ECLI:NL:RVS:2014:4139

Raad van State

Datum uitspraak
19 november 2014
Publicatiedatum
19 november 2014
Zaaknummer
201310536/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Leidseweg naast 36d' vastgesteld door de raad van de gemeente Kaag en Braassem

Op 19 november 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'Leidseweg naast 36d', dat op 30 september 2013 door de raad van de gemeente Kaag en Braassem is vastgesteld. De appellant, wonend te Oud Ade, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is ter zitting behandeld op 29 september 2014, waar de appellant en de raad, vertegenwoordigd door ir. J. Beelen, aanwezig waren.

De Afdeling heeft overwogen dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die nodig zijn voor een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend en beoordeelt of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een groepsaccommodatie voor maximaal 22 personen voor kortdurend recreatief verblijf.

De appellant betoogde dat de kennisgeving van het ontwerpbestemmingsplan niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden, omdat deze niet in de gemeente Teylingen is gedaan. De Afdeling oordeelde dat de kennisgeving langs elektronische weg en in de Staatscourant heeft plaatsgevonden, en dat er geen verplichting bestaat om ook in de gemeente Teylingen kennis te geven. De Afdeling verwierp ook de argumenten van de appellant over inspraak en geluidoverlast, en concludeerde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de groepsaccommodatie past in de omgeving en geen onaanvaardbare geluidshinder zal veroorzaken.

Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201310536/1/R4.
Datum uitspraak: 19 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Oud Ade, gemeente Kaag en Braassem,
en
de raad van de gemeente Kaag en Braassem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Leidseweg naast 36d" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 september 2014, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door ir. J. Beelen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in de realisatie van een groepsaccommodatie voor maximaal 22 personen ten behoeve van kortdurend recreatief verblijf op het perceel naast de Leidseweg 36d te Oud Ade.
3. [appellant] betoogt dat de kennisgeving van het ontwerpbestemmingsplan en de kennisgeving van het bestemmingsplan op onjuiste wijze zijn geschied, omdat de kennisgevingen niet hebben plaatsgevonden in de gemeente Teylingen.
3.1. Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geeft het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp.
Ingevolge artikel 3:42, tweede lid, voor zover hier van belang, geschiedt de bekendmaking van besluiten van een niet tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.
Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) is op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Awb van toepassing, met dien verstande dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12 van die wet, tevens in de Staatscourant wordt geplaatst en voorts langs elektronische weg geschiedt, en het ontwerpbesluit met de hierbij behorende stukken tevens langs elektronische weg beschikbaar wordt gesteld.
Ingevolge het derde lid, voor zover hier van belang, plaatst het college van burgemeester en wethouders de kennisgeving van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan tevens in de Staatscourant en voorts geschiedt deze langs elektronische weg.
3.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 24 juli 2013 in zaak nr. 201300843/1/R6; www.raadvanstate.nl) volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wro (Kamerstukken II 2002/03, 28 916, nr. 3, blz. 28) dat de wetgever bij bestemmingsplannen, gelet op de aard en impact daarvan, naast hetgeen ingevolge artikel 3:12 en 3:42 van de Awb is vereist, in artikel 3.8, eerste en derde lid, van de Wro als aanvullende voorwaarde heeft gesteld dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, onderscheidenlijk 3:42, tweede lid, van de Awb, eveneens in de Staatscourant moet worden geplaatst en voorts langs elektronische weg dient te geschieden. Aan deze verplichting ligt blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wro ten grondslag dat de Staatscourant, die thans elektronisch beschikbaar is, een bron betreft die breed toegankelijk en kenbaar is en waarmee op geschikte wijze kan worden kennis gegeven van een ontwerpbestemmingsplan en het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan, zodat particulieren, bedrijven en instanties die op bovengemeentelijk niveau opereren, hiervan kennis kunnen nemen.
De kennisgeving van het ontwerpbesluit is geschied langs elektronische weg op de website van de gemeente Kaag en Braassem en op 27 december 2012 in de Staatscourant alsmede in een gemeentelijk huis-aan-huisblad geplaatst. Voorts is de kennisgeving van het vaststellingsbesluit geschied langs elektronische weg op de website van de gemeente Kaag en Braassem en op 9 oktober 2013 in de Staatscourant alsmede in een gemeentelijk huis-aan-huisblad geplaatst. De Afdeling overweegt dat niet uit enige geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel de verplichting volgt dat in het onderhavige geval eveneens een kennisgeving in een dag-, nieuws-, of huis-aan-huisblad in de gemeente Teylingen had moeten plaatsvinden. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd met betrekking tot de kennisgeving van het ontwerpbesluit geen aanleiding voor het oordeel dat deze niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. Evenmin ziet de Afdeling aanleiding voor een dergelijk oordeel ten aanzien van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan, nog daargelaten dat een onregelmatigheid van na het bestreden besluit niet zou kunnen leiden tot vernietiging van dat besluit.
Het betoog faalt.
4. [appellant] betoogt dat de gemeente ten onrechte met de eigenaren van toeristische voorzieningen in de omgeving van het plangebied geen overleg heeft gevoerd.
4.1. Voor zover [appellant] hiermee heeft beoogd te betogen dat de raad ten onrechte geen inspraak heeft geboden, wordt overwogen dat het bieden van inspraak geen deel uitmaakt van de in de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) geregelde bestemmingsplanprocedure. Het schenden van een inspraakverplichting heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan.
Het betoog faalt.
5. [appellant] voert aan dat de afkortingen "R-VR" en "(sr-ga)" niet worden verklaard. In dit verband voert hij aan dat onduidelijk is op welke wijze de gemeente Kaag en Braassem handhavend gaat opgetreden tegen strijdig gebruik.
5.1. Uit de legenda bij de verbeelding volgt dat met de afkorting "R-VR" wordt aangeduid de bestemming "Recreatie-Verblijfsrecreatie" en dat met de afkorting "(sr-ga)" wordt aangeduid de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie". In artikel 4 van de planregels is weergegeven welk gebruik is toegestaan op de gronden met de bestemming "Recreatie-Verblijfsrecreatie" en de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie". Het betoog mist in zoverre feitelijke grondslag.
5.2. Voor zover [appellant] heeft aangevoerd dat onduidelijk is op welke wijze de gemeente Kaag en Braassem handhavend gaat opgetreden tegen strijdig gebruik, overweegt de Afdeling dat dat een kwestie van handhaving betreft die in deze procedure niet aan de orde kan komen.
Het betoog faalt.
6. [appellant] voert aan dat de voorziene groepsaccommodatie niet passend is in de omgeving. Volgens [appellant] wordt door de te realiseren groepsaccommodatie de aantrekkingskracht van de naastgelegen toeristische voorzieningen nadelig beïnvloed.
6.1. De Afdeling stelt vast dat naast het plangebied de jachthaven en het restaurant Vennemeer zijn gelegen en dat [appellant] in de buurt van het plangebied een bed&breakfast exploiteert. In de Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie 2025 van de gemeente Kaag en Braassem is vermeld dat Oud Ade aan de Ade ligt en dat dit water zowel ’s zomers als ’s winters wordt gebruikt voor recreatieve doeleinden. Voorts is in deze structuurvisie vermeld dat Oud Ade haar recreatieve potentieel kan uitbreiden, omdat ook het nabijgelegen Vennemeer en de Kagerplassen veel dagjesmensen trekken. Voor de dorpskern Oud Ade volgt in dit verband uit de ‘Richtlijn verblijfsaccommodaties en activiteiten intensieve en extensieve recreatiegebieden Kaag en Braassem’ dat het Vennemeer een intensief-plus gebied is en dat een groepsaccommodatie past binnen dit gebied. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene groepsaccommodatie past in de omgeving.
[appellant] heeft zijn stelling dat door de te realiseren groepsaccommodatie de naastgelegen toeristische voorzieningen nadelig worden beïnvloed, niet onderbouwd.
Het betoog faalt.
7. [appellant] vreest voor geluidoverlast. In dit verband stelt hij dat hij reeds overlast ondervindt van het restaurant Vennemeer. Hij voert aan dat ten onrechte geen onderzoek is verricht naar geluidoverlast ter plaatse van zijn woning ten gevolge van de voorziene groepsaccommodatie.
7.1. In de ‘Notitie recreatie nabij wonen Leidseweg naast 36d’ van Westerdiep Adviseur Milieu en Ruimte van 23 maart 2013 staat dat voor de beoordeling van de gevolgen van de groepsaccommodatie voor het woon- en leefklimaat van de nabijgelegen woningen gebruik is gemaakt van de brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure). Volgens deze notitie kent de VNG-brochure geen richtafstanden voor een groepsaccommodatie, zodat aansluiting is gezocht bij de richtafstanden die worden aanbevolen bij activiteiten die daarmee een raakvlak hebben. Blijkens de notitie is aansluiting gezocht bij de activiteiten kantines (SBI-2008 code 5629), hotels en pensions met keuken (SBI-2008 code 5510) en detailhandel (SBI-2008 code 47). Voor deze activiteiten worden in de VNG-brochure wat betreft het aspect geluid richtafstanden aanbevolen van 10 m. In het onderhavige geval hoeft volgens de notitie de richtafstand van 10 m niet te worden aangehouden, omdat sprake is van een gemengd gebied. In deze notitie wordt evenwel geadviseerd om het gebouw op minimaal 5 m en de parkeerplaatsen op minimaal 10 m van de naastgelegen woonpercelen te situeren. Ter zitting is gebleken dat de afstand van het perceel van [appellant] tot de plangrens minimaal 100 m bedraagt. Gelet op deze afstand en de recreatieve omgeving heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de groepsaccommodatie niet zal leiden tot onaanvaardbare geluidhinder ter plaatse van de woning van [appellant]. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid bij de VNG-brochure heeft kunnen aansluiten en evenmin voor het oordeel dat de raad ten onrechte heeft afgezien van nader akoestisch onderzoek.
Het betoog faalt.
8. [appellant] voert aan dat de voorziene groepsaccommodatie een toename van verkeersbewegingen tot gevolg heeft en dat de capaciteit van de Leidseweg onvoldoende is. In dit verband voert [appellant] aan dat op de Leidseweg harder wordt gereden dan de toegestane 60 km/uur en daartegen niet handhavend wordt opgetreden.
8.1. In de plantoelichting staat dat de Leidseweg op grond van het gemeentelijk verkeersmodel een capaciteit van 5.000 verkeersbewegingen per etmaal heeft. Voorts staat in de plantoelichting dat in de huidige situatie het aantal verkeersbewegingen op de Leidseweg ongeveer 1.000 per etmaal bedraagt. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de raad hiervan niet heeft mogen uitgaan. In de plantoelichting wordt geconcludeerd dat nu de Leidseweg een forse stijging van het aantal verkeersbewegingen toelaat, de beperkte toename van verkeersbewegingen als gevolg van de voorziene groepsaccommodatie geen problemen zal veroorzaken. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de capaciteit van de Leidseweg voldoende is om de verwachte verkeersbewegingen te kunnen verwerken.
Het betoog faalt in zoverre.
8.2. Voor zover [appellant] heeft aangevoerd dat ten onrechte niet handhavend wordt opgetreden tegen verkeer op de Leidseweg dat harder rijdt dan de aldaar toegestane maximumsnelheid, overweegt de Afdeling dat dit een kwestie is van handhaving die in deze procedure niet aan de orde kan komen.
Het betoog faalt.
9. [appellant] voert aan dat het plan economisch niet uitvoerbaar is. Daartoe voert hij aan dat de groepsaccommodatie niet rendabel is.
9.1. In de plantoelichting is vermeld dat de groepsaccommodatie een particulier initiatief betreft en dat de kosten in verband met de realisatie van de groepsaccommodatie en de bestemmingsplanprocedure voor rekening van de initiatiefnemers komen. Onder deze kosten worden ook kosten voortvloeiend uit planschadeclaims verstaan. Voor het kostenverhaal is een anterieure overeenkomst gesloten tussen de gemeente Kaag en Braassem en de initiatiefnemers. De initiatiefnemers zien voldoende vraag naar de te realiseren groepsaccommodatie. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de initiatiefnemers hier ten onrechte van uitgaan. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in redelijkheid op voorhand had moeten inzien dat het plan binnen de planperiode van in beginsel tien jaar economisch niet uitvoerbaar is.
Het betoog faalt.
10. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Lodeweges
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2014
625.