ECLI:NL:RVS:2014:4100

Raad van State

Datum uitspraak
12 november 2014
Publicatiedatum
12 november 2014
Zaaknummer
201405048/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit Belastingdienst/Toeslagen over kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget

Op 12 november 2014 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de Belastingdienst/Toeslagen tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 8 mei 2014 geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen een dwangsom van € 1.720,00 had verbeurd aan de wederpartij, omdat de Belastingdienst niet tijdig had beslist op bezwaren van de wederpartij tegen eerdere besluiten. De Belastingdienst/Toeslagen had op 21 mei 2013 de aan de wederpartij toegekende voorschotten kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget op nihil gesteld, en dit besluit was door de wederpartij bestreden.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen een dwangsom had verbeurd. De wetgever heeft namelijk bepaald dat besluiten die zijn gebaseerd op de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en besluiten op bezwaar tegen dergelijke besluiten, tot het berekeningsjaar 2013 buiten het toepassingsbereik van paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn gebracht. Dit betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen niet verplicht was om tijdig te beslissen op de bezwaren van de wederpartij in dit geval.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep van de Belastingdienst/Toeslagen gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank Rotterdam voor zover deze betrekking had op de dwangsom. De uitspraak van de rechtbank werd dus deels teruggedraaid, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 november 2014.

Uitspraak

201405048/1/A2.
Datum uitspraak: 12 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Belastingdienst/Toeslagen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 mei 2014 in zaak nr. 13/7899 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij beluit van 21 mei 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de aan [wederpartij] over 2013 toegekende voorschotten kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget op nihil gesteld.
Bij besluit van 8 juni 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de aan [wederpartij] over 2012 toegekende voorschotten kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget op nihil gesteld.
Bij onderscheiden besluiten van 28 december 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de door [wederpartij] tegen voormelde besluiten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 mei 2014 heeft de rechtbank het door [wederpartij] tegen het uitblijven van besluiten op de door hem gemaakte bezwaren, ingestelde beroep gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op de door [wederpartij] gemaakte bezwaren vernietigd en de door de Belastingdienst/Toeslagen aan [wederpartij] verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.720,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst/Toeslagen hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen is afgezien van behandeling van de zaak ter zitting.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel XVI van Overige fiscale maatregelen 2009 (Stb. 2008, 566), zoals gewijzigd door artikel XXV, onderdeel B, van Overige fiscale maatregelen 2011 (Stb. 2010, 873) en artikel I van de Wet toepassing dwangsomregeling toeslagen (Stb. 2011, 633), vindt paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voor het eerst toepassing met betrekking tot ingevolge de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) te nemen of genomen beschikkingen met betrekking tot het berekeningsjaar 2013.
Ingevolge artikel 12, tweede lid, van de Awir is paragraaf 4.1.3.2 van de Awb niet van toepassing op beschikkingen van de Belastingdienst/Toeslagen met uitzondering van de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 14 van de Awir, alsmede besluiten op bezwaarschriften tegen deze beschikkingen.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, wordt een tegemoetkoming op aanvraag toegekend door de Belastingdienst/Toeslagen.
2. Bij brief van 9 juni 2013 heeft [wederpartij] bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 mei 2013.
Bij brief van 11 juli 2013 heeft [wederpartij] bezwaar gemaakt tegen het besluit van 8 juni 2013.
Bij brief van 21 november 2013 heeft [wederpartij] de Belastingdienst/Toeslagen schriftelijk in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op de door haar gemaakte bezwaren.
3. De Belastingdienst/Toeslagen betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft beslist dat de Belastingdienst/Toeslagen een dwangsom van € 1.720,00 heeft verbeurd aan [wederpartij]. De Belastingdienst/Toeslagen voert daartoe aan dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, paragraaf 4.1.3.2 van de Awb niet van toepassing is op het niet tijdig nemen van besluiten op de door [wederpartij] gemaakte bezwaren.
3.1. De wetgever heeft, gelet op artikel XVI van Overige fiscale maatregelen 2009, besluiten die zijn gebaseerd op de Awir en besluiten op bezwaar tegen zodanige besluiten, tot het berekeningsjaar 2013 buiten het toepassingsbereik van paragraaf 4.1.3.2 van de Awb gebracht. Met ingang van dat berekeningsjaar is die paragraaf slechts van toepassing voor zover het besluiten betreft die betrekking hebben op de toekenning van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 14 van de Awir. Nu de Belastingdienst/Toeslagen in dit geval niet tijdig heeft besloten op bezwaren gemaakt tegen herzieningen van voorschotten, is paragraaf 4.1.3.2 van de Awb niet van toepassing. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Het betoog slaagt.
4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient, voor zover aangevallen, te worden vernietigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 mei 2014 in zaak nr. 13/7899, voor zover de rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst/Toeslagen aan [wederpartij] een dwangsom van € 1.720,00 heeft verbeurd, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 februari 2014 tot de dag van betaling, en heeft bepaald dat betaling dient te geschieden binnen zes weken na bekendmaking van haar uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2014
17-735.