201404050/1/A3.
Datum uitspraak: 29 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nuovo Mode B.V. (hierna: Nuovo Mode), gevestigd te Delft,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 april 2014 in zaak nr. 13/9862 in het geding tussen:
Nuovo Mode
en
de burgemeester van Delft.
Procesverloop
Bij brief van 12 november 2013 heeft Nuovo Mode beroep ingesteld gericht tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om verlening van een vergunning voor het exploiteren van een terras bij Markt 13 te Delft.
Bij besluit van 2 december 2013 heeft de burgemeester de aanvraag van Nuovo Mode afgewezen.
Bij uitspraak van 2 april 2014 heeft de rechtbank het door Nuovo Mode ingestelde beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 2 december 2013 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Nuovo Mode hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2014, waar Nuovo Mode, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. S.D. van Reenen, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M.J. Angenent, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Grand-Diner-Café ’t Boterhuis B.V. (hierna: ‘t Boterhuis), vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Ingevolge artikel 2:27a, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van Delft (hierna: APV) wordt onder horecabedrijf mede verstaan: een bij dit bedrijf behorend terras en de andere aanhorigheden.
Ingevolge artikel 2:27b, eerste lid, is het verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
Ingevolge artikel 2:27f, eerste lid, onder b, kan de burgemeester de vergunning of ontheffing, als bedoeld in deze afdeling, intrekken of wijzigen indien dit op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, naar het oordeel van de burgemeester wenselijk wordt geacht gelet op het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist.
Volgens punt 4.3, onder 5, van het Uitvoeringsbeleid Terrassen 2013 Delft (hierna: Uitvoeringsbeleid) kunnen partijen die menen dat zij in aanmerking kunnen komen voor het gebruik van een terras (of een gedeelte daarvan) dat al in gebruik is door een andere vergunninghouder, uiterlijk de maand voorafgaand aan de datum waarop de vergunning zal vervallen, een aanvraag indienen. Voor de terrassen die voor onbepaalde tijd zijn verleend, geldt dat een aanvraag bij overname van het desbetreffende horecabedrijf kan worden ingediend.
2. De burgemeester heeft aan het besluit van 2 december 2013 ten grondslag gelegd dat, voor zover van belang, bij besluit van 29 oktober 2010 en bij gewijzigd besluit van 28 december 2012, welke besluiten thans formele rechtskracht hebben, een terrasvergunning voor onbepaalde tijd is verleend aan ‘t Boterhuis op de door Nuovo Mode verzochte plaats. Hiervan uitgaande heeft de burgemeester overwogen dat op grond van punt 4.3, onder 5, van het Uitvoeringsbeleid eerst bij overname van ’t Boterhuis een aanvraag kan worden ingediend en de verlening van de gevraagde vergunning geweigerd.
3. Nuovo Mode betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de burgemeester de aanvraag op grond van artikel 2:27f van de APV dan wel artikel 4:84 van de Awb had moeten inwilligen. Hiertoe voert Nuovo Mode aan dat de rechtbank voorbij is gegaan aan haar betoog dat de burgemeester in strijd met het Uitvoeringsbeleid aan ‘t Boterhuis een terrasvergunning voor onbepaalde tijd heeft verleend. Volgens Nuovo Mode is zij hierdoor ernstig in haar belangen geschaad. ’t Boterhuis beschikt reeds over twee terrassen, terwijl zij een pand met horecabestemming heeft maar geen terras kan inrichten. Het pand is daardoor moeilijk als horecabedrijf te verhuren of te verkopen. Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank miskend dat de burgemeester ten onrechte niet op grond van voormelde bepalingen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de aan ’t Boterhuis verleende vergunning in te trekken en haar aanvraag in te willigen, aldus Nuovo Mode.
3.1. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de gronden die zich richten tegen de aan ’t Boterhuis verleende terrasvergunning niet kunnen slagen, nu zowel het besluit van 29 oktober 2010 als dat van 28 december 2012 onherroepelijk zijn en derhalve in rechte vast staan. Nu het gebruik van een terras bij Markt 13 aan ’t Boterhuis voor onbepaalde tijd is vergund, kan volgens punt 4.3, onder 5, van het Uitvoeringsbeleid eerst een aanvraag voor diezelfde plaats worden ingediend bij overname van ’t Boterhuis. De burgemeester heeft toegelicht dat met dit beleid bestaande rechten van vergunninghouders worden beschermd. Dit beleid is niet onredelijk. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het betoog van Nuovo Mode dat de burgemeester op grond van artikel 4:84 van de Awb van dit beleid had moeten afwijken, niet slaagt. Hierbij is van belang dat de door Nuovo Mode aangevoerde omstandigheden niet als bijzondere omstandigheden in de zin van deze bepaling kunnen worden aangemerkt. De omstandigheid dat een aspirant-exploitant financiële gevolgen ondervindt doordat hij tot de overname van het horecabedrijf waaraan voor onbepaalde tijd een terrasvergunning is verleend geen terras kan exploiteren op de desbetreffende plaats, dient bij de vaststelling van het beleid te zijn betrokken en kan derhalve niet tot afwijking van dit beleid nopen. Het beroep van Nuovo Mode op artikel 2:27f van de APV faalt reeds omdat geen verzoek om toepassing van dat artikel bij de burgemeester is ingediend en dit beroep derhalve buiten de omvang van dit geding valt.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken-Westra, griffier.
w.g. Verheij w.g. Vreken-Westra
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2014
434-816.