201307687/2/R1.
Datum uitspraak: 17 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Dalfsen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Dalfsen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Recreatieterreinen en recreatiewoningen gemeente Dalfsen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 februari 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. C.J. Kuijpers, en de raad, vertegenwoordigd door H.H. Lammertsen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 14 mei 2014, nr. 201307687/1/R1, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van
24 juni 2013 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 1 september 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Recreatieterreinen en recreatiewoningen gemeente Dalfsen" gewijzigd vastgesteld.
[appellant] is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen. [appellant] heeft daarvan gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft in overweging 5.6 van de tussenuitspraak geoordeeld dat de raad, door voor het perceel [locatie] niet in persoonsgebonden overgangsrecht te voorzien, het plan in zoverre heeft vastgesteld in strijd met een goede ruimtelijke ordening, zodat het besluit van 24 juni 2013 in zoverre is genomen in strijd met artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening. Zij heeft daartoe overwogen dat, nu [appellant] volgens de raad in aanmerking komt voor een omgevingsvergunning voor het permanent bewonen van de woning op het perceel [locatie] op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo, in samenhang met artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo en de raad gelet daarop het standpunt heeft ingenomen dat permanente bewoning van de woning door [appellant] ruimtelijk aanvaardbaar is, de raad in redelijkheid niet heeft kunnen afzien van het in het plan opnemen van persoonsgebonden overgangsrecht.
2. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond voor zover gericht tegen het besluit van 24 juni 2013. Dit besluit dient vernietigd te worden voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Recreatie - Recreatiewoningenterrein" voor het perceel [locatie].
3. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van overweging 5.6 het besluit te wijzigen door voor het perceel [locatie] in de planregels persoonsgebonden overgangsrecht op te nemen.
4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 1 september 2014 het bestemmingsplan in zoverre gewijzigd vastgesteld dat bij wege van persoonsgebonden overgangsrecht permanente bewoning van de recreatiewoning [locatie] door [appellant A] en/of [appellante B] is toegestaan.
5. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
Gelet op deze bepaling is het beroep van rechtswege mede gericht tegen het besluit van 1 september 2014.
6. In zijn zienswijze maakt [appellant] enkele opmerkingen over de toelichting op het voorstel aan de raad om ter uitvoering van de tussenuitspraak een besluit te nemen. Voorts vraagt hij zich af of het gesignaleerde gebrek zich niet eveneens voordoet in enkele vergelijkbare gevallen. De Afdeling leidt uit de zienswijze af dat [appellant] tegen de regeling voor persoonsgebonden overgangsrecht voor het perceel [locatie], zoals die bij besluit van 1 september 2014 in het bestemmingsplan is opgenomen, geen bezwaren heeft. Het tegen het besluit van 1 september 2014 van rechtswege ontstane beroep is ongegrond.
7. Er is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep voor zover gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Dalfsen van 24 juni 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Recreatieterreinen en recreatiewoningen gemeente Dalfsen" gegrond;
II. vernietigt het besluit van 24 juni 2013 voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Recreatie - Recreatiewoningenterrein" voor het perceel [locatie];
III. verklaart het beroep voor zover gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Dalfsen van 1 september 2014 tot gewijzigde vaststelling van voormeld bestemmingsplan ongegrond;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Dalfsen aan [appellant A] en [appellante B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Zwemstra
lid van de enkelvoudige kamer griffier Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2014
91.