de weg van de raad om zo nodig onderzoek naar voormelde aspecten te verrichten.
Ter zitting heeft [appellant] gesteld een kleinschalige instrumentmakerij uit te oefenen en dat als gevolg van een inpassing in het bestemmingsplan geen problemen met de bereikbaarheid van het perceel of schadelijke milieueffecten te verwachten zijn. In dit verband heeft hij erop gewezen dat op de omringende percelen ook bedrijven zijn gevestigd. Met betrekking tot de molenbiotoop heeft [appellant] ter zitting verklaard dat de hoogte van de gewenste loods en overkapping ruim lager is dan de begroeiing die zich op het perceel bevindt, zodat ook daaromtrent geen problemen zijn te verwachten. De Afdeling acht door de raad niet aannemelijk gemaakt dat het door de raad bedoelde onderzoek, voor zover noodzakelijk, niet tijdig had kunnen worden verricht, zodat de uitkomst daarvan had kunnen worden betrokken bij de besluitvorming over het bestemmingsplan en de in dat kader te verrichten ruimtelijke afweging.
4. Het betoog slaagt. Het bestreden besluit, voor zover daarin aan het perceel [locatie] te Den Hoorn de bestemming "Wonen" is toegekend, is genomen in strijd met de ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en dient om die reden in zoverre te worden vernietigd.
Deze vernietiging betekent dat de in het voorheen geldende bestemmingsplan aan voormeld perceel toegekende bestemming "Groenvoorzieningen, tevens nutsdoeleinden, afvalwaterzuivering" herleeft, alsmede de toezegging de huidige bebouwing en het huidige gebruik van het perceel te zullen gedogen tot er voor die grond een nieuw bestemmingsplan is vastgesteld.
5. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om voor voornoemd perceel met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen.
6. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Midden-Delfland van 25 juni 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Harnaschpolder-Noord", voor zover daarin aan het perceel [locatie] te Den Hoorn de bestemming "Wonen" is toegekend;
III. draagt de raad van de gemeente Midden-Delfland op om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin ten aanzien van het onder II. genoemde perceel is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Midden-Delfland tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Midden-Delfland aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Wijker-Dekker, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Wijker-Dekker
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2014
562.