201407330/2/A1.
Datum uitspraak: 22 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats], gemeente Laarbeek,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 14 juli 2014 in zaak nr. 14/1425 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek.
Procesverloop
Bij besluit van 27 februari 2014 heeft het college aan de Stichting Geloof, Hoop en Liefde een omgevingsvergunning verleend voor het restaureren van een bijbehorend bouwwerk (hierna: de schaapskooi) op het perceel Croylaan 12 te Aarle-Rixtel.
Bij uitspraak van 14 juli 2014 heeft de rechtbank het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld.
Zij heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 oktober 2014, waar [verzoekster], bijgestaan door mr. T.B.M. Kersten, en het college, vertegenwoordigd door D. Bussers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is de Stichting, vertegenwoordigd door mr. J.W. de Rijk, advocaat te Helmond, en [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek strekt ertoe dat de aangevallen uitspraak en de verleende omgevingsvergunning worden geschorst, zomede dat het de Stichting wordt verboden om restauratiewerkzaamheden uit te voeren, totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure. [verzoekster] heeft daartoe aangevoerd dat de rechtbank heeft miskend dat als gevolg van de restauratiewerkzaamheden inbreuk wordt gemaakt op de monumentale status van de schaapskooi. Ter zitting heeft zij toegelicht dat de verschijningsvorm en monumentale waarden van de schaapskooi volgens haar in het bijzonder worden aangetast door het vervangen van de lemen vloer door een klinkervloer en door het aanbrengen van een poort. Zij heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar het door haar bij het verzoek om voorlopige voorziening overgelegde deskundigenrapport van 25 september 2014, opgesteld door drs. F.A.C. Haans, bouwhistoricus bnb en restauratieadviseur (hierna: het deskundigenrapport).
2.1. Het college heeft aan het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning de positieve adviezen van de geïntegreerde commissie voor advies over zowel welstand als monumenten, de Welstandscommissie Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (hierna: monumentencommissie), van 3 oktober 2013 en 22 oktober 2013 ten grondslag gelegd. De monumentencommissie heeft overwogen dat de uit te voeren werkzaamheden voldoen aan de redelijke eisen van welstand en geen bezwaren oproepen vanuit de monumentenoptiek. In het advies van 22 oktober 2013 heeft de monumentencommissie weergegeven dat de vrijliggende klinkervloer geen invloed heeft op de verschijningsvorm en op de monumentale waarde van het pand. Op de vloer komt een zandlaag, waardoor de bodem dezelfde verschijningsvorm heeft als in de oorspronkelijke toestand. Er wordt volgens de monumentencommissie geen historisch waardevol materiaal vernietigd.
2.2. De voorzitter ziet in hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd naar voorlopig oordeel geen grond om aan te nemen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college zich op basis van de adviezen van de monumentencommissie van 3 oktober 2013 en 22 oktober 2013 op het standpunt heeft mogen stellen dat het belang van de monumentenzorg zich niet verzet tegen het verlenen van omgevingsvergunning voor het bouwplan.
Gelet op het vorenstaande bestaat geen grond voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de aan de stichting verleende omgevingsvergunning voor het restaureren van de schaapskooi niet mocht worden verleend.
3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.J. van den Berg, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. Van den Berg
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2014
651.