ECLI:NL:RVS:2014:4019

Raad van State

Datum uitspraak
30 oktober 2014
Publicatiedatum
5 november 2014
Zaaknummer
201407150/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Killesteijnstraat 3 te Lexmond

In deze uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld met betrekking tot het bestemmingsplan "Killesteijnstraat 3" in Lexmond, vastgesteld op 30 juni 2014 door de raad van de gemeente Zederik. Verzoekers, bestaande uit [verzoeker] en anderen, hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 14 oktober 2014 ter zitting behandeld, waar zowel de verzoekers als de raad van de gemeente Zederik aanwezig waren. De raad heeft een verweerschrift ingediend en toelichting gegeven op het bestemmingsplan.

De voorzitter overweegt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De verzoekers betogen dat het plan in strijd is met de regionale woonvisie, omdat het aantal woningen in de kern Lexmond met meer dan 0,7% toeneemt zonder dat er een motivering is voor de behoefte aan deze woningen. De raad heeft echter toegelicht dat er overleg heeft plaatsgevonden met een werkgroep van gemeenten in de regio, die heeft geconcludeerd dat er een regionale behoefte is aan de woningen.

Daarnaast vrezen de verzoekers voor een aantasting van de ruimtelijke kwaliteit door toename van parkeerdruk en andere negatieve effecten zoals geluidoverlast en schaduwwerking. De voorzitter concludeert dat er voldoende ruimte is voor parkeerplaatsen op eigen terrein en dat de nadelige invloed op het woon- en leefklimaat niet zodanig is dat de raad hieraan meer gewicht had moeten toekennen. De voorzitter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het plan niet in strijd is met de regionale woonvisie en de bezwaren van de verzoekers niet opwegen tegen de belangen van de realisering van het plan.

Uitspraak

201407150/2/R4.
Datum uitspraak: 30 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te [woonplaats], gemeente Zederik,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Zederik,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 juni 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Killesteijnstraat 3" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft A. [belanghebbende] (hierna: [belanghebbende]) een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 oktober 2014, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door M.S.J. Schwarze MSc, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde].
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de bouw van woningen aan de Killesteijnstraat 3 te Lexmond, gemeente Zederik.
3. [verzoeker] en anderen richten zich tegen het gehele plan.
4. [verzoeker] en anderen betogen dat het plan in strijd is met de Regionale woonvisie Alblasserwaard Vijfheerenlanden (hierna: de regionale woonvisie), nu het aantal woningen in de kern Lexmond met meer dan 0,7% groeit, terwijl niet aan de hand van de regionale woonvisie, een concurrentieanalyse en een lokale analyse van de woningbehoefte is gemotiveerd dat behoefte bestaat aan de voorziene woningen.
4.1. De raad heeft ter zitting toegelicht dat het aantal woningen in de kern Lexmond met meer dan 0,7% toeneemt. Daarom heeft over de in het plan voorziene woningen - in overeenstemming met de regionale woonvisie - overleg plaatsgevonden met een werkgroep, waarin alle gemeenten in de regio vertegenwoordigd zijn. Deze werkgroep heeft geconcludeerd dat er een regionale behoefte bestaat aan de voorziene woningen, aldus de raad.
4.2. Gelet op de toelichting van de raad ziet de voorzitter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd met de regionale woonvisie is vastgesteld.
5. [verzoeker] en anderen zijn ervoor bevreesd dat de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte wordt aangetast door toename van de parkeerdruk. In dit kader wijzen zij erop dat niet alle parkeerplaatsen zijn voorzien op eigen terrein, hetgeen in strijd is met de Bouwverordening Zederik 2005. Zij vrezen verder voor geluidoverlast, luchtverontreiniging en een negatief effect op de verkeersveiligheid als gevolg van de toename van het aantal verkeersbewegingen. Ten slotte voeren zij aan dat als gevolg van het plan een ontoelaatbare schaduwwerking ontstaat en dat hun privacy als gevolg van het plan wordt aangetast.
5.1. Ter zitting is vast komen te staan dat het plan voorziet in ruimte op eigen terrein voor tien van de elf benodigde parkeerplaatsen. Gelet daarop ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat het plan leidt tot een onevenredige parkeerhinder. Voorts acht de voorzitter aannemelijk dat het plan enige nadelige invloed zal hebben op het woon- en leefklimaat ter plaatse, maar deze invloed zal naar het oordeel van de voorzitter niet zodanig zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
6. [verzoeker] en anderen voeren verder aan dat de woningen in strijd met het stedenbouwkundige uitgangspunt zoals neergelegd in het bestemmingsplan "Kernen Zederik" niet aan de Killesteijnstraat zijn voorzien.
6.1. De raad heeft ter zitting toegelicht dat het bouwvlak niet aan de Killesteijnstraat ligt, omdat de raad de ontsluiting van het plangebied in verband met geluidoverlast niet langs de woning aan de [locatie] wilde voorzien.
6.2. Gelet op de toelichting van de raad ziet de voorzitter in hetgeen op dit punt is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot de gekozen situering van het bouwvlak.
7. [verzoeker] en anderen voeren verder aan dat ter plaatse van de voorziene woningen geen goed woon- en leeklimaat kan worden gewaarborgd, omdat niet is voldaan aan de richtafstand die op grond van de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) geldt voor de afstand tussen een nabij gelegen bedrijf en de voorziene woningen.
7.1. Ingevolge artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
7.2. [verzoeker] en anderen beroepen zich met dit betoog op de van een goede ruimtelijke ordening, als bepaald in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, deel uitmakende norm die ziet op de bescherming van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de voorziene woningen. Nu het betoog geen betrekking heeft op het woon- en leefklimaat ter plaatse van de eigen woningen, strekt deze door [verzoeker] en anderen ingeroepen norm kennelijk niet tot bescherming van hun belangen, maar tot bescherming van de belangen van de toekomstige bewoners van de voorziene woningen. De voorzitter gaat er daarom van uit dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat de door [verzoeker] en anderen ingeroepen norm niet strekt tot bescherming van het belang waarvoor zij in deze procedure bescherming zoeken, zodat in het geval de beroepsgrond zou slagen, artikel 8:69a van de Awb in zoverre aan vernietiging van het plan in de weg zou staan.
8. [verzoeker] en anderen betogen voorts dat het plan strijd met de rechtszekerheid niet regelt hoeveel woningen ter plaatse mogen worden gebouwd. Zij voeren in dit kader aan dat het plan ter plaatse zeven of meer - al dan niet gestapelde - woningen mogelijk maakt.
8.1. De raad heeft ter zitting toegelicht dat hij ervoor heeft gekozen om in het plan niet vast te leggen dat ter plaatse zes woningen mogen worden gebouwd, omdat hij ook de mogelijkheid wilde bieden om ter plaatse vijf woningen op te richten. Het aantal woningen dat mogelijk wordt gemaakt is volgens de raad echter niet onbeperkt, als gevolg van de breedte van het toegekende bouwvlak van ongeveer 32 meter. Bovendien staat het plan in de weg aan gestapelde bebouwing, aldus de raad. Voorts heeft de raad toegelicht dat hij heeft willen regelen dat als de woningen feitelijk zijn gebouwd, de grond waarop een afzonderlijke woning staat een bouwperceel vormt, waarop slechts één woning mag worden gebouwd. Met het plan heeft de raad dan ook niet willen regelen dat op het bouwvlak slechts één woning is toegestaan, aldus de raad.
8.2. Aan een deel van het plangebied zijn de bestemming "Wonen", een bouwvlak en de aanduiding "aaneengebouwd" toegekend.
Ingevolge artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor wonen.
Ingevolge artikel 6, lid 6.2.1, mogen op deze gronden hoofdgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
[…]
b. per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan; splitsing van een bouwperceel ten behoeve van nieuwbouw van een tweede woning is niet toegestaan. Hier geldt de situatie op het moment van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan als uitgangspunt;
c. voor zover is aangegeven mogen uitsluitend de woningtypen worden gebouwd:
1. ter plaatse van de aanduiding "aaneengebouwd" aaneengebouwde woningen.
Ingevolge artikel 1, lid 1.5, wordt onder aaneengebouwde woning verstaan: een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning.
Ingevolge artikel 1, lid 1.27, wordt onder bouwperceel verstaan: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
8.3. De voorzitter is voorshands van oordeel dat het plan, in strijd met de bedoeling van de raad, niet regelt dat ter plaatse maximaal zes woningen zijn toegestaan, bijvoorbeeld door middel van het opnemen van een aanduiding die ertoe strekt dat maximaal zes woningen binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd. Voorts regelt het plan, in strijd met de bedoeling van de raad, niet zonder meer dat een bouwperceel niet noodzakelijkerwijs overeenkomt met het toegekende bouwvlak. Gelet hierop verwacht de voorzitter dat de Afdeling tot het oordeel zal komen dat het plan in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb is vastgesteld.
8.4. In het voorgaande ziet de voorzitter evenwel geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. Hiertoe overweegt de voorzitter dat het plan in de weg staat aan gestapelde bouw en dat het door de raad gewenste maximaal aantal woningen van zes gelet op de omvang van het bouwvlak slechts in geringe mate kan worden overschreden. Voorts betrekt de voorzitter dat de eigenaar van de gronden ter zitting heeft verklaard dat hij voornemens is niet meer dan zes woningen op het perceel te realiseren.
9. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Kuipers
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2014
271-786.