ECLI:NL:RVS:2014:4321

Raad van State

Datum uitspraak
10 november 2014
Publicatiedatum
26 november 2014
Zaaknummer
201408858/1/A4 en 201408859/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van lasten onder dwangsom opgelegd aan Royal Fireworks Nederland B.V. door de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu

Op 10 november 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen Royal Fireworks Nederland B.V. en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. De staatssecretaris had op 30 september 2014 aan Royal Fireworks lasten onder dwangsom opgelegd wegens het in strijd handelen met het Vuurwerkbesluit. Royal Fireworks had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak mondeling behandeld en de betrokken partijen gehoord.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet bevoegd is om handhavend op te treden ten aanzien van activiteiten die op Duits grondgebied plaatsvinden. Dit betreft onder andere vuurwerk dat is opgeslagen op het terrein van Royal Fireworks in Reken, Duitsland. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om de last die betrekking heeft op dit vuurwerk te schorsen.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de overtredingen met betrekking tot bepaalde partijen consumentenvuurwerk en vuurwerkartikelen. Ook deze last is geschorst. De voorzieningenrechter heeft verder bepaald dat de hoogte van de opgelegde dwangsom gematigd wordt tot € 200.000,00, omdat het oorspronkelijke bedrag van € 531.462,50 niet in redelijke verhouding stond tot de zwaarte van het geschonden belang.

De voorlopige voorzieningen gelden tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar, of totdat op een eventueel verzoek om een voorlopige voorziening is beslist. De staatssecretaris is ook veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan Royal Fireworks.

Uitspraak

201408858/1/A4 en 201408859/1/A4.
Datum uitspraak: 10 november 2014 AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Royal Fireworks Nederland B.V., gevestigd te Enschede,
verzoekster, en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
verweerder. Openbare zitting gehouden op 10 november 2014 om 11.00 uur. Tegenwoordig:
Staatsraad mr. Th.G. Drupsteen voorzieningenrechter griffier: mr. F.B. van der Maesen de Sombreff Verschenen:
Royal Fireworks, vertegenwoordigd door mr. M.M.H. van Kuijk, [gemachtigden], en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. H.J. ’t Hart, mr. J.J. Kerssemakers, P.A.M. de Boer, P.R. de Groot en H. Woortmeijer. Bij onderscheiden besluiten van 30 september 2014 heeft de staatssecretaris aan Royal Fireworks lasten onder dwangsom opgelegd wegens het in strijd met artikel 1.2.2, vierde lid, en artikel 1A.2.1, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 1A.17, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit opslaan, voorhanden hebben dan wel aan derden ter beschikking stellen van vuurwerk en vuurwerkartikelen. Tegen deze besluiten heeft Royal Fireworks bezwaar gemaakt. Royal Fireworks heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter: I. treft de volgende voorlopige voorzieningen:
1. schorst het besluit van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 30 september 2014, kenmerk H94580, voor zover de daarbij opgelegde last betrekking heeft op
a. consumentenvuurwerk met artikelnummer 14313 ('Royal Knock Down') dat is opgeslagen en/of voorhanden is in Duitsland en
b. vuurwerkartikelen met artikelnummer 14313 ('Royal Knock Down') die aan derden zijn geleverd en/of ter beschikking zijn gesteld; 2. schorst het besluit van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 30 september 2014, kenmerk 87400, voor zover de daarbij opgelegde last betrekking heeft op
a. partijen consumentenvuurwerk en vuurwerkartikelen met artikelnummer 1481 ('China by night'), onderdeel 'Sunshine in Darkness', en
b. overige vuurwerkartikelen voor zover die aan derden zijn geleverd en/of ter beschikking zijn gesteld; 3. bepaalt dat de onder 1b en 2b bedoelde vuurwerkartikelen die in depots van derden in Nederland zijn opgeslagen op de desbetreffende locaties opgeslagen moeten blijven; 4. bepaalt dat de hoogte van de in het besluit van
30 september 2014, kenmerk 87400, opgelegde dwangsom wordt gematigd tot een bedrag van € 200.000,00 (zegge: tweehonderd duizend euro); II. bepaalt dat deze voorlopige voorzieningen gelden tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar dan wel, indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, totdat op dat verzoek is beslist; III. wijst het verzoek voor het overige af; IV. veroordeelt de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu tot vergoeding van de bij Royal Fireworks Nederland B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; V. gelast dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan Royal Fireworks Nederland B.V., het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van in totaal € 492,00 (zegge: vierhonderdtweeënnegentig euro) vergoedt. Daartoe overweegt hij het volgende. Ingevolge artikel 1.2.2, vierde lid, van het Vuurwerkbesluit is het verboden vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik binnen het grondgebied van Nederland te brengen, op te slaan, te vervaardigen, toe te passen, voorhanden te hebben, aan een ander ter beschikking te stellen of tot ontbranding te brengen indien dit niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens dit besluit.
Ingevolge artikel 1A.2.1, eerste lid, is het verboden vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel brengen, voorhanden te hebben of aan een ander ter beschikking te stellen die niet voldoen aan de fundamentele veiligheidseisen.
Ingevolge artikel 1A.1.7, eerste lid, worden bij regeling van Onze Minister de geharmoniseerde normen aangewezen die in Nederland worden erkend en overgenomen. De bij het besluit van 30 september 2014, kenmerk H94580, opgelegde last ziet onder meer op vuurwerk dat is opgeslagen op het opslagterrein van Royal Fireworks in Reken (Duitsland). De staatssecretaris is evenwel niet bevoegd handhavend op te treden ten aanzien van activiteiten die op Duits grondgebied plaatsvinden. Uit de term 'voorhanden hebben' in de artikelen 1.2.2, vierde lid, en 1A.2.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit kan - anders dan de staatssecretaris ter zitting heeft gesteld - dat niet worden afgeleid. Het besluit komt in zoverre voor schorsing in aanmerking. Uit het besluit van 30 september 2014, kenmerk 87400, wordt naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende duidelijk dat sprake is van een overtreding ten aanzien van de partijen consumentenvuurwerk en vuurwerkartikelen met artikelnummer 1481 ('China by night'), onderdeel 'Sunshine in Darkness'. Derhalve bestaat aanleiding het besluit, voor zover de last daarop betrekking heeft, te schorsen. Aan de besluiten van 30 september 2014 heeft de staatssecretaris waarnemingsrapporten van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: het NFI) van 9 december 2013 en 16 juni 2014 betreffende onderzoeken aan vuurwerkmonsters ten grondslag gelegd. Blijkens de waarnemingsrapporten is bij die onderzoeken ten aanzien van monsters van verscheidene partijen vuurwerk een aantal zogeheten grote afwijkingen (majors) van de NEN-normen geconstateerd. Royal Fireworks heeft onder verwijzing naar het door haar overgelegde rapport van Peutz B.V. van 29 oktober 2014 gesteld dat de onderzoeken aan vuurwerkmonsters niet volgens de toepasselijke NEN-normen zijn uitgevoerd. In het rapport van Peutz kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenwel geen grond worden gevonden voor het oordeel dat de onderzoeken dermate onzorgvuldig zijn uitgevoerd, dat de staatssecretaris de resultaten daarvan niet aan de bestreden besluiten ten grondslag had mogen leggen. Het betoog van Royal Fireworks dat met de Inspectie Leefomgeving en Transport van het ministerie van Infrastructuur en Milieu afspraken zijn gemaakt over het afplakken van lonten, kan niet slagen, nu blijkens de bestreden besluiten de desbetreffende, in de waarnemingsrapporten beschreven gebreken niet bepalend zijn voor de vaststelling van de overtredingen die aan de lasten ten grondslag zijn gelegd. Voor het overige is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de staatssecretaris van handhaving had moeten afzien. Het verzoek komt in zoverre niet voor inwilliging in aanmerking. Voor zover de lasten onder dwangsom betrekking hebben op aan derden geleverde of ter beschikking gestelde vuurwerkartikelen, is gebleken dat het voor Royal Fireworks feitelijk onmogelijk is om die artikelen binnen de begunstigingstermijn terug te halen, af te voeren en te vernietigen.
Royal Fireworks heeft ter zitting toegelicht dat die vuurwerkartikelen op diverse locaties in Nederland bij derden zijn opgeslagen en daar in depot kunnen worden gehouden, zolang deze niet mogen worden geleverd. Onder deze omstandigheden en bij afweging van de betrokken belangen ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de lasten onder dwangsom op dit punt te schorsen en te bepalen dat de vuurwerkartikelen op de huidige locatie opgeslagen dienen te blijven. Bij het besluit op bezwaar zal Royal Fireworks vervolgens een reële begunstigingstermijn kunnen worden gegund om de lasten te kunnen uitvoeren. De bij het besluit van 30 september, kenmerk 87400, opgelegde dwangsom bedraagt € 531.462,50. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat dit bedrag niet in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking daarvan, zoals in artikel 5:32b van de Algemene wet bestuursrecht is voorgeschreven. Derhalve bestaat aanleiding dit bedrag te matigen tot een bedrag van € 200.000,00. w.g. Drupsteen w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzieningenrechter griffier 190-742.