ECLI:NL:RVS:2014:4540

Raad van State

Datum uitspraak
17 december 2014
Publicatiedatum
17 december 2014
Zaaknummer
201310899/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Schafterdijk 9 en de gevolgen voor de omgeving

Op 17 december 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak betreffende het bestemmingsplan "Schafterdijk 9" dat op 26 september 2013 door de raad van de gemeente Valkenswaard was vastgesteld. Appellanten, bewoners van Valkenswaard, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vrezen voor negatieve gevolgen van de uitbreiding van recreatieve activiteiten in hun omgeving. De Afdeling heeft de zaak op 17 november 2014 ter zitting behandeld, waarbij zowel appellanten als de raad vertegenwoordigd waren. Belanghebbende Feesterij-Camping Dommelvallei was ook aanwezig.

De Afdeling heeft overwogen dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft en dat de Afdeling deze beslissing terughoudend toetst. De appellanten betogen dat het plan in strijd is met gemeentelijk beleid en dat er geen passende beoordeling is verricht in het kader van de Natuurbeschermingswet. De raad heeft echter onderzoek laten doen naar de effecten van de uitbreiding op het nabijgelegen Natura 2000-gebied en heeft geconcludeerd dat er geen significante negatieve effecten te verwachten zijn.

De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan niet in strijd is met de Natuurbeschermingswet en dat er geen milieueffectrapportage nodig was. Ook de zorgen van appellanten over geluidoverlast en andere hinder zijn door de Afdeling beoordeeld, waarbij is geconcludeerd dat de raad voldoende maatregelen heeft genomen om de overlast te beperken. Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestemmingsplan in stand blijft.

Uitspraak

201310899/1/R3.
Datum uitspraak: 17 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante] en anderen, allen wonend te Valkenswaard,
en
de raad van de gemeente Valkenswaard,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 september 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Schafterdijk 9" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 november 2014, waar [appellante] en anderen, bij monde van [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door B. Tax, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Feesterij-Camping Dommelvallei (ook genoemd: Camping De Dommelvallei), vertegenwoordigd door H.P.E.M. van de Ven, als belanghebbende gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het bestemmingsplan maakt op een locatie tussen de Schafterdijk te Borkel en Schaft en de Maastrichterweg te Valkenswaard de uitbreiding van recreatieve activiteiten mogelijk en biedt daarnaast een regeling voor de bestaande camping, thans Feesterij-Camping Dommelvallei.
[appellante] en anderen, die wonen op percelen die grenzen aan het plangebied, betogen om een aantal redenen dat de raad het plan ten onrechte heeft vastgesteld.
3. [appellante] en anderen voeren aan dat het plan in strijd is met het gemeentelijke beleid. Volgens de Structuurvisie Plus Valkenswaard moet ter plaatse van het plangebied een ecologische verbindingszone worden gerealiseerd. De recreatieve ontwikkeling maakt dat volgens hen onmogelijk. Daarnaast ligt het gebied volgens de Welstandsnota Valkenswaard in het gebiedstype "natuurgebied" en is ten onrechte niet getoetst aan het hierbij behorende hoogste toetsingsniveau, aldus [appellante] en anderen.
3.1. Bij besluit van 2 juli 2012 heeft de raad de Structuurvisie Plus gemeente Valkenswaard uit 2003 ingetrokken en de Structuurvisie Valkenswaard deel A vastgesteld. De Afdeling begrijpt de beroepsgrond van [appellante] en anderen aldus, dat het plan in strijd is met het gemeentelijke beleid als vermeld in de Structuurvisie Valkenswaard deel A.
3.2. Op de "Kaart buitengebied", die deel uitmaakt van de Structuurvisie Valkenswaard deel A, wordt de zone tussen de Schafterdijk en de Maastrichterweg aangeduid als aandachtsgebied recreatie. De ontwikkeling en uitbreiding van de camping is hiermee niet in strijd. De aanduiding voor de ecologische verbindingszone waar [appellante] en anderen op wijzen, loopt door het aandachtsgebied recreatie, maar noordelijker dan het plangebied en de locatie daarvan is indicatief aangegeven. De realisering van deze ecologische verbindingszone wordt derhalve niet door het bestemmingsplan belemmerd.
De Welstandsnota biedt een toetsingskader voor bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning is vereist. Een bestemmingsplan wordt niet getoetst aan de Welstandsnota. Voor zover het plan bouwmogelijkheden biedt, zal in de procedure op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een toetsing van een bouwplan aan de Welstandsnota plaatsvinden.
Het betoog faalt.
4. [appellante] en anderen voeren aan dat in strijd met artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) geen passende beoordeling is verricht, terwijl significant negatieve effecten op het nabij gelegen Natura 2000-gebied "Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux" niet zijn uit te sluiten. Volgens hen had het bosgebied ten noorden van het plangebied in de zogenoemde voortoets betrokken moeten worden. Ter onderbouwing van hun betoog dat significante negatieve effecten niet zijn uit te sluiten, wijzen zij op de vergroting van het oppervlak van de camping, de verruiming van de bouw- en gebruiksmogelijkheden, de toename van het aantal bezoekers en de cumulatieve effecten met andere projecten. In de uitspraak van de Afdeling van 7 december 2011, in zaak nr. 201000412/1/R1, waren die aspecten voldoende voor de conclusie dat het besluit in die zaak in strijd was met artikel 19j van de Nbw 1998. Volgens [appellante] en anderen is het geven van voorlichting over het Natura 2000-gebied onvoldoende om negatieve effecten te voorkomen. Omdat een passende beoordeling had moeten worden verricht, had ook een milieueffectrapport (hierna: MER) gemaakt moeten worden, aldus [appellante] en anderen.
4.1. Ingevolge artikel 19j, eerste lid, aanhef en onder a, van de Nbw 1998 houdt een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit tot het vaststellen van een plan dat, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, derde lid, voor een Natura 2000-gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, ongeacht de beperkingen die terzake in het wettelijk voorschrift waarop het berust, zijn gesteld, rekening met de gevolgen die het plan kan hebben voor het gebied.
Ingevolge het tweede lid maakt het bestuursorgaan voor plannen als bedoeld in het eerste lid, die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied maar die afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, alvorens het plan vast te stellen een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, derde lid, van dat gebied.
Ingevolge artikel 7.2a, eerste lid, van de Wet milieubeheer, wordt een MER gemaakt bij de voorbereiding van een op grond van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling verplicht vast te stellen plan waarvoor, in verband met een daarin opgenomen activiteit, een passende beoordeling moet worden gemaakt op grond van artikel 19j, tweede lid van de Nbw 1998.
4.2. De raad heeft door CSO Adviesbureau onderzoek laten doen naar de mogelijke effecten van de ontwikkeling van het recreatieterrein op het Natura 2000-gebied "Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux" dat op ongeveer 10 à 15 m van het plangebied ligt. De resultaten hiervan zijn neergelegd in het rapport "Voortoets Natuurbeschermingswet 1998. Toetsing uitbreiding camping De Dommelvallei" van 24 november 2009.
Het bos ten noorden van het plangebied is niet in dit onderzoek betrokken. Dit maakt het onderzoek echter niet onvolledig. Het bos maakt geen deel uit van het Natura 2000-gebied en maakt evenmin deel uit van het plangebied.
Het onderzoek betreft vooral het deelgebied De Plateaux, omdat dit het dichtst bij het plangebied ligt. Volgens het onderzoeksrapport worden voor het Natura 2000-deelgebied De Plateaux voor de habitattypen en doelsoorten geen significant negatieve effecten verwacht van de uitbreiding van camping De Dommelvallei. [appellante] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit rapport zodanige gebreken of leemten in kennis bevat, dat de raad zich bij het nemen van het besluit hierop niet heeft mogen baseren. Het betoog dat voorbij is gegaan aan de vergroting van de oppervlakte van de camping en aan de ruimere bouw- en gebruiksmogelijkheden en de daarmee gepaard gaande bezoekersaantallen mist feitelijke grondslag, omdat in het onderzoek is uitgegaan van de nieuwe situatie na realisering van het bestemmingsplan. Wat betreft de mogelijkheid van cumulatieve effecten hebben [appellante] en anderen, ondanks het standpunt van de raad dat er geen andere concrete projecten zijn, niet nader geconcretiseerd welke andere projecten met mogelijke negatieve effecten op het Natura 2000-gebied "Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux" zullen worden ontwikkeld.
Over de verwijzing van [appellante] en anderen naar de uitspraak van 7 december 2011 overweegt de Afdeling dat de situatie in die zaak niet gelijk is aan de situatie bij Feesterij-Camping Dommelvallei. In de uitspraak van 7 december 2011 is immers overwogen dat in het in die zaak gedane onderzoek de effecten van de uitbreiding van het natuurkampeerterrein op het Natura 2000-gebied niet waren onderzocht. De raad heeft dit voor Feesterij-Camping Dommelvallei wel onderzocht. Van belang is voorts dat het natuurkampeerterrein in die zaak bijna geheel werd omringd door het Natura 2000-gebied "Hoordhollands Duinreservaat", terwijl Feesterij-Camping Dommelvallei buiten het Natura 2000-gebied "Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux" ligt en daar slechts met een punt aan raakt.
In de voortoets wordt na de conclusie dat geen significant negatieve effecten verwacht worden, aan het bevoegd gezag geadviseerd om goede voorlichting te geven op het recreatiebedrijf over het aangrenzende Natura 2000-gebied, de betekenis van deze bescherming en kwetsbare vegetatie en soorten, om effecten van de uitbreiding van het recreatieterrein zoveel mogelijk te beperken. Gelet op de plek van dit advies in het rapport, begrijpt de Afdeling het rapport zo, dat dit advies niet afdoet aan de conclusie, maar naast de conclusie staat, als extra mogelijkheid om zorgvuldig met het Natura 2000-gebied om te gaan. Of het geven van voorlichting daadwerkelijk bijdraagt aan het beperken van de effecten van de uitbreiding is derhalve niet relevant.
Gelet op de conclusie uit de voortoets dat geen significant negatieve effecten verwacht worden van de uitbreiding van camping De Dommelvallei, hoefde geen passende beoordeling te worden verricht en is het plan niet in strijd met artikel 19j van de Nbw 1998 vastgesteld. Derhalve hoefde ook geen MER te worden gemaakt en is het plan evenmin in strijd met artikel 7.2a van de Wet milieubeheer. Het betoog faalt.
5. [appellante] en anderen voeren aan dat de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt voor aanzienlijke overlast zal zorgen, waarbij zij onder meer wijzen op geluidoverlast, extra verkeersbewegingen, in het bijzonder van fietsers en voetgangers, en aantasting van hun privacy en woongenot. Zij vrezen vooral dat de stacaravans permanent bewoond zullen worden en dat de camping met alle voorzieningen ervoor zorgt dat zij op hun eigen percelen geen paarden meer kunnen houden. [appellante] en anderen voeren aan dat het flexibele karakter van de planregeling tot onaanvaardbare onzekerheid leidt. Het plan zou meer waarborgen en beperkingen moeten bevatten, in het bijzonder een waarborg dat een landschappelijke inpassing c.q. houtwal wordt gerealiseerd waarmee een geurcontour van 50 m vanaf hun dierenverblijf wordt gerespecteerd, aldus [appellante] en anderen.
5.1. Aan het plangebied is de bestemming "Recreatie" toegekend. Ingevolge artikel 3, lid 3.1.1, van de planregels, zijn de voor "Recreatie" aangewezen gronden bestemd voor:
a. bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatieve voorzieningen;
b. dagrecreatieve voorzieningen;
c. horeca;
d. ondersteunende detailhandel;
e. standplaatsen voor stacaravans en kampeermiddelen;
f. chalets;
g. groepsaccommodaties;
h. sanitaire voorzieningen;
i. een bedrijfswoning;
j. groenvoorzieningen;
k. geluidwerende voorzieningen;
l. sport- en speelvoorzieningen;
m. een materialenloods;
n. paden en andere verhardingen;
o. water, waterberging en (voorzieningen voor) waterinfiltratie;
p. container/afvalinzamelpunt;
q. parkeervoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
Ingevolge lid 3.1.2 geldt voor de landschappelijke inpassing het volgende:
1. de gronden ter plaatse van de aanduiding "groen", "specifieke vorm van groen - natuurvriendelijke oevers" en "specifieke vorm van groen - houtsingel in gebiedseigen soorten" zijn uitsluitend bestemd voor groenvoorzieningen, al dan niet in combinatie met water ter waarborg van de landschappelijke inpassing van het terrein;
2. de uitbreiding van het bestaande kampeerterrein mag uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de recreatieve functie indien
a. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - houtsingel in gebiedseigen beplanting" een afschermende houtsingel in gebiedseigen beplanting wordt gerealiseerd en;
b. indien ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - natuurvriendelijke oevers" natuurvriendelijke oevers worden gerealiseerd conform de als bijlage opgenomen Ruimtelijke inrichtingsvisie, dwarsdoorsnede A-A, of een houtsingel in gebiedseigen beplanting.
Ingevolge lid 3.3.1, aanhef en onder c, wordt onder strijdig gebruik in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van permanente bewoning, met uitzondering van de bedrijfswoningen.
5.2. Niet valt uit te sluiten dat de uitbreiding van de recreatieve voorzieningen bij Feesterij-Camping Dommelvallei tot wijzigingen in het woon- en leefklimaat van [appellante] en anderen zal leiden. Daarom heeft de raad onderzoek laten doen naar de mogelijke geluidhinder bij hun woningen als gevolg van het extra verkeer. In het rapport "Bestemmingsplan Camping Dommelvallei. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai." van oktober 2012, uitgevoerd door Pouderoyen Compagnons, staat dat de extra geluidbelasting op de woningen als gevolg van de verkeerstoename 0,1 dB bedraagt, hetgeen als een niet relevante toename wordt geduid. Daarnaast heeft de raad onderzoek laten doen naar de geluidbelasting op de omgeving als gevolg van het in werking hebben van een camping-restaurant. In het rapport "Akoestisch onderzoek; Recreatie-inrichting (camping)" van 22 april 2013, uitgevoerd door Ecopart, staat dat de gemiddelde en de maximale geluidniveaus op alle beoordelingspunten kunnen voldoen aan de beoordelingsniveaus uit de geldende regelgeving. Voorts voldoet het geluidniveau van verkeer van en naar de inrichting aan de daarvoor geldende voorkeurswaarde.
Wat betreft de toename van het aantal campinggasten en fietsers en voetgangers, en de mogelijke aantasting van de privacy en het woongenot van [appellante] en anderen bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. In het plan is vastgelegd dat het recreatieterrein en de voorzieningen niet mogen worden gebruikt voor permanente bewoning, zodat hiertegen, mocht dit zich voordoen, handhavend kan worden opgetreden.
Wat betreft de mogelijke gevolgen van de uitbreiding van de camping voor het houden van paarden door [appellante] en anderen op het naastgelegen perceel, bestaat geen grond voor het oordeel dat deze functies in het geheel niet naast elkaar kunnen bestaan. De raad heeft rekening gehouden met het dierenverblijf van [appellante] en anderen en de daarbij behorende geurcontour van 50 m, door aan het gedeelte van het bestemmingsplan binnen deze contour de aanduiding "specifieke vorm van groen - houtsingel in gebiedseigen soorten" toe te kennen. Ter plaatse is enkel groen toegestaan. Voorts is in het plan vastgelegd dat de uitbreiding van het bestaande kampeerterrein uitsluitend mag worden gebruikt ten behoeve van de recreatieve functie indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd. Daarnaast heeft de raad gesteld dat het geluid van een camping geen impulsachtig karakter heeft en niet heel anders is dan het geluid op het terrein van [appellante] en anderen, zodat naar verwachting enige gewenning optreedt bij de paarden van [appellante] en anderen.
De raad heeft zich, gelet op het voorgaande, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het woon- en leefklimaat van [appellante] en anderen voldoende wordt gewaarborgd. Het betoog faalt.
5.3. Over het betoog inzake het flexibele karakter van het plan, overweegt de Afdeling dat deze flexibiliteit is beperkt tot de standplaatsen, de sanitaire voorzieningen en de materialenloods. Voor deze voorzieningen is geen exacte situering in het plan vastgelegd, terwijl dat voor de bedrijfswoning, de chalets, de collectieve voorzieningen en de groepsaccomodaties wel is gedaan door middel van aanduidingen en een bepaling in de regels dat deze voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de bijbehorende aanduiding. Hoewel dit flexibele karakter tot enige onzekerheid leidt over de uiteindelijk te ervaren overlast, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze onzekerheid niet onaanvaardbaar is. Hierbij wordt betrokken dat nog een vergunningprocedure doorlopen moet worden, waarbij de exacte locatie van de voorzieningen wordt bepaald en voorts dat is voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing, waardoor de mogelijke hinder wordt beperkt. Het betoog faalt.
6. [appellante] en anderen voeren aan dat het plan niet gerealiseerd kan worden, omdat de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) hieraan in de weg staat, omdat het plangebied een leefgebied vormt voor de das.
6.1. De vragen of
voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling geldt dan wel een ontheffing op grond van de Ffw nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
De raad heeft onderzoek laten doen naar de flora en fauna in het plangebied. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in de "Quick-scan Natuurwetgeving plangebied Camping de Dommelvallei aan de Schafterdijk 9 te Borkel en Schaft" van 8 juni 2009 en het "Nader onderzoek Flora- en faunawet plangebied Camping de Dommelvallei aan de Schafterdijk 9 te Borkel en Schaft" van 13 oktober 2009. In 2013 is, mede naar aanleiding van de zienswijze van [appellante] en anderen, een update gemaakt, die als losse bijlage bij het rapport uit 2009 is gevoegd. De conclusie in deze rapporten is dat geen beschermde soorten zijn aangetroffen. [appellante] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de vondst van een das in 2012, zonder de aanwezigheid van burchten in of in de nabijheid van het plangebied, in weerwil van genoemde rapporten, tot de conclusie moet leiden dat het plangebied een leefgebied voor de das vormt. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de Ffw op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Het betoog faalt.
7. [appellante] en anderen hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellante] en anderen hebben in het beroepschrift noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
8. Gelet op al het voorgaande is het beroep ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Pikart-van den Berg
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2014
350.