201401111/1/A2.
Datum uitspraak: 3 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
3. de stichting Stichting Wijkcomité Oost (hierna: de stichting), gevestigd te Nijmegen,
appellanten,
en
het College Sanering Zorginstellingen (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 maart 2013 heeft het college goedkeuring verleend voor de verkoop van verpleeghuis Margriet te Nijmegen.
Bij besluit van 9 oktober 2013 heeft het college het door
[appellant sub 1], [appellant sub 2] en de stichting (hierna ook: [appellant sub 3] en anderen) hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 3] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 oktober 2014, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2] en de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door ing. M.P. Lucassen, bijgestaan door mr. H.M. den Herder, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Wet toelating zorginstellingen (hierna: WTZi) doet het bestuur van een instelling, met uitzondering van een academisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 1.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, dat voornemens is om gebouwen of terreinen, of delen daarvan, blijvend niet meer voor de instelling te gebruiken, hiervan onverwijld mededeling aan het college.
Ingevolge het tweede lid beslist het college binnen acht weken na ontvangst van de mededeling of het bestuur van de instelling de gebouwen of terreinen kan verhuren, vervreemden of aan enig beperkt recht kan onderwerpen zonder zijn goedkeuring. Bij de goedkeuring kan het college bepalen dat bij verkoop een meeropbrengst ten opzichte van de boekwaarde wordt gestort in het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten.
2. Het college heeft het bezwaar van [appellant sub 3] en anderen niet-ontvankelijk verklaard omdat zij niet als belanghebbende bij het bestreden besluit kunnen worden aangemerkt.
3. Gelet op hetgeen [appellant sub 3] en anderen met het door hen ingestelde beroep wensen te bereiken bestaat, anders dan het college in het verweerschrift betoogt, geen grond voor het oordeel dat zij geen belang hebben bij een oordeel over hun beroep.
4. [appellant sub 1] betoogt dat het college haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij heeft een objectief en persoonlijk belang bij het goedkeuringsbesluit, omdat zij mede-eigenaar is van drie percelen die direct grenzen aan het terrein van het voormalige verpleeghuis Margriet. Voorts volgt haar belanghebbendheid uit het recht van overpad vanaf het terrein van het voormalige verpleeghuis Margriet naar de achtertuinen van de huizen aan de Barbarossastraat. Ook heeft zij in 2012 kenbaar gemaakt interesse te hebben in de aankoop van het terrein. Daarnaast is haar belang gelegen in het voorkomen van niet-transparante verkoop van overheidseigendommen tegen een niet-marktconforme prijs, omdat onjuiste besteding van overheidsgeld moet worden vermeden.
4.1. Nu de wijzigingen in het aangezicht van en de activiteiten op het terrein van het voormalige verpleeghuis Margriet niet het directe gevolg zijn van het goedkeuringsbesluit van het college, heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat het belang van [appellant sub 1] in een zodanig ver verwijderd verband staat met de verlening van de goedkeuring dat zij geen rechtstreeks bij het besluit betrokken belang heeft in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
Het college heeft zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat [appellant sub 1] die, naar gesteld, geïnteresseerd was in de mogelijke aankoop van het voormalige verpleeghuis Margriet, geen belang bij het goedkeuringsbesluit heeft, reeds nu zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij concrete plannen had om het terrein van het voormalige verpleeghuis Margriet te kopen.
Met betrekking tot het belang van de goede besteding van overheidsgeld wordt overwogen dat [appellant sub 1] zich daarbij niet voldoende onderscheidt van anderen waardoor zij geen individueel belang heeft bij het goedkeuringsbesluit.
Het betoog faalt.
5. [appellant sub 2] betoogt dat het college zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, nu hij een voldoende actueel, persoonlijk en rechtstreeks betrokken belang heeft bij het goedkeuringsbesluit, omdat hij zijn interesse om het terrein van het voormalige verpleeghuis Margriet te kopen tijdig kenbaar heeft gemaakt.
5.1. Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat [appellant sub 2] die, naar gesteld, in onderhandeling had willen treden over de verkoop van het voormalige verpleeghuis Margriet, geen belang bij het goedkeuringsbesluit heeft, reeds nu hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij concrete plannen had om het terrein van het voormalige verpleeghuis Margriet te kopen. Hij wordt derhalve niet rechtstreeks door het bestreden besluit in een voldoende concreet en actueel belang getroffen.
Het betoog faalt.
6. De stichting betoogt dat het college haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat de stichting een voldoende actueel en rechtstreeks bij het besluit betrokken belang heeft. Nu uit de koopovereenkomst die aan het college ter goedkeuring is voorgelegd volgt dat het terrein van het verpleeghuis Margriet zal worden opgeleverd als bouwterrein, de opstallen zullen worden gesloopt en de koper voornemens is het terrein te herontwikkelen, worden de belangen waarvoor de stichting opkomt geraakt.
6.1. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
Krachtens haar statuten heeft de stichting ten doel in een gedeelte van Nijmegen Oost de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimten te verbeteren, de kwaliteit van het onderhoud en de veiligheid te verbeteren en ontwikkelingen die die kwaliteit, het onderhoud en de veiligheid bedreigen, tegen te gaan en het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
Het besluit van 26 maart 2013 heeft niet rechtstreeks gevolgen voor de leefomgeving van Nijmegen Oost. Het verdwijnen van het verpleeghuis is niet het gevolg van het besluit van 26 maart 2013, maar van de beslissing van de exploitant om de activiteiten ter plaatse te staken. De stichting wordt derhalve niet rechtstreeks door het besluit in haar belang getroffen.
Het betoog faalt.
7. De conclusie is dat [appellant sub 3] en anderen geen belanghebbende zijn bij het besluit van het college van 26 maart 2013 en dat het college hun bezwaar ingevolge artikel 8:1 van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 7:1 van de Awb, terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Verheij w.g. Van Dokkum
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2014
480-809.