201404305/1/R6.
Datum uitspraak: 19 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1a] en [appellante sub 1b], beiden wonend te Rotterdam (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2. [appellant sub 2], wonend te Rotterdam,
3. [appellant sub 3a] en [appellante sub 3b], beiden wonend te Rotterdam (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 3a]),
4. [appellant sub 4], wonend te Rotterdam,
en
de raad van de gemeente Rotterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 maart 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Zevenkamp en Nesselande" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3a] en [appellant sub 4] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 oktober 2014, waar [appellant sub 2], bijgestaan door mr. K. de Wit, [appellant sub 3a], vertegenwoordigd door mr. K. de Wit, [appellant sub 4], vertegenwoordigd door mr. H.P.J.G. Berkers, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.B.H. Fijneman, werkzaam bij de gemeente, V.L. Rigutto-van Eck en A. Ypema, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor de wijken Zevenkamp en Nesselande te Rotterdam. Met het plan is in hoofdzaak beoogd de bestaande situatie vast te leggen, maar het plan maakt tevens nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
3. De beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3a] en [appellant sub 4] richten zich tegen het volgens hen voorziene evenemententerrein in het zogeheten Oeverpark waaraan de bestemming "Groen" is toegekend. Zij voeren aan dat in de plantoelichting is vermeld dat op het desbetreffende terrein in het Oeverpark evenementen mogen plaatsvinden, terwijl artikel 18 van de planregels niet voorziet in een evenemententerrein. Volgens hen zijn voorschriften met betrekking tot evenementen, zoals het aantal, aard en omvang van de evenementen, ten onrechte in de planregels achterwege gelaten. Daartoe wijzen zij op de uitspraken van de Afdeling van 10 juli 2013 in zaak nr. 201205962/1/R3, van 20 juni 2012 in zaak nr. 201109470/1/R4 en van 29 februari 2012 in zaak nr. 201002029/1/T1/R2. Volgens hen vindt regulering van de evenementen ten onrechte alleen plaats door middel van de Algemene plaatselijke verordening en het evenementenvergunningenbeleid. Als gevolg van het ontbreken van voorschriften in de planregels vrezen zij onaanvaardbare geluidoverlast, verkeersoverlast en parkeerhinder alsmede een afname van de sociale veiligheid in hun woonwijk. Volgens hen ontbreken een locatieonderzoek, akoestisch onderzoek, een verkeers- en parkeeronderzoek en een onderzoek naar de flora en fauna. Tevens vrezen zij voor een waardedaling van hun woningen.
3.1. De raad stelt dat aan het gebied waarop de beroepsgronden van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3a] en [appellant sub 4] zien de bestemming "Groen" is toegekend en dat artikel 18 van de planregels niet voorziet in een evenemententerrein. Volgens de raad kunnen in beginsel overal in Rotterdam evenementen worden gehouden. De raad stelt dat het de bedoeling is incidenteel zogenoemde B-evenementen toe te staan op de desbetreffende locatie en dat regulering van deze evenementen plaatsvindt door middel van het evenementenvergunningenbeleid.
3.2. Tussen partijen is niet in geschil dat aan de desbetreffende gronden in het Oeverpark de bestemming "Groen" is toegekend. Uit artikel 18, lid 18.1, van de planregels volgt dat de voor "Groen" aangewezen gronden niet zijn bestemd voor evenementen. Dit betekent dat het gebruik van deze gronden voor evenementen in strijd is met de ter plaatse toegekende bestemming "Groen". Nu het bestemmingsplan op de desbetreffende gronden in het Oeverpark geen evenementen mogelijk maakt, mist het betoog feitelijke grondslag. De Afdeling overweegt ter voorlichting van partijen nog dat, zoals de Afdeling eerder in haar uitspraak van 15 oktober 2014 in zaak nr. 201400118/1/A1 heeft overwogen, een bestemmingsplan zich slechts bij wijze van uitzondering niet verzet tegen kortdurend en incidenteel gebruik van een perceel in strijd met het bestemmingsplan.
Conclusie
4. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen ongegrond.
Proceskosten
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Lodeweges
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2014
625.