201403942/1/A4.
Datum uitspraak: 10 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 oktober 2013 heeft het college zijn beslissing om op 21 oktober 2013 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het op onjuiste wijze aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat van de kosten van de toepassing van bestuursdwang een bedrag van € 126,00 voor rekening van [appellante] komt.
Bij besluit van 27 maart 2014 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2014, waar [appellante] en het college, vertegenwoordigd door mr. W.G.C. Wijsman, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
1.1. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag (hierna: de Afvalstoffenverordening) stelt het college de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.
Ingevolge het tweede lid is het verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.
1.2. Ingevolge artikel 6, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag (hierna: het Uitvoeringsbesluit) is het aanbieden van inzamelmiddelen toegestaan vanaf 22.00 uur op de avond voorafgaand aan de dag van inzameling tot 7.45 uur op de dag van inzameling zelf.
2. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak met huishoudelijke afvalstoffen die op maandag 21 oktober 2013 om 14.15 uur - een andere dag dan de aangewezen inzameldag - is aangetroffen op de Johannes Camphuijsstraat ter hoogte van nummer […] te Den Haag. Niet in geschil is dat de huisvuilzak van [appellante] afkomstig is. Het college stelt zich op het standpunt dat zij de huisvuilzak in strijd met artikel 10, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening in samenhang gelezen met artikel 6, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit ter inzameling heeft aangeboden.
3. [appellante] betoogt dat zij de huisvuilzak op het juiste tijdstip ter inzameling heeft aangeboden, maar dat deze op de inzameldag niet is opgehaald en is blijven staan. Zij stelt dat zij de gemeente hiervan per e-mail op de hoogte heeft gesteld.
3.1. Blijkens het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften, waarnaar in het bestreden besluit is verwezen, heeft het college naar aanleiding van het bezwaarschrift van [appellante] onderzocht of via de gemeentelijke website of het gemeentelijke telefoonnummer meldingen zijn binnengekomen over het niet ophalen van vuilnis in de Johannes Camphuijsstraat op de desbetreffende inzameldag. Het college heeft vastgesteld dat via deze kanalen geen meldingen zijn ontvangen.
[appellante] heeft niet kunnen aantonen dat zij een e-mail over het niet ophalen van vuilnis aan de gemeente heeft gestuurd. Zij heeft ook overigens niet aannemelijk gemaakt dat het huisvuil, hoewel daarover geen meldingen waren gedaan, niet was opgehaald. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, bestaat daarom geen grond voor het oordeel dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de aangetroffen huisvuilzak onjuist ter inzameling is aangeboden.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, griffier.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Visser
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2014
148.