ECLI:NL:RVS:2014:456

Raad van State

Datum uitspraak
12 februari 2014
Publicatiedatum
12 februari 2014
Zaaknummer
201306855/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
  • J.A.A. van Roessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake omgevingsvergunning voor aanleg van uitzichtpunt en vissteigers

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de commanditaire vennootschap Haflingerhof De Heksenketel Veere C.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had op 7 juni 2013 het beroep van Haflingerhof gegrond verklaard en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Veere van 21 juni 2012 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Dit besluit betrof de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar van Haflingerhof tegen de omgevingsvergunning die op 28 februari 2012 was verleend aan het waterschap Scheldestromen voor het aanleggen van een uitzichtpunt en het bouwen van verschillende vissteigers en bruggen.

Tijdens de zitting op 30 januari 2014 heeft Haflingerhof alle beroepsgronden ingetrokken, behalve die betreffende de vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten. Haflingerhof betoogde dat de rechtbank had miskend dat er nog een besluit diende te worden genomen op haar verzoek tot vergoeding van deze kosten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat Haflingerhof niet aannemelijk had gemaakt dat zij een verzoek om vergoeding van de kosten had gedaan, zoals vereist door artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank had dan ook terecht geen aanleiding gezien om op dit verzoek te beslissen.

De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Dit betekent dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, en het college van burgemeester en wethouders van Veere niet wordt veroordeeld tot vergoeding van de kosten die Haflingerhof in hoger beroep heeft gemaakt. De uitspraak is gedaan door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat, en is openbaar uitgesproken op 12 februari 2014.

Uitspraak

201306855/1/A4.
m uitspraak: 12 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de commanditaire vennootschap Haflingerhof De Heksenketel Veere C.V., gevestigd te Veere,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 juni 2013 in zaken nrs. 12/4305, 12/4306 en 12/4307 in het geding tussen onder meer:
Haflingerhof
en
het college van burgemeester en wethouders van Veere.
Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2012 heeft het college aan het waterschap Scheldestromen een omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een uitzichtpunt en het bouwen van vier vissteigers, drie kanosteigers, een hoge stoel, een voetgangersbrug, een drijvende brug en een touwbrug.
Bij besluit van 21 juni 2012 heeft het college het door Haflingerhof daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 7 juni 2013 heeft de rechtbank het door Haflingerhof daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 21 juni 2012 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand worden gelaten.
Tegen deze uitspraak heeft Haflingerhof hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het waterschap heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 januari 2014, waar Haflingerhof, vertegenwoordigd door A.H. van Leeuwen, en het college, vertegenwoordigd door J.S. van Sabben, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar het waterschap, vertegenwoordigd door mr. A.J.L.M. Backx, gehoord.
Overwegingen
1. Ter zitting heeft Haflingerhof alle beroepsgronden ingetrokken, behoudens die omtrent vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten.
2. Haflingerhof betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat nog een besluit diende te worden genomen op haar verzoek tot vergoeding van de door haar in bezwaar gemaakte kosten.
2.1. Ingevolge artikel 7:15, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt het verzoek, tot vergoeding van de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Het bestuursorgaan beslist op het verzoek bij de beslissing op het bezwaar.
2.2. Gelet op artikel 7:15, derde lid, van de Awb had Haflingerhof voor het nemen van het besluit van 21 juni 2012 moeten verzoeken om vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten. Het door Haflingerhof ingediende pro forma bezwaarschrift van 12 april 2012 noch de brief van 1 mei 2012, waarbij de gronden zijn aangevuld, bevat een verzoek tot vergoeding van gemaakte kosten. Ter zitting heeft Haflingerhof gesteld dat zij dat verzoek tijdens de hoorzitting van de commissie bezwaarschriften van 31 mei 2012 heeft gedaan. Naar het oordeel van de Afdeling kan dit echter, anders dan Haflingerhof stelt, niet worden afgeleid uit de enkele passage in het verslag van die hoorzitting omtrent de familieverhouding tussen de gemachtigde van Haflingerhof, zijnde A.H. van Leeuwen, en E.D.M. van Leeuwen. Gelet hierop, heeft Haflingerhof niet aannemelijk gemaakt dat zij een verzoek om vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten heeft gedaan. De rechtbank heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat daarop nog diende te worden beslist.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.
4. Indien een hoger beroep ongegrond is en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd, geldt als hoofdregel dat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding bestaat. Gelet hierop, bestaat in deze zaak geen aanleiding om het college te veroordelen tot vergoeding van de door Haflingerhof in hoger beroep gemaakte kosten.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2014
457-792.