201309001/2/R4.
Datum uitspraak: 3 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Meppel,
en
de raad van de gemeente Meppel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26/27 juni 2013, kenmerk VII/15, nr. 188728 heeft de raad het bestemmingsplan "Meppel-Centrumschil" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 maart 2014, waar de raad, vertegenwoordigd door ing. J.C. Smit, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Bij tussenuitspraak van 21 mei 2014, nr. 201309001/1/R4, heeft de Afdeling de raad opgedragen het bij die uitspraak geconstateerde gebrek in het plan te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 25 september 2014 heeft de raad ter voldoening aan de tussenuitspraak een wijziging van het plan vastgesteld.
Bij brief van 10 oktober 2014 heeft [appellant] zijn zienswijze op het besluit van 25 september 2014 naar voren gebracht.
De Afdeling heeft afgezien van het houden van een nadere zitting en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de raad heeft beoogd het perceel van [appellant], [locatie] in Meppel, uit te zonderen van de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop", maar dit niet in het plan heeft vastgelegd. Omdat de raad in zoverre in het plan niet mogelijk heeft gemaakt wat hij heeft beoogd mogelijk te maken, heeft de Afdeling geoordeeld dat het bestreden besluit op dit punt is vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Awb, aangezien het niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
2. De Afdeling heeft de raad opgedragen het gebrek te herstellen door een nieuwe planregeling vast te stellen voor het perceel [locatie]. Bij zijn besluit van 25 september 2014 heeft de raad de verbeelding van het plan gewijzigd in die zin dat voor het perceel [locatie] de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop" is komen te vervallen.
3. In zijn zienswijze van 10 oktober 2014 dringt [appellant] met het oog op de rechtszekerheid aan op een spoedige beëindiging van het geschil.
4. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
5. Het besluit van 25 september 2014 is een besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Bij het ontstaan van een beroep tegen het besluit van 25 september 2014 heeft [appellant] echter onvoldoende belang. Voor zover zijn beroep was gericht tegen de toekenning in het plan van een goot- en bouwhoogte van 9 respectievelijk 12 meter heeft de Afdeling in de tussenuitspraak daarover immers al geoordeeld dat de raad deze hoogten in redelijkheid heeft kunnen vaststellen, en voor zover het beroep de toekenning van de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop" aan zijn perceel betrof is daaraan door het besluit van 25 september 2014 geheel tegemoet gekomen. Het beroep is dan ook uitsluitend gericht tegen het besluit van 26/27 juni 2013.
6. Gelet op al het voorgaande is het beroep gegrond. Het besluit van 26/27 juni 2013 dient te worden vernietigd voor zover het het plandeel met de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop" betreft dat betrekking heeft op het perceel [locatie] in Meppel.
7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Meppel van 26/27 juni 2013, kenmerk VII/15, nr. 188728, waarbij het bestemmingsplan "Meppel-Centrumschil" is vastgesteld, voor zover het het plandeel met de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop" betreft dat betrekking heeft op het perceel [locatie] in Meppel;
III. gelast dat de raad van de gemeente Meppel aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van €160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Oudenaarden, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Oudenaarden
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2014
568.