201407243/2/R3.
Datum uitspraak: 17 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: Awb) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Tilburg,
en
de raad van de gemeente Tilburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 juli 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Zand 2008, 3e herziening (Rueckertbaan 201)" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 november 2014, waar [verzoeker] in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. K. Jacobs-Cloudt, drs. T. Waszink en mr. W.J. Beex, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de mogelijkheid om negen woningen dan wel wooneenheden en een beheerdersunit op te richten ten behoeve van het project "Skaeve Huse", een woonvorm voor huishoudens die te veel overlast veroorzaken in een reguliere woonomgeving.
3. Ten aanzien van de ontvankelijkheid overweegt de voorzieningenrechter dat het plangebied op een afstand van ongeveer 225 m ligt van het perceel waarop [verzoeker] woont. Tussen het plangebied en de woning van [verzoeker] liggen onder meer de brede verkeersweg Rueckertbaan, een rij flats en twee rijen eengezinswoningen. Vast staat dat het plangebied en de bij het plan mogelijk gemaakte bebouwing niet zichtbaar zijn vanaf het perceel van [verzoeker]. Gelet op deze afstand en de tussenliggende bebouwing verwacht de voorzieningenrechter dat in de hoofdzaak zal worden geoordeeld dat [verzoeker] niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat het beroep van [verzoeker] niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Voor zover [verzoeker] ter zitting heeft betoogd dat hij parkeeroverlast zal ondervinden vanwege het aanliggende voetbal- en parkeerterrein omdat de woonvoorziening ten koste gaat van dat terrein overweegt de voorzieningenrechter dat ter zitting onweersproken door de raad is gesteld dat bij het plangebied wel een stuk van de groenstrook is getrokken, maar dat alle voorzieningen voor het voetbalterrein, waaronder de parkeergelegenheid, geheel buiten het plangebied liggen en bij de verwezenlijking van het plan niet worden aangetast.
Ook de stelling van [verzoeker] dat in het kader van de komst van de wooneenheden is bezien in hoeverre veiligheidsvoorzieningen in de wijk zullen worden getroffen en dat hij is benaderd over het afsluiten van de brandgang achter zijn woning geeft de voorzieningenrechter geen aanleiding voor de verwachting dat [verzoeker] in de bodemprocedure als belanghebbende zal worden aangemerkt. Uit de "Notitie behandeling zienswijzen" komt naar voren dat in het kader van het ingestelde locatieonderzoek een aantal in de wijk bestaande veiligheidsknelpunten is gesignaleerd, waarna een veiligheidsgroep is opgericht die vervolgens een wijkschouw heeft georganiseerd om de bestaande knelpunten te bekijken en oplossingen te bedenken. [verzoeker] heeft niet aannemelijk gemaakt dat, anders dan de raad heeft gesteld, de mogelijk uit te voeren voorzieningen het gevolg zijn van de door de raad gewenste komst van de woonvoorziening.
Nu de verwachting is dat [verzoeker] in zijn beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard, dient zijn verzoek om voorlopige voorziening te worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Matulewicz
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2014
45.