201403979/2/R4.
Datum uitspraak: 10 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de vereniging Wijkvereniging Houtkwartier, gevestigd te Leiden,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Leiden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 maart 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Dieperhout e.o." vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de wijkvereniging beroep ingesteld.
De wijkvereniging heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad en de wijkvereniging hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 oktober 2014, waar de wijkvereniging, vertegenwoordigd door drs. R. Daalmeijer en mr. P.A. Timmerman, bijgestaan door mr. J. Oosterhof, alsook de raad, vertegenwoordigd door H. van de Langemheen, ir. T.A. Mulder en R. van Deutekom, allen werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. R. Lever, advocaat te Leiden, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door ing. A.J. Koopman, bijgestaan door mr. M.A. Grapperhaus, advocaat te Amsterdam.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter het onderzoek heropend. De nadere stukken van de wijkvereniging zijn aan de andere partijen toegezonden. De raad en [belanghebbende] hebben een reactie ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de bouw van woningen, zorggerelateerde voorzieningen, een school, een sportaccommodatie en een parkeergarage in het Houtkwartier te Leiden.
Behoefte
3. De wijkvereniging betoogt dat de behoefte aan de 140 voorziene woningen onvoldoende is gemotiveerd.
3.1. De raad heeft toegelicht dat in de regionale woonvisie Holland Rijnland 2009-2018 staat dat in Leiden behoefte is aan 4.500 woningen. De in het plan voorziene woningen zijn bij de invulling hiervan meegenomen. Verder wijst de raad op de Kansenkaart die is gevoegd bij de beleidsnota "Nota Wonen 2020", waarop locatie Dieperhout is opgenomen als locatie voor transformatie en verruiming van de woningvoorraad. Ten slotte wijst de raad op de gemeentelijke structuurvisie, waarin de ontwikkeling van woningen in Dieperhout is opgenomen.
3.2. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er behoefte is aan de voorziene woningen.
4. Voorts betoogt de wijkvereniging dat de behoefte aan de 1.500 m² door het plan mogelijk gemaakte zorggerelateerde functies onvoldoende is gemotiveerd. Hiertoe voert de wijkvereniging met name aan dat op korte afstand van het plangebied ter plaatse van de voormalige zusterflat Nieuweroord 2.500 m² aan zorgvoorzieningen mogelijk wordt gemaakt. De wijkvereniging betwijfelt of behoefte bestaat aan in totaal 4.000 m² zorggerelateerde functies.
4.1. De raad heeft ter zitting toegelicht dat het voorontwerpplan waarin de ontwikkeling van zorgvoorzieningen ter plaatse van de voormalige zusterflat was opgenomen, is ingetrokken. Met deze ontwikkeling behoefde dan ook geen rekening te worden gehouden, aldus de raad.
4.2. Gelet op de toelichting van de raad ziet de voorzieningenrechter in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er behoefte is aan de voorziene zorggerelateerde functies.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
5. De wijkvereniging betoogt dat in de vormvrije m.e.r.-beoordeling die is neergelegd in de notitie "Notitie m.e.r.-beoordeling" (hierna: notitie m.e.r.-beoordeling) ten onrechte is uitgegaan van het verkeersrapport van Megaborn van 16 december 2013, omdat de opzet van dat verkeersrapport te beperkt is. Verder is in die m.e.r.-beoordeling onvoldoende aandacht besteed aan de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in het gebied, zo betoogt de wijkvereniging.
5.1. De wijkverenging heeft niet aannemelijk gemaakt dat de notitie m.e.r.-beoordeling op onjuiste of onvolledige gegevens berust. Derhalve bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad zijn besluitvorming hierop niet mocht baseren.
Verkeer
6. De wijkvereniging betoogt dat het plan leidt tot een onaanvaardbare verkeershinder. Volgens de wijkvereniging verslechtert de bereikbaarheid van het Houtkwartier. Zij stelt onder verwijzing naar de op haar verzoek uitgebrachte contra-expertise dat de Rijnsburgerweg, de Wassenaarseweg en de Oegstgeesterweg weliswaar als gebiedsontsluitingswegen kunnen worden aangemerkt, maar dat dit niet wegneemt dat de verkeersintensiteit op deze wegen toeneemt. Daarbij wijst zij erop dat in de verkeersstudie van Megaborn van 18 augustus 2011 (hierna: verkeersstudie 2011) een maximumintensiteit van 15.000 motorvoertuigen per etmaal is gehanteerd, terwijl daaraan thans niet meer is vastgehouden en dat bij de beoordeling van de bereikbaarheid de maximumintensiteit volgens haar niet onder verwijzing naar normen voor veiligheid en duurzaamheid kan worden losgelaten. Verder voert zij aan dat de Kagerstraat en de Houtlaan door de raad worden aangemerkt als gebiedsontsluitingswegen, op welke wegen een verkeersintensiteit van 3.000 motorvoertuigen per etmaal wenselijk is, welk aantal wordt overschreden.
Voorts voert de wijkvereniging aan dat de raad bij de beoordeling van de verkeersveiligheid ter plaatse van de Houtlaan en de Kagerstraat ten onrechte geen rekening heeft gehouden met gebruik van de wegen door fietsende scholieren.
Ten slotte voert de wijkvereniging aan dat in het verkeersonderzoek ten onrechte geen rekening is gehouden met de ontwikkeling van de buiten het plangebied gelegen gebieden ter plaatse van het Boerhaavecomplex, Nieuweroord en het Connexion-terrein.
6.1. De raad heeft toegelicht dat de Rijnsburgerweg, de Wassenaarseweg en de Oegstgeesterweg gebiedsontsluitingswegen zijn. In het verleden werd voor dergelijke wegen een maximumintensiteit van 15.000 motorvoertuigen per etmaal gehanteerd, maar onder verwijzing naar een notitie van Megaborn van 4 augustus 2014 stelt de raad dat deze vuistregel is achterhaald. Uit de praktijk blijkt dat wegen als de onderhavige meer verkeer kunnen verwerken. De raad heeft voorts toegelicht dat de Houtlaan en de Kagerstraat wat betreft vormgeving, uitstraling, omgeving en gebruik als erftoegangswegen moeten worden aangemerkt. Hoewel een intensiteit van 3.000 motorvoertuigen per etmaal wenselijker zou zijn, acht de raad een groter aantal motorvoertuigen per etmaal ter plaatse aanvaardbaar, omdat de capaciteit van de Houtlaan en de Kagerstraat toereikend is om dat aantal te verwerken. Volgens de raad is een goede verkeersafwikkeling derhalve gewaarborgd.
Wat het gebruik van de Houtlaan en de Kagerstraat door fietsers betreft, heeft de raad toegelicht dat dit gebruik wel degelijk is betrokken in de verkeersstudie 2011.
Ten slotte heeft de raad toegelicht dat over de door de wijkvereniging bedoelde ontwikkelingen nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden. Met deze nog niet concrete ontwikkelingen behoefde derhalve geen rekening te worden gehouden, aldus de raad.
6.2. Daargelaten welke betekenis moet worden toegekend aan een maximumintensiteit van 15.000 motorvoertuigen per etmaal voor de Rijnsburgerweg, de Wassenaarseweg en de Oegstgeesterweg en van 3.000 motorvoertuigen per etmaal voor de Houtlaan en de Kagerstraat, overweegt de voorzieningenrechter dat de wijkvereniging niet aannemelijk heeft gemaakt dat de toename van de verkeersintensiteit ter plaatse als gevolg van het plan leidt tot onaanvaardbare verkeershinder, waaronder onaanvaardbare gevolgen voor de bereikbaarheid van het Houtkwartier. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter in hetgeen op dit punt is aangevoerd geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
Voorts ziet de voorzieningenrechter in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de verrichte onderzoeken in zoverre niet juist zijn.
Parkeren
7. De wijkvereniging betoogt dat het plan in strijd is met het kaderbesluit locatie Dieperhout zoals vastgesteld door de raad op 8 september 2011 (hierna: het kaderbesluit), nu de ruimte voor parkeren ten onrechte niet binnen de respectievelijke plangebieden als bedoeld in dat kaderbesluit is voorzien.
7.1. De raad stelt dat met de bedoelde passage uit het kaderbesluit niet is bedoeld dat alle voor nieuwbouw benodigde parkeerplaatsen binnen het plangebied moeten worden gerealiseerd. Parkeren mag volgens de raad ook in het openbaar gebied plaatsvinden, mits is voldaan aan de parkeernormen.
7.2. Vooralsnog is tussen partijen niet in geschil dat voldaan wordt aan de geldende parkeernormen. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter - wat er verder zij van de vraag of de ruimte voor parkeren moet worden voorzien binnen de plangebieden als bedoeld in het kaderbesluit - in hetgeen op dit punt is aangevoerd geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
Wateroverlast
8. De wijkvereniging betoogt dat het plan de reeds bestaande wateroverlast verergert. Zij voert in dat kader aan dat het plan ten onrechte niet voorziet in ruimte voor watercompensatie. Voorts betoogt zij dat ten onrechte geen voorwaardelijke verplichting is opgenomen met betrekking tot de afkoppeling van het gemengde rioolsysteem.
8.1. Aan het plan ligt ten grondslag een onderzoek van Royal Haskoning naar de bestaande waterproblematiek in het Houtkwartier. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat het verhard oppervlak als gevolg van het plan toeneemt, maar dat de hydraulische prestaties van het rioolsysteem op korte termijn verbeteren vanwege het afkoppelen van het verhard oppervlak langs de Poelwetering van het rioolsysteem. Gelet daarop, alsook op de compensatie van de toename van het verhard oppervlak buiten het plangebied, is de raad tot de conclusie gekomen dat als gevolg van de voorziene ontwikkelingen geen wateroverlast zal optreden.
8.2. Vooralsnog is niet aannemelijk gemaakt dat als gevolg van het plan een onaanvaardbare waterlast ontstaat. De voorzieningenrechter gaat er voorts van uit dat de raad het in zijn macht heeft om maatregelen ten behoeve van het afkoppelen van het verhard oppervlak van het gemengde rioolstelsel te treffen. Gelet hierop en nu niet is gebleken van belemmeringen die zich hiertegen verzetten, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen afzien van het opnemen van een voorwaardelijke verplichting tot afkoppeling van het gemengde rioolsysteem.
Woon- en leefklimaat
9. De wijkvereniging betoogt dat onvoldoende is onderzocht dat het woon- en leefklimaat van de bestaande woningen niet wordt beïnvloed door het door het plan gegenereerde verkeer.
9.1. Niet is gebleken dat de gevolgen van het plan voor het woon- en leefklimaat ter plaatse zodanig zijn, dat de raad daaraan bij de vaststelling van het plan doorslaggevend gewicht had moeten toekennen.
Gymzalen
10. De wijkvereniging betoogt verder dat het plan ten onrechte voorziet in vier gymzalen die te combineren zijn tot maximaal twee sportzalen. Zij vreest dat sportverenigingen in de avonduren en gedurende de weekenden gebruik zullen maken van de sportzalen, hetgeen tot geluidoverlast en verkeers- en parkeerhinder leidt. Voorts meent zij dat de voorziene gymzalen leiden tot verbrokkeling van het gebied, dat primair is bedoeld voor woonfuncties. De wijkvereniging staat realisatie van de gymzalen in de Kikkerpolder voor.
10.1. De raad heeft toegelicht dat de keuze voor de locatie van de gymzalen is ingegeven door de wens om gymzalen op een zo kort mogelijke afstand van scholen te situeren, in verband met veiligheid van de leerlingen en het voorkomen van verlies aan lestijd. Voorts heeft de raad toegelicht dat het aantal zitplaatsen voor toeschouwers in de sportaccommodatie is beperkt tot 70, mede in verband met de beperkte parkeercapaciteit, zodat de gevolgen voor verkeers- en parkeerhinder beperkt zullen zijn. Over de geluidoverlast merkt de raad op dat het plan erin voorziet dat de geluidwering van de gevels van de sportaccommodatie ten minste 35 dB dient te bedragen.
10.2. Gelet op het bepaalde in artikel 5, lid 5.4.2, van de planregels, ingevolge welke bepaling het aantal zitplaatsen voor toeschouwers in de sportaccomodatie niet meer mag bedragen dan 70, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het plan buiten de reguliere schooluren in zoverre niet tot een zodanige overlast leidt, dat de raad daaraan bij de vaststelling van het plan doorslaggevende betekenis had moeten toekennen.
Stedenbouwkundige aspecten
11. De wijkvereniging betoogt dat het plan ten onrechte voorziet in een verspringing van de rooilijn ter plaatse van de Kagerstraat. Volgens haar past deze verspringing niet bij het karakter van de Kagerstraat. Bovendien heeft de verspringing een negatieve invloed op de verkeerssituatie ter plaatse, omdat de overzichtelijkheid ter plaatse afneemt.
De wijkvereniging betoogt voorts dat de door het plan mogelijk gemaakte hoogteaccenten van 16, 20 en 25 meter ter plaatse van respectievelijk de Driestar, de ROC-locatie en de Agnes-locatie Oost niet passen bij de bestaande bebouwing, die voornamelijk uit laagbouw bestaat.
11.1. De raad heeft ter zitting toegelicht dat de Kagerstraat als gevolg van het plan de huidige breedte behoudt. Voorts heeft de raad ter zitting toegelicht dat de hoogteaccenten zich verhouden tot de omgeving, omdat zich in de omgeving meerdere gebouwen bevinden die een hoogte van 15 meter hebben.
11.2. Gelet op de toelichting van de raad ziet de voorzieningenrechter in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de gekozen planregeling niet in redelijkheid passend heeft kunnen achten.
Financiële uitvoerbaarheid
12. De wijkvereniging betoogt dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan onvoldoende inzichtelijk is gemaakt.
12.1. De voorzieningenrechter ziet in deze fase van de procedure geen aanleiding voor het oordeel dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan financieel niet uitvoerbaar is.
Conclusie en proceskosten
13. Gelet op het voorgaande en ook overigens ziet de voorzieningenrechter in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Kuipers
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2014
271-786.