201210661/3/R2.
Datum uitspraak: 12 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Anno 2001 Lochem B.V., gevestigd te Lochem,
2. [appellant sub 2], wonend te Lochem,
3. [appellant sub 3A] en [appellante sub 3B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 3]), beiden wonend te Lochem,
en
de raad van de gemeente Lochem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 oktober 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Lochem-West 2010" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Anno 2001 Lochem B.V., [appellant sub 2] en [appellant sub 3] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Anno 2001 Lochem B.V. en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2013, waar [appellant sub 2] en [appellant sub 3], in de persoon van [appellante sub 3B], zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 10 juli 2013 in zaak nr. 201210661/1/R2 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 8 oktober 2012 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
De raad heeft te kennen gegeven bij besluit van 14 oktober 2013 het bestemmingsplan "Lochem-West 2010" opnieuw, gewijzigd, te hebben vastgesteld.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om een zienswijze over het besluit van 14 oktober 2013 naar voren te brengen. [appellant sub 3] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Beroep van rechtswege
1. Het besluit van 14 oktober 2013 is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) mede onderwerp van het geding. De beroepen van Anno 2001 Lochem B.V., [appellant sub 2] en [appellant sub 3] worden geacht mede te zijn gericht tegen dit besluit.
Het besluit van 8 oktober 2012
2. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling in 8.4 ten aanzien van de door [appellant sub 3] gevreesde aantasting van zijn woon- en leefklimaat als gevolg van de plaatsing van nieuwe lichtmasten met een bouwhoogte van 6 meter op het sportpark "De Elze", overwogen dat het maximale aantal lichtmasten en de locatie daarvan niet zijn vastgelegd in artikel 12.2.2, onder b, van de planregels. De raad heeft onvoldoende gemotiveerd dat desondanks op het perceel en bij de woning van [appellant sub 3] geen onaanvaardbare lichthinder zal kunnen optreden als gevolg van de plaatsing van nieuwe lichtmasten met een dergelijk hoogte. Hierbij heeft de Afdeling betrokken dat ingevolge artikel 12.3, van de planregels bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor de bouw van lichtmasten met een maximale hoogte van 18 meter.
3. Gelet hierop is het beroep van [appellant sub 3] tegen het besluit van 8 oktober 2012 in zoverre gegrond. Dit besluit dient, voor zover het betreft de zinsnede "lichtmasten en" in artikel 12.2.2, onder b, van de planregels, alsmede artikel 12.3, van de planregels, wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd.
Het beroep van [appellant sub 3] tegen dit besluit, voor zover gericht tegen artikel 12, lid 12.1, onder d, van de planregels, is gelet op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 2 van de tussenuitspraak niet-ontvankelijk. Het beroep van [appellant sub 3] tegen het besluit van 8 oktober 2012 is voor het overige ongegrond.
De beroepen van Anno 2001 Lochem B.V. en [appellant sub 2] tegen het besluit van 8 oktober 2012 zijn ongegrond.
4. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in 8.4 van die uitspraak is overwogen, het daarin omschreven gebrek in het besluit van 8 oktober 2012 te herstellen door alsnog toereikend te motiveren dat op het perceel en bij de woning van [appellant sub 3] geen onaanvaardbare lichthinder zal kunnen optreden, dan wel het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling voor wat betreft de mogelijkheden tot het plaatsen van nieuwe lichtmasten.
Het besluit van 14 oktober 2013
5. Bij het besluit van 14 oktober 2013 heeft de raad naar aanleiding van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Lochem-West 2010" opnieuw vastgesteld.
Hierbij heeft de raad de verbeelding gewijzigd, met dien verstande dat de aanduiding "specifieke vorm van sport - lichtmast" is toegekend aan de gronden op sportpark "De Elze" die grenzen aan het perceel van [appellant sub 3]. Voorts zijn aan de planregels artikel 12.2.2, sub c, en artikel 12.3, sub 1, toegevoegd. Ingevolge artikel 12.2.2, onder c, van de planregels, voor zover van belang, geldt voor lichtmasten ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - lichtmast" dat uitsluitend de bestaande lichtmasten met de bestaande bouwhoogte zijn toegestaan. Ingevolge artikel 12.3, onder a, sub 1, kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2.2 voor een hogere bouwhoogte van lichtmasten, mits de lichtmasten niet zijn gelegen binnen gronden met de aanduiding "specifieke vorm van sport - lichtmast".
Voor het overige heeft de raad het plan niet gewijzigd ten opzichte van het bij besluit van 8 oktober 2012 vastgestelde plan.
6. Zoals hiervoor is overwogen is het beroep van [appellant sub 3] tegen het besluit van 8 oktober 2012, voor zover gericht tegen artikel 12, lid 12.1, onder d, van de planregels, niet-ontvankelijk. Nu het ontvankelijkheidsgebrek uitsluitend is gerelateerd aan het inroepen van rechtsbescherming, is ook het van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 3] tegen het besluit van 14 oktober 2013 in zoverre niet-ontvankelijk. De Afdeling verwijst op dit punt naar haar uitspraak van 3 oktober 2012 in zaken 201110156/1/R4 en 201102331/1/R4, onder 3.2.
7. [appellant sub 3] heeft in zijn zienswijze over het besluit van 14 oktober 2013 geen gronden aangevoerd ten aanzien van de gewijzigde planregeling voor lichtmasten. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellant sub 3] in zoverre geen bezwaren heeft tegen dit besluit. Het van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 3] tegen het besluit van 14 oktober 2013 is in zoverre ongegrond.
8. [appellant sub 3] heeft in zijn zienswijze aangevoerd dat de planregeling met betrekking tot het gebruik van de natuurijsbaan op sportpark "De Elze" niet duidelijk is.
8.1. Voor zover [appellant sub 3] zich keert tegen overwegingen van de tussenuitspraak, overweegt de Afdeling dat zij behoudens zeer uitzonderlijke gevallen niet kan terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een dergelijk geval is hier niet aan de orde, zodat in zoverre van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel moet worden uitgegaan.
9. [appellant sub 3] heeft in zijn zienswijze voorts aangevoerd dat ten onrechte geen aanlegvergunningenstelsel is opgenomen voor de gronden ter plaatse van de natuurijsbaan.
9.1. [appellant sub 3] heeft hiermee zijn beroepsgronden uitgebreid met nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgronden. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, dat ook ten grondslag ligt aan artikel 6:13 van de Awb, alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, kan niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen [appellant sub 3] in dit opzicht aanvoert, buiten inhoudelijke bespreking blijft.
10. Met betrekking tot de overige beroepsgronden die [appellant sub 3] en de beroepsgronden die Anno 2001 Lochem B.V. en [appellant sub 2] hebben aangevoerd tegen het besluit van 8 oktober 2012, welke worden geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 14 oktober 2013, ziet de Afdeling thans geen aanleiding anders te oordelen dan zij in de tussenuitspraak heeft gedaan.
11. Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen van [appellant sub 3], voor zover ontvankelijk, Anno 2001 Lochem B.V. en [appellant sub 2] tegen het besluit van 14 oktober 2013 ongegrond.
Proceskosten
12. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 3] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van Anno 2001 Lochem B.V. en Bouwhuis bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
12.1. Met betrekking tot de door [appellant sub 3] opgegeven kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand wordt overwogen dat dergelijke kosten op grond van artikel 8:75 van de Awb gelezen in samenhang met artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht in beginsel in aanmerking komen voor vergoeding. Nu het beroep echter mede door [appellante sub 3B] op eigen titel is ingesteld, kunnen door haar zelf verrichte werkzaamheden niet als door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden aangemerkt, zodat de opgegeven kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 3A] en [appellante sub 3B] tegen de besluiten van 8 oktober 2012 en 14 oktober 2013, voor zover gericht tegen artikel 12, lid 12.1, onder d, van de planregels, niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van [appellant sub 3A] en [appellante sub 3B] tegen het besluit van 8 oktober 2012 gedeeltelijk gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Lochem van 8 oktober 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Lochem-West 2010", voor zover het betreft de zinsnede "lichtmasten en" in artikel 12.2.2, onder b, van de planregels, alsmede artikel 12.3, van de planregels;
IV. verklaart het beroep van [appellant sub 3A] en [appellante sub 3B] tegen het besluit van 8 oktober 2012 voor het overige ongegrond, en de beroepen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Anno 2001 Lochem B.V. en [appellant sub 2] tegen het besluit van 8 oktober 2012 geheel ongegrond;
V. verklaart het beroep van [appellant sub 3A] en [appellante sub 3B] tegen het besluit van 14 oktober 2013 voor het overige ongegrond, en de beroepen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Anno 2001 Lochem B.V. en [appellant sub 2] tegen het besluit van 14 oktober 2013 geheel ongegrond;
VI. veroordeelt de raad van de gemeente Lochem tot vergoeding van bij [appellant sub 3A] en [appellante sub 3B] in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 48,28 (zegge: achtenveertig euro en achtentwintig cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
VII. gelast dat de raad van de gemeente Lochem aan [appellant sub 3A] en [appellante sub 3B] het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Van Baaren
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2014
579-694.