201401511/1/R4.
Datum uitspraak: 5 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante] gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 november 2013 heeft het college hogere grenswaarden vastgesteld voor 1559 woningen die binnen de gewijzigde geluidcontour van 50 dB(A) rondom het industrieterrein "De Wieken" liggen.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
[appellante] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 september 2014, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. E. Alders, mr. G.W. Lassche, mr. J.C.F. van der Lans en mr. P.P. de Vries, en het college, vertegenwoordigd door H.J. de Jong-Bouman en J.H. de Vries, beiden werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door R.M.O. Tap, werkzaam bij de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe, zijn verschenen.
De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:64, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) het onderzoek ter zitting geschorst teneinde het college in de gelegenheid te stellen een lijst met adressen te overleggen waarvoor nieuwe hogere grenswaarden zullen worden vastgesteld.
Bij brief van 4 september 2014 heeft het college deze lijst overgelegd. Deze brief is aan [appellante] toegezonden.
Bij brief van 8 september 2014 heeft [appellante] op deze lijst gereageerd. Deze brief is aan het college toegezonden.
Bij gezamenlijk schrijven van 14 oktober 2014 hebben partijen de Afdeling nader geïnformeerd over voornoemde lijst.
Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gelaten. Vervolgens is met toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Awb het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. [appellante] betoogt dat de vanwege het industrieterrein veroorzaakte geluidbelasting bij de omliggende woningen niet correct is berekend waardoor het college voor een aantal adressen in de omgeving van haar bedrijf een onjuiste hogere grenswaarde heeft vastgesteld.
2. Het college erkent dat voor een aantal adressen onjuiste hogere grenswaarden zijn vastgesteld. Nu het college zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan het in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft deze onderdelen niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het betoog slaagt.
3. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb, voor zover daarbij hogere grenswaarden zijn vastgesteld voor de in bijlage 1 behorende bij deze uitspraak genoemde adressen.
4. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb het college op te dragen om met inachtneming van rechtsoverweging 2 ten aanzien van de in bijlage 1 bij deze uitspraak genoemde adressen een nieuw besluit te nemen en zal daartoe een termijn stellen. Ter voorlichting van partijen merkt de Afdeling op dat het nieuw te nemen besluit zo nodig ook betrekking kan hebben op andere adressen dan de in bijlage 1 genoemde adressen.
5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen van 28 november 2013, voor zover daarbij hogere grenswaarden zijn vastgesteld voor de in bijlage 1 behorende bij deze uitspraak genoemde adressen;
III. draagt het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen op om voor 1 juni 2015 en met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen ten aanzien van de in dictumonderdeel II genoemde besluitonderdelen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt;
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Oudenaarden, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Oudenaarden
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2014
568-745.