201402502/1/R4.
Datum uitspraak: 10 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Alblasserdam,
2. het college van dijkgraaf en heemraden van het Waterschap Rivierenland,
en
de raad van de gemeente Alblasserdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 januari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Dijklint" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en het college van dijkgraaf en heemraden beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 september 2014, waar [appellant sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door mr. J. Meerman, advocaat te Rotterdam, het college van dijkgraaf en heemraden, vertegenwoordigd door mr. T.P.J. Steenland-Mulder, ir. H. Kool en ir. H.K. Schippers, allen werkzaam bij het waterschap, en de raad, vertegenwoordigd door M.H.J. Kleverwal, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij besluit van 27 maart 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Dijklint" gewijzigd vastgesteld. Tegen dit besluit hebben onder meer [appellant sub 1] en anderen beroep ingesteld. Daarbij keerden zij zich tegen artikel 7, lid 7.1, aanhef en onder c en d, van de planregels voor zover die bepalingen achter de woningen aan de [locatie 1] tot en met [locatie 2] de aanleg van een fietspad mogelijk maakten. Bij tussenuitspraak van 10 april 2013 in zaaknr. 201205589/1/T1/R4 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin geconstateerde gebreken in het besluit van 27 maart 2012 te herstellen.
2. Bij besluit van 25 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Dijklint" opnieuw gewijzigd vastgesteld. Bij dit besluit is onder meer artikel 7, lid 7.1, van de planregels gewijzigd door toevoeging van artikel 7, lid 7.1, aanhef en onder i en j, en de verbeelding gewijzigd door toekenning van de aanduiding "specifieke vorm van groen - fietspad" aan een deel van de gronden achter de percelen [locatie 1] tot en met [locatie 2] met de bestemming "Groen" en de toekenning van de aanduiding "specifieke vorm van groen - fietspad uitgesloten" aan het deel van die gronden dat grenst aan de woonpercelen. Bij uitspraak van 23 oktober 2013 in zaaknr. 201205589/1/R4 heeft de Afdeling onder meer het beroep van [appellant sub 1] en anderen, voor zover dit is gericht tegen het besluit van 27 maart 2012, gegrond verklaard en dit besluit vernietigd voor zover het betreft de vaststelling van artikel 7, lid 7.1, onder c en d, van de planregels, voor zover dit van toepassing is op de percelen achter de woningen aan de [locatie 1] tot en met [locatie 2]. Voorts heeft de Afdeling onder meer het beroep van [appellant sub 1] en anderen, voor zover dit is gericht tegen het besluit van 25 juni 2013, gegrond verklaard en dit besluit vernietigd, voor zover het betreft de vaststelling van de plandelen met de aanduiding "specifieke vorm van groen - fietspad uitgesloten" en "specifieke vorm van groen - fietspad" en voor het betreft de vaststelling van artikel 7, lid 7.1, onder c en d, van de planregels, voor zover dit van toepassing is op de percelen achter de woningen aan de [locatie 1] tot en met [locatie 2].
3. In het bij besluit van 29 januari 2014 opnieuw gewijzigd vastgestelde plan is het plandeel met de aanduiding "specifieke vorm van groen - fietspad" beperkt en het plandeel met de aanduiding "specifieke vorm van groen - fietspad uitgesloten" uitgebreid. Artikel 7, lid 7.1, aanhef en onder i, van de planregels is gewijzigd in die zin dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - fietspad uitgesloten" nutsvoorzieningen wel zijn toegestaan. Voorts is artikel 7, lid 7.1, aanhef en onder k, aan de planregels toegevoegd onder vernummering van artikel 7, lid 7.1, aanhef en onder k en l, tot artikel 7, lid 7.1, aanhef en onder l en m. Ingevolge artikel 7, lid 7.1, aanhef en onder k, geldt in aanvulling van het bepaalde onder j, dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - fietspad" een fietspad is toegestaan, overeenkomstig het profiel zoals bijgevoegd in bijlage 2, met dien verstande dat het fietspad in ieder geval buitendijks dient te worden gerealiseerd.
Het beroep van het college
4. Het college heeft in zijn zienswijze over het ontwerp van het besluit naar voren gebracht dat de kern- en beschermingszone van de regionale waterkering Molenkade niet zijn weergegeven op de plankaart.
4.1. Het beroep van het college, gericht tegen de vaststelling van de plandelen met de aanduiding "specifieke vorm van groen - fietspad uitgesloten" en "specifieke vorm van groen - fietspad" en voor zover het betreft de vaststelling van artikel 7, lid 7.1, onder c en d, van de planregels, voor zover dit van toepassing is op de percelen achter de woningen aan de [locatie 1] tot en met [locatie 2], steunt niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze.
Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan door een belanghebbende geen beroep worden ingesteld tegen onderdelen van het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarover hij bij het ontwerpplan geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
Deze omstandigheid doet zich niet voor. Het beroep is niet-ontvankelijk.
Het beroep van [appellant sub 1] en anderen
5. Het beroep van [appellant sub 1] en anderen, voor zover gericht tegen de vaststelling van artikel 7, lid 7.1, onder b, e, g, h en m, en artikel 7, lid 7.2.2, van de planregels, voor zover dit van toepassing is op de percelen achter de woningen aan de [locatie 1] tot en met [locatie 2], steunt niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan door een belanghebbende geen beroep worden ingesteld tegen onderdelen van het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarover hij bij het ontwerpplan geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
Deze omstandigheid doet zich niet voor. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
6. [appellant sub 1] en anderen keren zich ertegen dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - fietspad uitgesloten" nutsvoorzieningen zijn toegestaan. In verband met hun privacy betogen zij dat dit artikellid betrekking moet hebben op ondergrondse nutsvoorzieningen, zodat de aanleg van lantaarnpalen niet mogelijk is. Ook ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - fietspad" zouden slechts ondergrondse nutsvoorzieningen toegestaan moeten zijn.
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat onder nutsvoorzieningen infrastructurele voorzieningen ten behoeve van gas, water, elektriciteit en telecommunicatie moeten worden begrepen. De raad betoogt dat op grond van de Keur van het Waterschap Rivierenland kabels en leidingen in de binnenkruin van de waterkering moeten worden gelegd en niet in het dijktalud of binnen twee meter van de teen van de dijk mogen worden gelegd. Nu het fietspad in het dijktalud wordt gesitueerd en daar geen kabels en leidingen mogen worden aangebracht, heeft de raad ervoor gekozen de aanleg van kabels en leidingen in de kruin van de dijk mogelijk te maken. Volgens de raad wordt de privacy niet geschonden, aangezien het in beginsel gaat om ondergrondse voorzieningen. De raad stelt dat lantaarnpalen zijn uitgesloten binnen de aanduiding "specifieke vorm van groen - fietspad uitgesloten", omdat deze onder de definitie van straatmeubilair vallen. Binnen de aanduiding "specifieke vorm van groen - fietspad" is straatmeubilair volgens de raad echter wel mogelijk, zodat het fietspad kan worden verlicht. Uit de dwarsprofielen kan worden afgeleid dat de verlichting richting de rivier is gericht, aldus de raad.
6.2. Artikel 1, lid 11.66, van de planregels definieert straatmeubilair als bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts)voorzieningen, zoals:
a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
d. afvalinzamelsystemen.
Ingevolge artikel 7, lid 7.1, aanhef en onder f, zijn de voor "Groen" aangewezen (openbare) gronden bestemd voor:
a. groenvoorzieningen en water;
b. speelvoorzieningen;
c. paden;
d. voorzieningen voor langzaam verkeer;
e. kunstwerken, beeldende kunst;
f. nutsvoorzieningen;
g. straatmeubilair;
h. evenementen;
i. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - fietspad uitgesloten" is het bepaalde onder b tot en met e, g en h niet toegestaan;
j. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - fietspad" is in ieder geval een fietspad toegestaan alsmede het bepaalde onder b tot en met h;
k. in aanvulling van het bepaalde onder j, geldt dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - fietspad" een fietspad is toegestaan, overeenkomstig het profiel zoals bijgevoegd in bijlage 2, met dien verstande dat het fietspad in ieder geval buitendijks dient te worden gerealiseerd;
l. ter plaatse van de aanduiding "parkeren" tevens voor parkeren;