201310323/1/R2.
Datum uitspraak: 19 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Apeldoorn,
en
de raad van de gemeente Apeldoorn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Het Woud" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 september 2014, waar de raad vertegenwoordigd door ing. V.G. Pesch, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een plan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan heeft betrekking op een deel van het buitengebied van de gemeente Apeldoorn en betreft een conserverend plan. De bestaande situatie is vastgelegd en is voorzien van een actuele regeling.
3. [appellant] richt zich tegen het toekennen van de bestemming "Wonen" aan zijn gronden aan [locatie] te [plaats] ter plaatse van een bedrijfsgebouw en aan de stal. Hij betoogt dat aan het deel van de gronden waar deze gebouwen zijn gesitueerd een bedrijfsbestemming had moeten worden toegekend. Hij wenst dat een dergelijke bestemming alsnog wordt toegekend. [appellant] betoogt dat de raad het gebruik van het bedrijfsgebouw en de stal ten onrechte wederom onder het overgangsrecht heeft gebracht.
4. De raad stelt zich op het standpunt dat bestaande rechten zijn vastgelegd omdat het gaat om bijgebouwen bij een woonbestemming. Het opnemen van een bedrijfsbestemming is niet aan de orde omdat er ter plaatse geen sprake is van een volwaardig bedrijf.
5. Aan de gronden ter plaatse van de [locatie] is de bestemming "Wonen" toegekend.
Ingevolge artikel 12, lid 12.1, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor:
a. wonen, waaronder begrepen begeleid wonen;
b. dependances, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance';
c. beroepsuitoefening aan huis;
d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
e. tuin en/of erf;
f. nevenactiviteiten in de vorm van hobbymatig agrarisch gebruik (minder dan 20 NGE), Bed&Breakfast en/of recreatief rustpunt;
g. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
h. nutsvoorzieningen;
i. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Ingevolge artikel 12, lid 12.2, van de planregels, voor zover hier van belang, is per bestemmingsvlak, of bouwvlak indien aangegeven,
één hoofdgebouw toegestaan en per hoofdgebouw één woning tenzij anders is aangegeven en bijgebouwen, overkappingen en dependances.
Ingevolge artikel 21, lid 21.2.1, aanhef en onder a, van de planregels geldt als gebruik in strijd met de bestemming in ieder geval het gebruik van bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken, of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij
1. dit gebruik plaatsvindt ten behoeve van de (agrarische) productie binnen het bedrijf;
2. dit gebruik uitsluitend betrekking heeft op (agrarische) producten van het eigen bedrijf;
3. het betreft inpandige berging van caravans en kampeerauto's in al dan niet voormalige bedrijfsopstallen;
4. het betreft inpandige opslag van goederen, zonder dat sprake is van be- of verwerking daarvan (statische opslag).
Ingevolge artikel 38, lid 38.1, van de planregels mag het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, worden voortgezet.
Ingevolge artikel 38, lid 38.2, van de planregels is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Ingevolge artikel 38, lid 38.3, is indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Ingevolge artikel 38, lid 38.4, van de planregels is het eerste lid niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
6. Uit de stukken is gebleken dat op het perceel [locatie] naast het bedrijfsgebouw en de stal waar het beroep op ziet een woning [appellant] is gesitueerd met (bij)gebouwen. Voorts is gebleken dat er ter plaatse aan motorvoertuigen wordt gesleuteld en opslag van materialen plaatsvindt. Binnen de woonbestemming, voor zover hier van belang, zijn nevenactiviteiten in de vorm van hobbymatig agrarisch gebruik (minder dan 20 NGE), bed&breakfast en/of recreatief rustpunt mogelijk. Tevens zijn hobbymatige activiteiten die ondergeschikt zijn aan de woonbestemming mogelijk. Ook is statische opslag in de gebouwen toegestaan. Het gebruik van het bedrijfsgebouw en de stal ten behoeve van een bedrijf is niet toegestaan.
7. Ingevolge het voorgaande bestemmingsplan "Het Woud" dat in 1997 is vastgesteld was aan de gronden eveneens een woonbestemming toegekend.
8. Voor zover het betoog [appellant] aldus moet worden opgevat dat het gebruik van de genoemde gebouwen ten behoeve van een bedrijf onder het overgangsrecht van het voorgaande bestemmingsplan viel en derhalve niet opnieuw onder het overgangsrecht kan worden gebracht, overweegt de Afdeling als volgt. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het bedrijfsgebouw en de stal ten tijde van de inwerkingtreding van het voorgaande bestemmingplan "Het Woud" in 1997 werden gebruikt ten behoeve van een bedrijf. Het perceel had in het verleden een agrarische bestemming. In de bestemmingsplanprocedure van het voorgaande plan "Het Woud" is gebleken dat het agrarisch gebruik van het perceel is beëindigd en is in overeenstemming met het bestaande gebruik de woonbestemming toegekend. Vanaf het moment dat [appellant] zich in 1996 op het perceel heeft gevestigd zijn er geen landbouwactiviteiten vergund of gemeld en is niet gebleken dat er een bedrijf is gevestigd. Het sleutelen aan motorvoertuigen is daarvoor onvoldoende. [appellant] betoogt dan ook tevergeefs dat de raad het door [appellant] voorgestane gebruik van het bedrijfsgebouw en de stal ten onrechte wederom onder het overgangsrecht heeft gebracht.
9. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid een woonbestemming aan de gronden ter plaatse van het bedrijfsgebouw en de stal heeft kunnen toekennen. Voor zover [appellant] een bestemming wenst die voor de genoemde gebouwen ruimere gebruiksmogelijkheden biedt, overweegt de Afdeling dat niet is gebleken dat daartoe tijdig een concreet en ook voldoende ruimtelijke onderbouwd initiatief onder de aandacht van de raad is gebracht.
10. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Ouwehand
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2014