201402855/1/A2.
Datum uitspraak: 12 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 4 maart 2014 in zaak nr. 13/5112 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant.
Procesverloop
Bij besluit van 18 april 2013 heeft het college aan [appellante] een subsidie van maximaal € 37.015,00 verleend.
Bij besluit van 19 september 2013 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 maart 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2014, waar [appellante], vertegenwoordigd door haar [directeur], bijgestaan door mr. L.A.M. Plantaz, advocaat te Heerlen, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. Breij en drs. B.J.C. de Graaff, beiden werkzaam bij de provincie Noord-Brabant, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2.3, eerste lid, aanhef en onder c, van de Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland (hierna: de Regeling) kan subsidie worden verleend voor innovatieprojecten gericht op experimentele ontwikkeling in Zuid-Nederland.
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, worden subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 2.3, aanhef en onder c, ingediend voor 1 januari 2014.
Ingevolge het derde lid worden subsidieaanvragen ingediend bij de beheersautoriteit met gebruikmaking van het aanvraagformulier, opgenomen in bijlage 6.
Ingevolge het vierde lid bevat een subsidieaanvraag het volledig ingevulde aanvraagformulier, bedoeld in het derde lid, met daarin de voorgeschreven bijlagen.
Ingevolge onderdeel 8 van Bijlage 1 "Checklist mee te zenden bijlagen bij aanvraag" dient een subsidieaanvraag vergezeld te gaan van bewijzen van toegezegde financiering. De toelichting hierbij luidt: "De aanvraag dient altijd vergezeld te gaan van bewijs waaruit blijkt dat de financiering van het project gedekt is, zowel wat betreft de eigen bijdrage als eventuele overige financiering".
2. Op 17 september 2012 heeft [appellante] het college gevraagd haar een subsidie, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling, te verlenen ten behoeve van het project "Turbo Deegkneder". De aanvraag betreft een subsidiebedrag van € 250.000,00.
Op 19 september 2012 heeft het college [appellante] telefonisch geïnformeerd en op 20 september 2012 bij brief, dat de aanvraag niet volledig is, omdat daarin het volgende gegeven ontbreekt: "Bewijs van toegezegde financiering c.q. verklaring van de aanvrager waarin deze verklaart garant te staan voor eigen bijdrage in het project, uitgedrukt in absolute cijfers."
Bij e-mailbericht van 19 september 2012 heeft [appellante] het college daarop bericht: "Hierbij verklaren wij, [appellante] te [plaats], over voldoende middelen te beschikken, dan wel te kunnen beschikken, om de totale ontwikkelingskosten, zijnde € 836.222,00, betrekking hebbende op het project Turbo Deegkneder als omschreven in het projectvoorstel te kunnen financieren."
Bij brief van 24 september 2012 heeft het college [appellante] geïnformeerd dat de aanvraag daarmee volledig is en in behandeling wordt genomen.
3. Aan het besluit op bezwaar van 19 september 2013 heeft het college ten grondslag gelegd dat het subsidieplafond is bereikt, waardoor aan [appellante] niet het gevraagde subsidiebedrag van € 250.000,00, maar een subsidiebedrag van maximaal € 37.015,00 wordt verleend.
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college haar een subsidie van € 250.000,00 had moeten verlenen, omdat het subsidieplafond op 17 september 2012 nog niet was bereikt en haar aanvraag reeds op die datum volledig was. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, kan haar niet worden tegengeworpen dat zij op dat moment geen bewijs van toegezegde financiering, als bedoeld in onderdeel 8 van Bijlage 1 bij het aanvraagformulier, had overgelegd. Dergelijk bewijs dient volgens haar slechts te worden overgelegd, indien voor de uitvoering van een project gelden van derden worden ingezet, hetgeen niet het geval is.
Voor zover dat bewijs ook moet worden geleverd, indien uitsluitend eigen middelen worden ingezet, stelt [appellante] daaraan eveneens te hebben voldaan, nu zij met de ondertekening van het aanvraagformulier op 17 september 2012 heeft verklaard garant te staan voor de opgegeven eigen bijdrage die voor het project is benodigd. Indien het bewijs van financiering in een afzonderlijk bijlage had moeten worden overgelegd, dient volgens haar de bij de aanvraag overgelegde projectbegroting als zodanig bewijs te worden beschouwd, nu daaruit duidelijk blijkt hoe het project wordt gefinancierd.
4.1. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat [appellante] een bewijs van toegezegde financiering had moeten overleggen, nu in onderdeel 8 van Bijlage 1 uitdrukkelijk is vermeld dat een aanvraag altijd vergezeld dient te gaan van bewijs, waaruit blijkt dat de financiering van het project, zowel wat betreft de eigen bijdrage als eventuele overige financiering, gedekt is. Dat dat bewijs alleen moet worden geleverd, indien voor de realisering van het project gelden van derden worden ingezet, kan uit het gebruik van het woord "financiering" niet worden afgeleid. Anders dan [appellante] stelt, moet onder financiering niet uitsluitend de inzet van middelen van derden worden begrepen, maar ook de inzet van eigen middelen.
Voorts heeft [appellante] het gevraagde bewijs van financiering niet geleverd door met de ondertekening van het aanvraagformulier te verklaren garant te staan voor de opgegeven eigen bijdrage die voor het project is benodigd. Het bewijs van financiering is een voorgeschreven bijlage, als bedoeld in artikel 2.10, vierde lid, van de Regeling, en dient dan ook afzonderlijk bij de aanvraag te worden gevoegd.
[appellante] heeft het bewijs van financiering evenmin geleverd door bij haar aanvraag een projectbegroting te overleggen, waaruit blijkt dat zij - zoals ook het college heeft erkend - over voldoende middelen beschikt om de kosten van het project te kunnen dragen. Daartoe wordt overwogen dat zij, door bij onderdeel 8 van Bijlage 1 een kruisje te plaatsen, zelf te kennen heeft gegeven dat een bewijs van financiering bij haar aanvraag ontbreekt. Voor het college bestond derhalve geen aanleiding om na te gaan of uit andere bijlagen kon worden afgeleid dat [appellante] over voldoende financiële middelen beschikte.
Het betoog faalt.
5. Verder betoogt [appellante] dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de nadelige gevolgen van het besluit van het college niet voor haar rekening dienen te blijven. Het is volgens haar immers te wijten aan onduidelijkheden in het aanvraagformulier dat zij heeft verzuimd een afzonderlijke bijlage met een bewijs van financiering over te leggen, hetgeen ook steun vindt in het feit dat het college aanleiding heeft gezien het aanvraagformulier aan te passen. Verder stelt zij dat het college haar aanvraag op het moment van indiening direct op volledigheid heeft gecontroleerd, zodat het haar reeds op dat moment had kunnen en moeten informeren over de ontbrekende bijlage.
5.1. Zoals hiervoor onder 4.1. is overwogen, blijkt uit onderdeel 8 van Bijlage 1 bij het aanvraagformulier duidelijk dat een subsidieaanvraag vergezeld dient te gaan van een bewijs van toegezegde financiering, ook in het geval ten behoeve van een project geen middelen van derden worden ingezet. Dat het college inmiddels het aanvraagformulier heeft aangepast, in de zin dat de subsidieaanvrager niet langer door de ondertekening ervan verklaart garant te staan voor de opgegeven eigen bijdrage en dat Bijlage 1 bij het aanvraagformulier thans wordt aangeduid als "Checklist van verplichte bijlagen", doet daar niet aan af. De rechtbank heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien [appellante] te volgen in haar standpunt dat zij door onduidelijkheden in het aanvraagformulier heeft verzuimd een voorgeschreven bijlage te overleggen.
Het college heeft ter zitting bij de rechtbank toegelicht dat het secretariaat de subsidieaanvragen in ontvangst neemt en registreert en dat op een later moment wordt gecontroleerd of zij volledig zijn. Evenals de rechtbank ziet de Afdeling geen aanleiding aan de juistheid van deze toelichting te twijfelen. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat de rechtbank heeft miskend dat het college reeds op het moment van indiening van de aanvraag van de ontbrekende bijlage op de hoogte was en [appellante] daar direct over had kunnen en moeten informeren.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. A. Hammerstein en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Krokké
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2014
686.