ECLI:NL:RVS:2014:4342

Raad van State

Datum uitspraak
3 december 2014
Publicatiedatum
3 december 2014
Zaaknummer
201305606/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt
  • M.A.A. Mondt-Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Utrechtseweg vastgesteld door de raad van de gemeente Hilversum

Op 3 december 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Utrechtseweg" dat op 15 mei 2013 door de raad van de gemeente Hilversum was vastgesteld. Appellant sub 1, wonend te Hilversum, en appellante sub 2, gevestigd te Hilversum, hebben tegen dit besluit beroep ingesteld. De Afdeling heeft de zaak op 19 december 2013 ter zitting behandeld, waarbij beide appellanten vertegenwoordigd waren door hun advocaten. Na de zitting zijn de zaken gesplitst. In een tussenuitspraak van 5 februari 2014 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 12 weken de gebreken in het besluit van 15 mei 2013 te herstellen. De termijn voor herstel is later verlengd tot 11 juni 2014. Op 4 juni 2014 heeft de raad het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.

De Afdeling heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het besluit van 15 mei 2013 niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Dit betreft onder andere de ontsluiting van het bedrijf van appellant sub 1 en de bestemmingen die aan de gronden zijn toegekend. Het beroep van appellant sub 1 is gegrond verklaard, wat betekent dat het besluit van 15 mei 2013 op verschillende onderdelen is vernietigd. Ook het beroep van appellante sub 2 is gegrond verklaard, omdat het besluit van 15 mei 2013 niet zorgvuldig was voorbereid met betrekking tot de bestemming van haar bedrijf.

De Afdeling heeft de raad opgedragen om de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan. De proceskosten van beide appellanten zijn door de raad van de gemeente Hilversum vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 december 2014.

Uitspraak

201305606/2/R1.
Datum uitspraak: 3 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Hilversum,
2. [appellante sub 2], gevestigd te Hilversum,
en
de raad van de gemeente Hilversum,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 mei 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Utrechtseweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [appellant sub 1] en [appellante sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting gevoegd met het beroep in zaak nr. 201309202/1/A1 behandeld op 19 december 2013, waar onder meer [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. A. Daalderop en mr. J.G. Bos, beiden advocaat te Rotterdam, en mr. S. van Londen, advocaat te Hilversum, [appellante sub 2], vertegenwoordigd door mr. L. Bolier, werkzaam bij mr. L. Bolier Juridische Adviezen en de raad, vertegenwoordigd door ing. P. Kennes en G. Ruighaver, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
Bij tussenuitspraak van 5 februari 2014 in zaak nr. 201305606/1/R1 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 12 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 15 mei 2013 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij beschikking van 16 mei 2014 heeft de Afdeling deze termijn verlengd tot 11 juni 2014.
Bij besluit van 4 juni 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Utrechtseweg" gewijzigd vastgesteld.
[appellant sub 1] heeft een nader stuk, gedateerd 30 oktober 2014, ingediend.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over het besluit van 4 juni 2014 naar voren te brengen. [appellant sub 1], de raad en [appellante sub 2] hebben hun zienswijze naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Het beroep van [appellant sub 1]
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak omtrent het beroep van [appellant sub 1] overwogen dat het besluit van 15 mei 2013 niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, wat betreft de gronden voor de ontsluiting van het bedrijf van [appellant sub 1] op de [locatie], voor zover aan de gronden voor het bedrijf van [appellant sub 1] niet de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - autoreparatie- en servicebedrijf" is toegekend en de bouw- en goothoogten voor die gronden niet overeenkomen met de feitelijke en vergunde goot- en bouwhoogten, en voorts wat betreft artikel 3, lid 3.1, onder f, van de planregels, voor zover daarin ten onrechte niet is opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - autoreparatie- en servicebedrijf" een autoreparatie en -servicebedrijf tot maximaal categorie 3.2 van de in de bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan. Voorts heeft de Afdeling overwogen dat dit besluit in strijd met de rechtszekerheid is vastgesteld, voor zover in artikel 3, lid 3.1, onder k, sub 9, van de planregels geen uitzondering is opgenomen voor de gronden waaraan de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - autoreparatie- en servicebedrijf" is toegekend.
Het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 15 mei 2013 is gegrond, zodat het besluit wat betreft de plandelen met de bestemming "Bedrijf" voor het bedrijf van [appellant sub 1] en de bestemmingen "Wonen - 4" en "Tuin" voor de ontsluiting van het bedrijf van [appellant sub 1] op de [locatie] en wat betreft artikel 3, lid 3.1, onder f en onder k, sub 9, van de planregels, dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dan wel de rechtszekerheid.
2. Bij besluit van 4 juni 2014 heeft de raad, gevolg gevend aan de tussenuitspraak, het plan wat betreft de gronden voor het bedrijf van [appellant sub 1] en de ontsluiting daarvan op de [locatie] gewijzigd.
In zijn nader stuk heeft [appellant sub 1] verzocht de raad opdracht te geven om zich in te spannen voor overleg, maar in zijn zienswijze heeft [appellant sub 1] aangegeven dat het besluit van 4 juni 2014 geheel tegemoet komt aan zijn beroep. [appellant sub 1] heeft derhalve geen belang bij beoordeling van het besluit van 4 juni 2014, zodat daartegen geen beroep van rechtswege als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb is ontstaan waarop nog dient te worden beslist.
Het beroep van [appellante sub 2]
3. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak omtrent het beroep van [appellante sub 2] overwogen dat het besluit van 15 mei 2013 niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, wat betreft het plandeel met de bestemming "Bedrijf" voor het [bedrijf], voor zover dit bedrijf niet als zodanig is bestemd.
Het beroep van [appellante sub 2] tegen het besluit van 15 mei 2013 is gegrond, zodat dit besluit in zoverre dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb.
4. Bij besluit van 4 juni 2014 heeft de raad, gevolg gevend aan de tussenuitspraak, het plan gewijzigd wat betreft de gronden voor [bedrijf] en artikel 3, lid 3.1, onder d, van de planregels.
5. In zijn zienswijze heeft de raad aangegeven dat artikel 3, lid 3.1, onder d, van de planregels ten onrechte niet het bewerken van metalen toestaat. Het toestaan van dergelijk gebruik heeft de raad wel beoogd, nu de gronden reeds door [bedrijf] aldus worden gebruikt. [appellante sub 2] heeft in haar zienswijze aangegeven zich in de door de raad voorgestelde wijziging van artikel 3, lid 3.1, onder d, van de planregels te kunnen vinden.
6. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder d, van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor een magnesiethandel behorende tot en met maximaal categorie 3.2 van de in de bijlage bij de planregels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede een groothandel in metalen met sbi-code 46722 en 46723 behorende tot en met maximaal categorie 3.2 van de in de bijlage bij de planregels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - magnesiethandel en groothandel in metalen".
7. In hetgeen [appellante sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 4 juni 2014, voor zover dat ziet op de vaststelling van artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder d, van de planregels is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het besluit van 4 juni 2014 in zoverre dient te worden vernietigd.
Nu niet aannemelijk is dat derdebelanghebbenden in hun belangen zouden kunnen worden geschaad, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb op de hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak ten aanzien van deze planonderdelen in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dit is vernietigd.
Hierbij betrekt de Afdeling dat de raad in zijn zienswijze heeft aangegeven dat het bewerken van metalen ten onrechte niet is toegestaan ter plaatse van [bedrijf] en dat [appellante sub 2] in zijn zienswijze heeft aangegeven zich in de door de raad voorgestelde wijziging te kunnen vinden. Voorts heeft de raad de Afdeling verzocht zelf in de zaak te voorzien door deze planregeling in de plaats te stellen van de vastgestelde planregeling in zoverre.
Ruimelijkeplannen.nl
7.1. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
Proceskosten
8. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Hilversum van 15 mei 2013, wat betreft:
- het plandeel met de bestemming "Bedrijf" voor het bedrijf van [appellant sub 1];
- de plandelen met de bestemmingen "Wonen - 4" en "Tuin" voor de ontsluiting van het bedrijf van [appellant sub 1] op de [locatie];
- artikel 3, lid 3.1, onder f en onder k, sub 9, van de planregels
- het plandeel met de bestemming "Bedrijf" voor het [bedrijf];
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Hilversum van 4 juni 2014, wat betreft artikel 3, lid 3.1, onder d, van de planregels;
IV. bepaalt dat artikel 3, lid 3.1, onder d, van de planregels komt te luiden: "een magnesiethandel behorende tot en met maximaal categorie 3.2 van de in de bijlage bij deze regels opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', alsmede een groothandel in metalen met sbi-code 46722 en 46723 behorende tot en met maximaal categorie 3.2 in combinatie met een constructiewerkplaats in een gesloten gebouw tot en met maximaal categorie 3.2 met sbi-code 251 en 331 van de in de bijlage bij deze regels opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - magnesiethandel en groothandel in metalen'".
V. bepaalt dat deze uitspraak wat betreft het hiervoor vermelde onderdeel IV in de plaats treedt van het besluit van 4 juni 2014 voor zover dit is vernietigd;
VI. veroordeelt de raad van de gemeente Hilversum tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1231,64 (zegge: twaalfhonderdeenendertig euro en vierenzestig cent), waarvan € 1217,50 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
veroordeelt de raad van de gemeente Hilversum tot vergoeding van bij [appellante sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1217,50 (zegge: twaalfhonderdzeventien euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat de raad van de gemeente Hilversum aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) voor [appellant sub 1] en € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) voor [appellante sub 2] vergoedt;
VIII. draagt de raad van de gemeente Hilversum op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen IV en V worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y. Verhage, griffier.
w.g. Drupsteen w.g. Verhage
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2014
655.