ECLI:NL:RVS:2014:449

Raad van State

Datum uitspraak
12 februari 2014
Publicatiedatum
12 februari 2014
Zaaknummer
201306420/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vaststelling bestemmingsplan Middelharnis niet-ontvankelijk verklaard

Op 12 februari 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellante, gevestigd te Middelharnis, en de raad van de gemeente Goeree-Overflakkee. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van de raad van 25 april 2013, waarbij het bestemmingsplan "Middelharnis" werd vastgesteld. Appellante heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de Afdeling heeft vastgesteld dat appellante geen zienswijze heeft ingediend tijdens de terinzagelegging van het ontwerpplan, die liep van 3 december 2012 tot 14 januari 2013. Volgens de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan alleen beroep worden ingesteld door belanghebbenden die tijdig een zienswijze hebben ingediend. De Afdeling heeft geen redenen gevonden om aan te nemen dat appellante redelijkerwijs niet verweten kan worden dat zij geen zienswijze heeft ingediend. Het vastgestelde bestemmingsplan is niet gewijzigd ten opzichte van het ontwerpplan, waardoor appellante niet in haar beroep kan worden ontvangen. De Afdeling heeft daarom het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201306420/1/R4.
Datum uitspraak: 12 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te Middelharnis,
en
de raad van de gemeente Goeree-Overflakkee,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 april 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Middelharnis" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 februari 2014, waar [appellante], bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en de raad, vertegenwoordigd door J. Moelker en T.J. van Rossum, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
2. Het ontwerpplan is blijkens de kennisgeving met ingang van 3 december 2012 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. De termijn waarbinnen zienswijzen naar voren konden worden gebracht eindigde derhalve op 14 januari 2013.
[appellante] heeft geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht bij de raad.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze bij de raad naar voren heeft gebracht.
Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Hiervan is de Afdeling niet gebleken. De Afdeling stelt vast dat het vastgestelde plan, voor zover het betreft het bouwvlak op het perceel van [appellante], niet is gewijzigd ten opzichte van het ontwerpplan. De e-mail van 23 juni 2013, deze dateert daarmee van na de vaststelling van het bestreden besluit, van een ambtenaar van de gemeente aan de advocaat van [appellante] maakt dit niet anders, omdat [appellante] reeds in het ontwerpplan had kunnen vaststellen dat de realisatie van het door hem beoogde bouwplan niet mogelijk zou zijn en daarover een zienswijze naar voren had kunnen brengen. Gezien het vorenstaande komt de Afdeling aan een inhoudelijke behandeling en daarmee de vraag omtrent hetgeen de raad heeft beoogd, wat daar verder ook van zij, niet toe.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2014
375-745.