ECLI:NL:RVS:2014:406

Raad van State

Datum uitspraak
12 februari 2014
Publicatiedatum
12 februari 2014
Zaaknummer
201302549/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
  • J.A.A. van Roessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing locatie ondergrondse afvalcontainers in Amsterdam

In deze zaak gaat het om de aanwijzing van een locatie voor ondergrondse afvalcontainers voor huishoudelijk restafval aan de Verdistraat in Amsterdam. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid heeft op 22 januari 2013 besloten om deze locatie aan te wijzen. [appellant], wonend in de nabijheid, heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat hij vreest voor onveilige verkeerssituaties en overlast door de containers. Tijdens de zitting op 6 december 2013 heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat het legen van de containers slechts enkele minuten in beslag neemt en dat de verkeerssituatie ter plaatse niet onveilig is. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de argumenten van [appellant] tegen het besluit van het dagelijks bestuur beoordeeld. Het dagelijks bestuur heeft de locatiecriteria en het beleid voor de plaatsing van de containers uiteengezet, waarbij rekening is gehouden met de veiligheid en bereikbaarheid. De Afdeling concludeert dat het dagelijks bestuur de belangen van [appellant] voldoende heeft betrokken en dat de aangewezen locatie geschikt is voor de ondergrondse afvalcontainers. Het beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

201302549/1/A4.
Datum uitspraak: 12 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Amsterdam,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 januari 2013 heeft het dagelijks bestuur, voor zover hier van belang, de Verdistraat ter hoogte van nummer 2, locatie nummer 22-08, te Amsterdam, aangewezen als locatie voor ondergrondse afvalcontainers voor huishoudelijk restafval.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 december 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J. Zwiers, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. A.J.A.P. Peters, G. Westerbos en C.E. Kooij, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 10.23 van de Wet milieubeheer stelt de gemeenteraad in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast.
Ingevolge artikel 4, vierde lid, van de Afvalstoffenverordening 2009 van de gemeente Amsterdam, kan het college aanwijzen met behulp van welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of met behulp van welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.
Ingevolge artikel 26, tweede lid, van de Verordening op de stadsdelen van de gemeente Amsterdam, draagt het college al zijn bevoegdheden over aan het dagelijks bestuur van de stadsdelen.
2. Het dagelijks bestuur hanteert bij het aanwijzen van een locatie voor een ondergrondse afvalcontainer het beleid zoals dat is vastgelegd in het Programma van Eisen ondergrondse restafvalinzameling gebied Oud-Zuid van 8 februari 2012. Hierin staat onder meer als uitgangspunt dat altijd binnen 75 m vanaf de woningen, met uitzonderingen tot maximaal 125 m, een ondergrondse afvalcontainer aanwezig is. Voorts hanteert het dagelijks bestuur de volgende locatiecriteria uit het Programma van Eisen:
• Inzamelvoertuigen moeten veilig kunnen stoppen om de containers te legen;
• Om verkeersoponthoud tijdens het legen van containers te vermijden worden er geen containers op hoeken van drukke verkeerskruisingen geplaatst. Om dezelfde reden worden er ook geen containers op of bij vluchtheuvels geplaatst;
• Containerlocaties moeten goed bereikbaar zijn voor voetgangers, minder validen en fietsers;
• De afstand tussen de container (rand van de container) en de gevel is minimaal 2 m;
• Er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met omgeving/omwonenden.
3. [appellant] betoogt dat de bij het bestreden besluit aangewezen locatie voor de ondergrondse containers niet geschikt is, nu het legen van de ondergrondse containers volgens haar tot onveilige en drukke verkeerssituaties kan leiden.
3.1. Het dagelijks bestuur heeft erop gewezen dat auto’s elkaar in de Verdistraat kunnen passeren. Aan de hand van een foto is door het dagelijks bestuur toegelicht dat een auto tijdens het legen van de containers door een inzamelvoertuig op de stoep kan wachten. Fietsers en bromfietsers kunnen volgens het dagelijks bestuur het inzamelvoertuig wel passeren. Ter zitting heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat het legen van de containers door het inzamelvoertuig ongeveer 3 minuten duurt. Daarbij merkt het dagelijks bestuur op dat het huidige systeem van afvalinzameling met afvalzakken een vergelijkbaar of zelfs groter effect op het verkeer heeft, nu in ieder geval twee dagen per week afvalzakken worden opgehaald. Bij inzameling door ondergrondse containers zal het legen één tot twee keer per week plaatsvinden.
Ter zitting heeft het dagelijks bestuur voorts te kennen gegeven dat de verkeerssituatie ter plaatse van de aangewezen locatie is voorgelegd aan een verkeerskundige van het stadsdeel Zuid, die de verkeerssituatie niet onveilig heeft geacht. Anders dan [appellant] veronderstelt, is de verkeerskruising tussen de Verdistraat en de Stadionweg volgens het dagelijks bestuur geen drukke verkeerskruising. De Verdistraat die uitkomt op de Stadionweg waar een maximum snelheid van 50 kilometer per uur geldt, ligt in een 30 kilometerzone. Dit laatste is niet betwist.
3.2. Gelet op het voorgaande, heeft het dagelijks bestuur deugdelijk gemotiveerd waarom het legen van de ondergrondse containers niet leidt tot onveilige verkeerssituaties. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd over de verkeersveiligheid, biedt dan ook geen grond voor het oordeel dat het dagelijks bestuur zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bij het bestreden besluit aangewezen locatie geschikt is.
De beroepsgrond faalt.
4. [appellant] betoogt voorts dat haar belang niet voldoende is betrokken bij het bestreden besluit, omdat zij vanuit haar woning aan de [locatie] direct zicht krijgt op de afvalcontainers. Volgens [appellant] zal ook overlast ontstaan door het bijplaatsen van afval, zoals reeds het geval is op de locatie aan de Gerrit van der Veenstraat 57. Zij wijst verder op het rapport Beheer inzamelmiddelen van de Koninklijke Vereniging voor afval- en Reinigingsmanagement (hierna: het rapport), waarin staat vermeld dat een afstand van 5 m vanaf de gevel gehanteerd moet worden.
4.1. Het dagelijks bestuur heeft aan de hand van foto’s toegelicht dat de ondergrondse afvalcontainers niet recht voor de ramen van de woning van [appellant] geplaatst worden, maar voor het gedeelte van de gevel tussen de ramen. Voorts heeft het dagelijks bestuur erop gewezen dat het bovengrondse deel van de container, het zogenoemde inwerphuisje, 120 cm hoog en 50 cm breed is en daarom minder massief dan bijvoorbeeld een geparkeerde auto. Bovendien wordt volgens het dagelijks bestuur voldaan aan de in acht te nemen afstand van 2 m tussen de gevel en de containers, zoals vermeld in de locatiecriteria van het Programma van Eisen.
Verder heeft het dagelijks bestuur te kennen gegeven bekend te zijn met de overbelasting op de locatie aan de Gerrit van der Veenstraat 57, een zogenoemd restafvalinzamelpunt. Deze overbelasting wordt volgens het dagelijks bestuur juist tegengegaan door nieuwe locaties aan te wijzen voor ondergrondse afvalcontainers, zoals bij het bestreden besluit. Het aantal en de capaciteit van de te plaatsen ondergrondse afvalcontainers is volgens het dagelijks bestuur dusdanig dat deze al na een vulling van 50% tot 75% geleegd zullen worden. Voor zover omwonenden toch afval naast de containers plaatsen, kan hiertegen handhavend worden opgetreden, aldus het dagelijks bestuur.
4.2. Gelet op deze motivering, heeft het dagelijks bestuur de belangen van [appellant] bij het bestreden besluit betrokken en zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door [appellant] gestelde zichthinder en overlast als gevolg van het bestreden besluit beperkt zijn. In zoverre bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur deze locatie niet had mogen aanwijzen als een locatie voor ondergrondse containers.
Voor zover [appellant] verwijst naar het rapport, leidt dat niet tot een ander oordeel aangezien er geen rechtsregel bestaat op grond waarvan het dagelijks bestuur hiermee rekening had moeten houden, zodat het dagelijks bestuur daaraan niet hoefde te toetsen.
De beroepsgrond faalt.
5. [appellant] betoogt verder dat het Bachplein geschikter is voor de plaatsing van ondergrondse afvalcontainers dan de aangewezen locatie.
5.1. Volgens het dagelijks bestuur is het Bachplein als alternatieve locatie minder geschikt dan de aangewezen locatie, omdat de capaciteit voor het aanbod van afval bij plaatsing van ondergrondse afvalcontainers op het Bachplein niet evenredig verdeeld zal zijn. Het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat meer dan 35 huishoudens van deze containers op het Bachplein gebruik zouden moeten gaan maken, waardoor de containers sneller vol raken en vaker geleegd moeten worden. Ter zitting heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat bij de berekeningen voor de capaciteit voor de aangewezen locatie ook rekening is gehouden met de bewoners van de Stadionweg. Ten behoeve van een efficiënte bedrijfsvoering en om bijplaatsen van afval en zwerfafval te voorkomen, heeft het dagelijks bestuur deze alternatieve locatie minder geschikt geacht dan de aangewezen locatie.
5.2. Gelet op deze motivering, heeft het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door [appellant] voorgestelde alternatieve locatie minder geschikt is dan de bij het bestreden besluit aangewezen locatie.
De beroepsgrond faalt.
6. [appellant] betoogt ten slotte dat de ondergrondse afvalcontainers op de aangewezen locatie niet nodig zijn. Zij wijst op de bestaande locatie aan de overzijde van de Stadionweg, die volgens hem voldoet. Bovendien hebben volgens [appellant] ruim 14 omwonenden hun bezwaren geuit tegen de aangewezen locatie.
6.1. Het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat aan de Stadionweg, een hoofdweg, het systeem van zakkeninzameling met rolcontainers gehandhaafd blijft. De aangewezen locatie is volgens het dagelijks bestuur nodig, nu deze past in een sluitend netwerk, waarbij elke locatie is berekend op het aanbod van het afval uit de omgeving en de ondergrondse afvalcontainers om die reden niet snel vol zullen raken. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding aan de juistheid hiervan te twijfelen. De stelling dat ruim 14 omwonenden hun bezwaren hebben geuit tegen de aangewezen locatie, doet aan die noodzaak niet af en geeft de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur had moeten afzien van het aanwijzen van de locatie voor ondergrondse containers.
De beroepsgrond faalt.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2014
457-764.