ECLI:NL:RVS:2014:3994
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking van het hoger beroep door verzoekster
In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 3 april 2014. De rechtbank had in deze zaak, geregistreerd onder nummer 12/821, een beslissing genomen die verzoekster niet beviel. Op 5 november 2014 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep. Verzoekster heeft het hoger beroep echter ingetrokken, omdat de Belastingdienst/Toeslagen haar bezwaar tegen een eerder besluit van 6 juni 2012 alsnog gegrond had verklaard in een besluit van 11 augustus 2014. Dit betekende dat de Belastingdienst/Toeslagen verzoekster tegemoet was gekomen, zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Verzoekster heeft de Raad van State verzocht om de Belastingdienst/Toeslagen te veroordelen in de proceskosten die zij heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 13 oktober 2014, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door D.S.C. Jansen van Jur-Proficio.
De Raad van State heeft geoordeeld dat het verzoek van verzoekster gegrond is. De Belastingdienst/Toeslagen is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 1.461,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast is de Belastingdienst/Toeslagen verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 288,00 te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, griffier. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 5 november 2014.