ECLI:NL:RVS:2014:3987

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2014
Publicatiedatum
5 november 2014
Zaaknummer
201402571/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang wegens overtreding van de Afvalstoffenverordening door appellante

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 27 november 2013 een besluit genomen om spoedeisende bestuursdwang toe te passen tegen [appellante]. Dit besluit volgde op een eerdere constatering op 20 november 2013, waarbij [appellante] in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 huishoudelijke afvalstoffen had aangeboden. Het college heeft vastgesteld dat de kosten van deze bestuursdwang, ter hoogte van € 126,00, voor rekening van [appellante] komen.

Na het besluit van 27 november 2013 heeft [appellante] bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 11 maart 2014 ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellante] beroep ingesteld. De zaak is vervolgens door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer, die de zaak op 7 oktober 2014 ter zitting heeft behandeld. Het college werd vertegenwoordigd door mr. W.G.C. Wijsman.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat volgens de Afvalstoffenverordening het college bevoegd is om aan te geven via welke inzamelmiddelen huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden. [appellante] betoogde dat zij ten onrechte als overtreder was aangemerkt, omdat zij het aangetroffen stuk niet had ontvangen. De Afdeling oordeelde echter dat de doos, waarin het stuk was aangetroffen, tot [appellante] kon worden herleid, en dat zij onvoldoende bewijs had geleverd dat zij niet degene was die de doos verkeerd ter inzameling had aangeboden.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep van [appellante] ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 5 november 2014.

Uitspraak

201402571/1/A4.
Datum uitspraak: 5 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2013 heeft het college zijn beslissing om op 20 november 2013 spoedeisende bestuursdwang jegens [appellante] toe te passen wegens het door haar in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag (hierna: Afvalstoffenverordening) aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat van de kosten van de toepassing van bestuursdwang een bedrag van € 126,00 voor rekening van [appellante] komt.
Bij besluit van 11 maart 2014 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2014, waar het college, vertegenwoordigd door mr. W.G.C. Wijsman, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening kan het college aanwijzen via welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, is het de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens artikel 4, tweede lid, een inzamelmiddel of inzamelvoorziening is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het betreffende inzamelmiddel of de betreffende inzamelvoorziening of het betreffende brengdepot.
2. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een doos die op 20 november 2013 in de Van Swindenstraat ter hoogte van [nummer] is aangetroffen. Het college stelt zich op het standpunt dat [appellante] de doos in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening ter inzameling heeft aangeboden, nu in de doos een tot haar adres herleidbaar stuk is aangetroffen.
3. [appellante] betoogt dat het college haar ten onrechte als overtreder heeft aangemerkt. [appellante] stelt dat zij het stuk niet heeft ontvangen en dat het vaker voorkomt dat zij post niet ontvangt. Zij kan daarom niet degene zijn geweest die het stuk in de doos heeft gedaan en deze verkeerd ter inzameling heeft aangeboden, aldus [appellante].
3.1. Ingevolge artikel 5:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder overtreder verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
In de regel zal mogen worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dit geldt echter niet indien diegene aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift heeft geschonden.
3.2. Onbetwist is dat de aangetroffen doos in strijd met de Afvalstoffenverordening ter inzameling is aangeboden. In de doos is een stuk aangetroffen, waarop de naam- en adresgegevens van [appellante] zijn vermeld. De doos kan derhalve tot haar worden herleid.
Met de enkele stelling dat [appellante] het stuk niet heeft ontvangen en dat zij vaker post niet bezorgd krijgt, heeft [appellante] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij niet degene is geweest die de doos verkeerd ter inzameling heeft aangeboden.
Gelet op het voorgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat het college [appellante] niet als overtreder heeft kunnen aanmerken.
Het betoog faalt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2014
190-811.