ECLI:NL:RVS:2014:3902
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- H. Troostwijk
- M. Kos
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening bestuursdwang inzake toercaravan te Sint Anthonis
Op 9 oktober 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door [verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Sint Anthonis, tegen het college van burgemeester en wethouders van Sint Anthonis. De zaak betreft een besluit van 11 november 2013, waarbij [verzoeker] gelast werd om een toercaravan op een perceel in Sint Anthonis te verwijderen en verwijderd te houden, onder aanzegging van bestuursdwang. Dit besluit werd gevolgd door een ongegrondverklaring van het bezwaar door het college op 29 april 2014 en een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant op 17 juli 2014, die het beroep van [verzoeker] tegen het besluit van 29 april 2014 eveneens ongegrond verklaarde.
Tijdens de openbare zitting op 9 oktober 2014, waar de voorzitter van de Afdeling, Staatsraad mr. H. Troostwijk, de zaak behandelde, werd het verzoek om een voorlopige voorziening besproken. Het college had aangegeven dat het op 10 oktober 2014 om 09:00 uur zou overgaan tot het toepassen van de bestuursdwang en de caravan zou verwijderen, zonder te wachten op de uitspraak van de voorzitter. Gezien deze omstandigheden en de betrokken belangen, besloot de voorzitter om het besluit van het college van 29 september 2014, waarbij het college de begunstigingstermijn had verlengd, te schorsen tot en met één dag na de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening. Deze ordemaatregel werd getroffen om te voorkomen dat [verzoeker] onomkeerbare schade zou lijden door de uitvoering van het besluit van het college voordat er een definitieve uitspraak was gedaan.
De uitspraak van de voorzitter is van belang voor de rechtsbescherming van burgers tegen bestuursdwang en benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid in de besluitvorming door het college. De zaak illustreert ook de rol van de Raad van State als hoogste bestuursrechter in Nederland, die toeziet op de naleving van de rechtsbeginselen en de bescherming van individuele rechten.