ECLI:NL:RVS:2014:417

Raad van State

Datum uitspraak
12 februari 2014
Publicatiedatum
12 februari 2014
Zaaknummer
201303250/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.W.L. Simons-Vinckx
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging bestemmingsplan Oostduin-Arendsdorp door de Raad van State

Op 12 februari 2014 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Werkgroep Nassaubuurt en Wijkvereniging Benoordenhout tegen de raad van de gemeente Den Haag. De zaak betreft het bestemmingsplan 'Oostduin-Arendsdorp', dat op 14 februari 2013 door de raad is vastgesteld. De appellanten hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat het plan niet voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. De Raad van State heeft de zaak op 14 november 2013 ter zitting behandeld, waarbij de appellanten en de raad vertegenwoordigd waren.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen, maar dat deze vrijheid niet onbeperkt is. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de ontvankelijkheid van het beroep van Stichting Werkgroep Nassaubuurt beoordeeld en geconcludeerd dat de stichting als belanghebbende kan worden aangemerkt, ondanks dat zij geen zienswijze over het ontwerpplan heeft ingediend. De continuïteit tussen de Werkgroep Nassaubuurt en de stichting is hierbij van belang.

De Raad heeft vervolgens de inhoud van het bestemmingsplan beoordeeld en vastgesteld dat het plan in strijd is met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De bestemmingen 'Water' en 'Bos' voor de gronden tussen de Wassenaarseweg en de serviceflat Arendsdorp zijn niet in overeenstemming met de aangenomen motie van de raad, die het college verzocht om geen nieuwe in- en uitritten toe te staan. De Raad heeft geoordeeld dat het plan meer mogelijkheden biedt dan de raad heeft beoogd, wat leidt tot strijd met de SVBP 2008.

De beroepen van de appellanten zijn gegrond verklaard, en het bestreden besluit is vernietigd. De raad van de gemeente Den Haag is opgedragen om binnen vier weken de noodzakelijke aanpassingen in het bestemmingsplan door te voeren. Tevens is de raad gelast om de griffierechten aan de appellanten te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en de rol van belanghebbenden in het proces van ruimtelijke ordening.

Uitspraak

201303250/1/R4.
Datum uitspraak: 12 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de stichting Stichting Werkgroep Nassaubuurt, gevestigd te Den Haag,
2. de vereniging Wijkvereniging Benoordenhout, gevestigd te Den Haag,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 februari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Oostduin-Arendsdorp" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Stichting Werkgroep Nassaubuurt en Wijkvereniging Benoordenhout beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Stichting Werkgroep Nassaubuurt en Wijkvereniging Benoordenhout hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 november 2013, waar Stichting Werkgroep Nassaubuurt, vertegenwoordigd door mr. A. van Sonsbeeck, Wijkvereniging Benoordenhout, vertegenwoordigd door haar bestuurders mr. J.P. de Savornin Lohman en ir. W.E. Hoekstra, bijgestaan door mr. C.M.E. Buter-de Haas, en de raad, vertegenwoordigd door D. van der Laan en mr. R. Sakkee, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor het zogenoemde landgoed Oostduin-Arendsdorp te Den Haag. Het plan is grotendeels conserverend van aard, maar voorziet ook in wijzigingsbevoegdheden voor het college van burgemeester en wethouders waarmee nieuwbouw van de serviceflat Arendsdorp mogelijk kan worden gemaakt.
Ontvankelijkheid
3. De raad stelt zich op het standpunt dat het beroep van Stichting Werkgroep Nassaubuurt niet-ontvankelijk is, omdat zij geen belanghebbende is bij het bestreden besluit. De raad betoogt dat onduidelijk is voor wiens belangen de stichting opkomt.
3.1. Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
3.2. Stichting Werkgroep Nassaubuurt komt blijkens haar doelstelling op voor de belangen van de bewoners van het gebied tussen de Raamweg, Koningskade, Zuid-Hollandlaan, Benoordenhoutseweg, Neuhuyskade, Wassenaarseweg, Floris Grijpstraat, Van Hogenhoucklaan, Goetlijfstraat, Goetlijfpad en Grondhovenstraat te Den Haag. De belangenbehartiging heeft blijkens de statuten betrekking op ontwikkelingen in dit gebied en de omgeving daarvan, op het terrein van ruimtelijke ordening, bouwen, verkeer, groen en leefmilieu. Aannemelijk is dat verschillende bewoners van dit gebied gevolgen van de met het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen kunnen ondervinden. Stichting Werkgroep Nassaubuurt brengt door het optreden in rechte aldus een bundeling van rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken individuele belangen tot stand waarmee effectieve rechtsbescherming gediend kan zijn, in vergelijking met het afzonderlijke optreden van individuele natuurlijke personen die door dat besluit rechtstreeks in hun belangen worden getroffen. In de door Stichting Werkgroep Nassaubuurt tot stand gebrachte bundeling van deze individuele belangen, kunnen de in artikel 1:2, derde lid, van de Awb genoemde feitelijke werkzaamheden besloten worden geacht. Gelet op het vorenstaande dient Stichting Werkgroep Nassaubuurt als belanghebbende bij het bestreden besluit te worden aangemerkt. In zoverre bestaat er dan ook geen aanleiding het beroep van Stichting Werkgroep Nassaubuurt niet-ontvankelijk te verklaren.
4. De raad stelt zich voorts op het standpunt dat het beroep van Stichting Werkgroep Nassaubuurt niet-ontvankelijk is, omdat zij geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren heeft gebracht. Ter zitting heeft de raad gesteld dat weliswaar een zienswijze naar voren is gebracht door Werkgroep Nassaubuurt, maar dat dit een andere rechtspersoon betreft.
4.1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad. Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die tegen het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
4.2. Bij de raad is een zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht namens Werkgroep Nassaubuurt, die is ondertekend door E. Kleikamp-van Leeuwen. Het beroepschrift van Stichting Werkgroep Nassaubuurt is eveneens, onder meer, ondertekend door E. Kleikamp-van Leeuwen als bestuurder van deze stichting. Ter zitting heeft de Stichting Werkgroep Nassaubuurt uitgelegd dat de stichting na het verstrijken van de zienswijzentermijn is opgericht met het doel de werkzaamheden van Werkgroep Nassaubuurt voort te zetten. Naar het oordeel van de Afdeling is hiermee sprake van een zodanige continuïteit tussen Werkgroep Nassaubuurt en Stichting Werkgroep Nassaubuurt dat de zienswijze van Werkgroep Nassaubuurt in beroep mede heeft te gelden als zienswijze van Stichting Werkgroep Nassaubuurt. Daarom bestaat in zoverre evenmin aanleiding om het beroep van Stichting Werkgroep Nassaubuurt niet-ontvankelijk te verklaren.
In- en uitrit
5. Het beroep van Wijkvereniging Benoordenhout is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Water" en de bestemming "Bos" voor de gronden die liggen tussen de Wassenaarseweg en de gronden waarop serviceflat Arendsdorp ligt. Wijkvereniging Benoordenhout voert aan dat het plan ten onrechte niet naar aanleiding van de motie die de raad op 14 februari 2013 heeft aangenomen, gewijzigd is vastgesteld. Volgens haar verdraagt het plan zich niet met die motie, nu niet in overeenstemming met de strekking daarvan is uitgesloten dat ter ontsluiting van de nieuwbouw voor de serviceflat een nieuwe, tweede in- en uitrit van en naar de Wassenaarseweg wordt gerealiseerd.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan naar aanleiding van de aangenomen motie niet gewijzigd hoefde te worden, omdat de motie uitsluitend betrekking heeft op de uitvoering van het raadsbesluit door het college van burgemeester en wethouders. Daarbij wijst de raad erop dat het college hem bij brief van 12 maart 2013 heeft geïnformeerd over de wijze waarop de motie wordt afgedaan.
5.2. Volgens de verbeelding is aan een deel van de gronden die liggen tussen de Wassenaarseweg en de gronden waarop serviceflat Arendsdorp ligt de bestemming "Water" toegekend. Aan het andere deel van de gronden die liggen tussen de Wassenaarseweg en de gronden waarop serviceflat Arendsdorp ligt is de bestemming "Bos" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder h, van de planregels zijn de voor "Bos" aangewezen gronden bestemd voor in- en/of uitritten voor gemotoriseerd verkeer.
Ingevolge artikel 4, lid 4.3, onder d, zijn ten hoogste twee in- en/of uitritten toegestaan ten behoeve van de ontsluiting van de bestemmingen "Wonen - 3", "Gemengd" en "Wonen - 2" voor het gemotoriseerd verkeer van en naar de Wassenaarseweg.
Ingevolge artikel 17, lid 17.1, aanhef en onder h, zijn de voor "Water" aangewezen gronden bestemd voor bruggen en oeververbindingen.
5.3. In een motie van 14 februari 2013 heeft de raad het college van burgemeester en wethouders verzocht om geen nieuwe in- en uitritten toe te staan en de bestaande ter hoogte van de Neuhuyskade te handhaven. Daaraan ligt blijkens de tekst van de motie ten grondslag dat er momenteel een goede in- en uitrit is gevestigd ter hoogte van de Neuhuyskade, alsmede de overwegingen dat de bomenrij die het Landgoed Oostduin-Arendsdorp van de Wassenaarseweg scheidt als monumentaal kan worden beoordeeld, dat de voorgestelde extra uitgang verkeerstechnische problemen geeft bij bijvoorbeeld het nemen van een U-bocht op het toch al drukke kruispunt met de Oostduinlaan en dat het toekomstige gebruik van deze bestaande in- en uitrit voor het nieuwe Arendsdorp slechts een beperkt gevolg heeft voor het landschap.
5.4. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat hij met het plan - zoals ook tot uitdrukking komt in de door de raad aangenomen motie - heeft beoogd te regelen dat uitsluitend aan een nieuwbouwplan wordt meegewerkt, indien het bouwplan voor de nieuwbouw ter plaatse voorziet in ten hoogste één in- en uitrit. Nu het plan evenwel reeds bij recht ter plaatse twee in- en uitritten mogelijk maakt, is het plan in zoverre vastgesteld in strijd met de bij het nemen van een besluit op grond van artikel 3:2 van de Awb te betrachten zorgvuldigheid.
Bestemming "Wonen - 3"
6. Het beroep van Stichting Werkgroep Nassaubuurt en Wijkvereniging Benoordenhout is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Wonen - 3". Zij betogen dat aan het perceel waarop serviceflat Arendsdorp ligt ten onrechte de bestemming "Wonen - 3" is toegekend. Volgens de stichting en de werkgroep dient een bestemming te worden toegekend die is toegesneden op huisvesting van bejaarden. Zij voeren hierbij aan dat de raad er ten onrechte van is uitgegaan dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (hierna: SVBP 2008) daaraan in de weg staat. Stichting Werkgroep Nassaubuurt wijst er in dit kader op dat de SVBP 2008 de mogelijkheid biedt om via specificaties van hoofdfuncties gewenste specifieke bestemmingen vast te leggen. Wijkvereniging Benoordenhout voert verder aan dat het sluiten van een anterieure overeenkomst ter zake - zoals de gemeente die in het kader van de vaststelling van een wijzigingsplan volgens haar voorstaat - onvoldoende garantie biedt dat het perceel uitsluitend wordt gebruikt voor een serviceflat.
6.1. Ter zitting heeft de raad gesteld dat hij heeft beoogd het huidige gebruik van het perceel voor een serviceflat als zodanig te bestemmen.
6.2. Volgens de verbeelding is aan de gronden waarop serviceflat Arendsdorp ligt de bestemming "Wonen - 3" toegekend. Voorts is aan een ander deel van deze gronden de bestemming "Wonen - 3" en de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied - 1" toegekend. Aan een derde deel van deze gronden is de bestemming "Bos" en de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied - 1" toegekend.
Ingevolge artikel 20, lid 20.1, van de planregels zijn de voor "Wonen - 3" aangewezen gronden bestemd voor wonen.
Ingevolge artikel 20, lid 20.5, van de planregels kan het college van burgemeester en wethouders de regels binnen de bestemming "Wonen - 3" wijzigen.
Ingevolge artikel 20, lid 20.6, kan het college van burgemeester en wethouders ten hoogste 20% van het oorspronkelijke bestemmingsvlak "Wonen - 3" wijzigen in de bestemming "Bos" en/of de bestemming "Water" met de bijbehorende regels van de bestemmingen die dan gelden.
Ingevolge artikel 28, lid 28.2, van de planregels is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om de gronden met de bestemmingen "Bos" en "Wonen - 3" ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied - 1" (onderling) te wijzigen in de bestemmingen "Bos", "Water" en "Wonen - 3" tot een maximum van 2100 m².
6.3. Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, in samenhang met artikel 1.2.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, dient de raad het bestemmingsplan vorm te geven en in te richten overeenkomstig de SVBP 2008 die is opgenomen in bijlage 2 van deze Regeling.
6.4. Gelet op de bestemmingsomschrijving in artikel 20, lid 20.1, van de planregels maakt het plan meer mogelijk dan het enkele gebruik van de gronden voor een serviceflat. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 18 april 2012 in zaak nr. 201107606/1/R1), sluit de SVBP 2008 - anders dan de raad ter zitting naar voren heeft gebracht - maatbestemmingen niet uit. Nu het plan meer mogelijk maakt dan de raad heeft beoogd, terwijl de SVBP 2008 er niet aan in de weg stond dat de raad kon komen tot een wijze van bestemmen die specifiek voorziet in een serviceflat, is het plan in zoverre vastgesteld in strijd met de bij het nemen van een besluit op grond van artikel 3:2 van de Awb te betrachten zorgvuldigheid.
Conclusie
7. De beroepen van Stichting Werkgroep Nassaubuurt en Wijkvereniging Benoordenhout zijn gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Water" en de bestemming "Bos" voor de gronden die liggen tussen de Wassenaarseweg en de gronden waarop serviceflat Arendsdorp ligt en het plandeel met de bestemming "Wonen - 3". Vanwege de samenhang van laatsgenoemd plandeel met het plandeel met de bestemming "Bos" en de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied - 1", dient het plandeel met de bestemming "Bos" en de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied - 1" eveneens te worden vernietigd.
8. Gelet op het vorenstaande behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.
9. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
10. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het bestreden besluit van de raad van de gemeente Den Haag van 14 februari 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Oostduin-Arendsdorp", voor zover het betreft:
a. het plandeel met de bestemming "Water" en de bestemming "Bos" voor de gronden die liggen tussen de Wassenaarseweg en de gronden waarop serviceflat Arendsdorp ligt zoals nader aangeduid op bijgevoegde kaart 1,
b. het plandeel met de bestemming "Wonen - 3" en
c. het plandeel met de bestemming "Bos" en de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied - 1";
III. draagt de raad van de gemeente Den Haag op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen II.a, II.b en II.c worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Den Haag aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) voor de stichting Stichting Werkgroep Nassaubuurt en € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) voor de vereniging Wijkvereniging Benoordenhout vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Timmerman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2014
431-786.