ECLI:NL:RVS:2014:3994

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2014
Publicatiedatum
5 november 2014
Zaaknummer
201403359/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking van het hoger beroep door verzoekster

In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 3 april 2014. De rechtbank had in deze zaak, geregistreerd onder nummer 12/821, een beslissing genomen die verzoekster niet beviel. Op 5 november 2014 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep. Verzoekster heeft het hoger beroep echter ingetrokken, omdat de Belastingdienst/Toeslagen haar bezwaar tegen een eerder besluit van 6 juni 2012 alsnog gegrond had verklaard in een besluit van 11 augustus 2014. Dit betekende dat de Belastingdienst/Toeslagen verzoekster tegemoet was gekomen, zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Verzoekster heeft de Raad van State verzocht om de Belastingdienst/Toeslagen te veroordelen in de proceskosten die zij heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 13 oktober 2014, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door D.S.C. Jansen van Jur-Proficio.

De Raad van State heeft geoordeeld dat het verzoek van verzoekster gegrond is. De Belastingdienst/Toeslagen is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 1.461,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast is de Belastingdienst/Toeslagen verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 288,00 te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, griffier. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 5 november 2014.

Uitspraak

201403359/1/A2.
Datum uitspraak: 5 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep.
Procesverloop
[verzoekster] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 3 april 2014 in zaak nr. 12/821.
[verzoekster] heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht de Belastingdienst/Toeslagen te veroordelen in de bij haar opgekomen proceskosten.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 oktober 2014, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door D.S.C. Jansen, werkzaam voor Jur-Proficio, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, in geval van intrekking van het hoger beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet worden veroordeeld.
2. [verzoekster] heeft het hoger beroep ingetrokken, omdat de Belastingdienst/Toeslagen bij het besluit van 11 augustus 2014 haar bezwaar tegen het besluit van 6 juni 2012 alsnog gegrond heeft verklaard. Aldus is de Belastingdienst/Toeslagen [verzoekster] tegemoetgekomen, als bedoeld in voormeld artikel 8:75a van de Awb.
3. Het verzoek dient als gegrond op na te melden wijze te worden toegewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. veroordeelt de Belastingdienst/Toeslagen tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.461,00.(zegge: veertienhonderdeenenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
II. verstaat dat de Belastingdienst/Toeslagen aan [verzoekster] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, griffier.
w.g. Van Altena w.g. De Leeuw-van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2014
97-735.