201404156/1/A4.
Datum uitspraak: 10 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 januari 2014 heeft het college zijn beslissing om op 14 januari 2014 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het op onjuiste wijze aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat van de kosten van de toepassing van bestuursdwang een bedrag van € 126,00 voor rekening van [appellante] komt.
Bij besluit van 8 april 2014 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2014, waar [appellante] en het college, vertegenwoordigd door mr. W.G.C. Wijsman, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
2. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een doos die op 14 januari 2014 is aangetroffen naast een aangewezen inzamelvoorziening op de Vlierboomstraat ter hoogte van nummer […] te Den Haag. Omdat op of in de doos een poststuk met de naam en het adres van [appellante] is aangetroffen, gaat het college ervan uit dat de doos van haar afkomstig is en dat zij deze daar in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag heeft achtergelaten.
3. [appellante] bestrijdt dat zij een doos naast de papiercontainer heeft gezet. Zij wijst erop dat de container naast een pizzeria staat en dat het aannemelijker is dat de aangetroffen doos van deze pizzeria was.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in de uitspraak van 1 juni 2005, nr. 200501068/1, zal in de regel mogen worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dit geldt echter niet indien diegene aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift heeft geschonden.
Vaststaat dat op 14 januari 2014 naast de inzamelvoorziening op de Vlierboomstraat ter hoogte van nummer 1 een doos is aangetroffen, met daarop of daarin een poststuk met de naam en het adres van [appellante]. De doos kan derhalve tot haar worden herleid. Dat ook anderen dozen naast de inzamelvoorziening hebben geplaatst, maakt dit niet anders. Hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het college haar niet als overtreder mocht aanmerken.
Het betoog faalt.
4. [appellante] betoogt voorts dat haar niet verweten kan worden dat zij papierafval verkeerd ter inzameling heeft aangeboden. Zij stelt dat zij het afval niet in de papiercontainer kon deponeren, aangezien deze vol was. Volgens haar wordt al jaren papier en karton naast de container geplaatst, indien deze vol is. Het college heeft geen maatregelen genomen om dit tegen te gaan, bijvoorbeeld door de container vaker te legen, de gebruikers te informeren over hoe zij moeten handelen als zij een volle container aantreffen of hen te waarschuwen dat handhavend zal worden opgetreden. Zij ging er daarom vanuit dat zij haar papierafval naast de container mocht achterlaten. Bovendien is niet eerder huisvuil van haar naast de container aangetroffen.
4.1. Uit artikel 5:25 van de Awb volgt dat de kosten die zijn verbonden aan de toepassing van bestuursdwang in beginsel voor rekening van de overtreder, in dit geval [appellante], behoren te komen.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in de uitspraak van 11 december 2013, nr. 201303297/1/A4, kan voor het maken van een uitzondering op het beginsel van kostenverhaal onder meer aanleiding bestaan indien de aangeschrevene ten aanzien van de ontstane situatie geen verwijt valt te maken en bij het ongedaan maken van de met het recht strijdige situatie het algemeen belang in die mate is betrokken dat de kosten in redelijkheid niet of niet geheel voor rekening van de aangeschrevene behoren te komen.
4.2. Niet gebleken is dat [appellante] ter zake van de overtreding geen verwijt kan worden gemaakt. Het enkele feit dat de papiercontainer vol was, doet niet af aan de verplichting het papierafval op juiste wijze ter inzameling aan te bieden. Het lag op de weg van [appellante] om na te gaan waar en wanneer zij haar papierafval op juiste wijze ter inzameling kon aanbieden. Ook de stellingen van [appellante] dat de container vaker zou kunnen worden geleegd, dat gebruikers niet zijn gewaarschuwd en dat nog niet eerder papierafval van haar naast de container is aangetroffen, leiden niet tot het oordeel dat kostenverhaal achterwege had moeten blijven.
Het betoog faalt.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, griffier.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Visser
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2014
148.