ECLI:NL:RVS:2014:4447

Raad van State

Datum uitspraak
10 december 2014
Publicatiedatum
10 december 2014
Zaaknummer
201400960/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en vrijstelling voor bedrijfshal met parkeerkelder in Wierden

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] en anderen tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 18 december 2013. De rechtbank had het beroep van [appellant] en anderen ongegrond verklaard, nadat het college van burgemeester en wethouders van Wierden op 17 augustus 2007 een bouwvergunning en vrijstelling had verleend voor de bouw van een nieuwe bedrijfshal met parkeerkelder en de uitbreiding van het bedrijfsterrein. Het college verklaarde op 1 juni 2010 het bezwaar van [appellant] en anderen opnieuw ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de vrijstelling terecht was verleend, en dat [appellant] en anderen geen belang meer hadden bij een inhoudelijke beoordeling van de vrijstelling, omdat het bouwplan inmiddels in overeenstemming was met het bestemmingsplan "Buitengebied 2009". Tijdens de zitting op 7 november 2014 werd de zaak behandeld, waarbij [appellant] en anderen vertegenwoordigd waren door ing. M.H. Middelkamp en het college door ing. R.A.P. te Wierik. Ook [belanghebbende] was aanwezig, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. J.H.B. Averdijk, advocaat te Enschede. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat er geen aanhoudingsplicht gold voor de bouwvergunning, omdat de activiteiten van [belanghebbende] niet vergunningplichtig waren. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201400960/1/A4.
Datum uitspraak: 10 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, allen wonend te Wierden,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 18 december 2013 in zaak nr. 10/730 in het geding tussen:
[appellant] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Wierden.
Procesverloop
Bij besluit van 17 augustus 2007 heeft het college aan [belanghebbende] bouwvergunning en vrijstelling verleend voor de bouw van een nieuwe bedrijfshal met parkeerkelder en voor het uitbreiden van het bedrijfsterrein met het realiseren van de landschappelijke inpassing op het perceel [locatie] te Wierden.
Bij besluit van 1 juni 2010 heeft het college het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 december 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 november 2014, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp, en het college, vertegenwoordigd door ing. R.A.P. te Wierik, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. J.H.B. Averdijk, advocaat te Enschede, verschenen.
Overwegingen
1. Het besluit van 1 juni 2010 is genomen nadat eerdere besluiten op het bezwaar zijn vernietigd bij uitspraak van de rechtbank Almelo van 13 mei 2009 in zaken nrs. 08/417, 08/592 en 08/593, en bij uitspraak van de Afdeling van 10 maart 2010 in zaak nr. 200904510/1/H1.
2. Bij besluit van 12 januari 2010 heeft de raad van de gemeente Wierden het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" vastgesteld. Bij uitspraak van 27 februari 2013 in zaak nr. 201002832/1/R4 heeft de Afdeling dat besluit, voor zover dat ziet op het perceel [locatie 1] met de bestemming "Bedrijf", vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in zoverre in stand blijven. Vast staat dat het bouwplan met dat bestemmingsplan in overeenstemming is, zodat het bouwplan thans zonder omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) kan worden gerealiseerd.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [appellant] en anderen, gelet hierop, geen belang meer hebben bij een inhoudelijke beoordeling van de bij het besluit van 1 juni 2010 gehandhaafde vrijstelling. Hun betoog over de te verwachten geluidhinder, dat betrekking heeft op de aan de vrijstelling ten grondslag gelegde ruimtelijke onderbouwing, behoeft dan ook geen bespreking.
3. [appellant] en anderen betogen dat de aanvraag om bouwvergunning op grond van artikel 52, eerste lid, van de Woningwet (oud) had moeten worden aangehouden, omdat [belanghebbende] op grond van de ten tijde van het nemen van het besluit van 1 juni 2010 geldende Wet milieubeheer ook over een krachtens die wet verleende milieuvergunning diende te beschikken. Binnen het bedrijf van [belanghebbende] vinden ook andere activiteiten plaats dan het opslaan van autowrakken, zoals het inzamelen van gevaarlijk afval en het bergen en stallen van vrachtwagens van meer dan 3.500 kg. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat voor het bedrijf van [belanghebbende] geen milieuomgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo is vereist en derhalve geen belang meer bestaat bij de beoordeling of er een aanhoudingsplicht gold, aldus [appellant] en anderen.
3.1. Uit onderdeel C, categorie 28.10, aanhef en onder 17, van bijlage I bij het Besluit omgevingsrecht, gelezen in verbinding met artikel 2.1 van dat besluit, volgt dat het opslaan van autowrakken en overige voertuigwrakken in het kader van hulpverlening aan kentekenhouders of in het kader van onderzoek door politie of justitie - ongeacht het aantal wrakken - geen vergunningplichtige activiteit is. Niet in geschil is dat binnen het bedrijf van [belanghebbende] dergelijke opslag plaatsvindt, zodat voor het bedrijf in zoverre geen milieuomgevingsvergunning is vereist. Gelet op categorie 13.1, aanhef en onder b, gelezen in verbinding met categorie 13.4, maakt het enkel stallen van vrachtwagens van meer dan 3.500 kg - daargelaten of dit binnen de inrichting plaatsvindt - het bedrijf niet vergunningplichtig. Van overige activiteiten die het bedrijf wel vergunningplichtig maken, zoals het opslaan van van buiten het bedrijf afkomstig gevaarlijk afval, is niet gebleken. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat, gelet hierop, geen belang meer bestaat bij de beoordeling of ten tijde van het verlenen van de bouwvergunning een aanhoudingsplicht gold.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck,
lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2014
190-732.