ECLI:NL:RVS:2014:4587

Raad van State

Datum uitspraak
17 december 2014
Publicatiedatum
17 december 2014
Zaaknummer
201403444/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en onjuiste aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen in Den Haag

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarbij spoedeisende bestuursdwang is toegepast wegens het onjuist aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen. Op 13 december 2013 heeft het college geconstateerd dat een doos met afval naast een inzamelvoorziening was achtergelaten, en heeft besloten dat de kosten van de bestuursdwang voor rekening van de appellante komen. De appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellante beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 20 november 2014. Tijdens de zitting heeft de appellante betoogd dat zij de doos niet naast de container heeft gezet, maar het papier in de container heeft gedeponeerd. Ze heeft ook twijfels geuit over de juistheid van het rapport van de toezichthouder, dat als bewijs diende voor de overtreding. De Afdeling heeft vastgesteld dat er onduidelijkheden zijn over de locatie waar de doos is aangetroffen en de datum waarop de foto van de adressticker is gemaakt. Dit heeft geleid tot twijfels over de zorgvuldigheid van het rapport.

De Afdeling heeft geoordeeld dat het college het rapport niet aan het besluit ten grondslag heeft mogen leggen, waardoor het bestreden besluit vernietigd moest worden. De Afdeling heeft het primaire besluit van 23 december 2013 herroepen en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens is het college gelast om het griffierecht aan de appellante te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 17 december 2014.

Uitspraak

201403444/1/A4.
Datum uitspraak: 17 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 december 2013 heeft het college zijn beslissing om op 13 december 2013 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het op onjuiste wijze aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat van de kosten van de toepassing van bestuursdwang een bedrag van € 126,00 voor rekening van [appellante] komt
Bij besluit van 4 april 2014 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2014, waar [appellante] en het college, vertegenwoordigd door mr. W.G.C. Wijsman, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
2. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een doos die volgens het college op 13 december 2013 is aangetroffen naast een aangewezen inzamelvoorziening op de Goudriaankade ter hoogte van nummer 40 te Den Haag. Omdat op of in de doos een wikkel met de naam en het adres van [appellante] is aangetroffen, gaat het college ervan uit dat de doos van haar afkomstig is en dat zij deze daar in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag heeft achtergelaten.
3. [appellante] bestrijdt dat zij een doos naast de papiercontainer heeft gezet. Zij stelt dat zij het papier en de doos, waarin het papier zat en die zij heeft verscheurd, in de container heeft gedaan. Zij betoogt dat het rapport van de toezichthouder dat aan het besluit ten grondslag is gelegd, onjuistheden bevat en niet kan dienen als bewijs dat zij overtreder is. In dat rapport is volgens haar ten onrechte vermeld dat op 13 december 2013 om 9.40 uur een doos is aangetroffen, aangezien zij haar papierafval pas ’s avonds naar de container heeft gebracht en de doos heeft verscheurd. Voorts wordt als locatie waar de doos is aangetroffen Goudriaankade 40 vermeld, terwijl de container volgens haar veel dichter bij Goudriaankade 180 of de Bontekoekade staat. De bijgevoegde foto van een adressticker met haar naam en adres, is voorts pas op 17 december 2013 genomen en geeft niet de zijde van een doos of een wikkel weer.
3.1. Het in bezwaar gehandhaafde besluit van 23 december 2013 is gebaseerd op een rapport van de dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag van 18 december 2013, met het nummer HAPV-W2A-13-5882 (hierna: het rapport). Het rapport vermeldt dat op 13 december 2013, om 9.40 uur, geconstateerd is dat een doos verkeerd ter inzameling is aangeboden naast een aangewezen inzamelvoorziening en dat deze overtreding plaatsvond op de Goudriaankade ter hoogte van nummer 40. Bij het rapport is een op 17 december 2013 gedateerde foto van een sticker met de adresgegevens van [appellante] gevoegd. Het rapport is opgemaakt en ondertekend door een toezichthouder, werkzaam bij de dienst Stadsbeheer.
3.2. Ter zitting is gebleken dat de aangewezen inzamelvoorziening op een afstand van ongeveer 50 meter van het adres Goudriaankade 40 staat en dat tussen die voorziening en het adres Goudriaankade 40 andere huisnummers aanwezig zijn. Gelet hierop laat het rapport ruimte voor twijfel over de plaats waar de doos precies is aangetroffen; direct naast de inzamelvoorziening of nabij Goudriaankade 40. Een foto van de doos op de locatie waar deze is aangetroffen, waarmee deze twijfel zou kunnen worden weggenomen, ontbreekt. Het rapport biedt in zoverre onvoldoende duidelijkheid over de feiten.
Ter zitting heeft het college toegelicht dat indien onjuist aangeboden huishoudelijke afvalstoffen worden aangetroffen, direct ter plaatse, dan wel de volgende werkdag elders, wordt onderzocht of deze tot een persoon herleidbare gegevens bevatten. In dit geval is de doos blijkens het rapport op vrijdag 13 december 2013 aangetroffen en is eerst op dinsdag 17 december 2013 een foto van de adresgegevens van [appellante] gemaakt. De datering van de foto doet vermoeden dat van de reguliere werkwijze is afgeweken. In het rapport, noch in het bestreden besluit naar aanleiding van het door [appellante] gemaakte bezwaar, is echter een verklaring voor deze datering gegeven. Ter zitting heeft het college de datum van de foto evenmin kunnen verklaren. Niet inzichtelijk is derhalve waarom de bij het rapport gevoegde foto eerst op 17 december 2013 is gemaakt. Gelet hierop en gegeven de reguliere werkwijze, zoals door het college toegelicht, bestaat aanleiding om aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport te twijfelen.
Bovenstaande tekortkomingen leiden tot het oordeel dat het college het rapport van 18 december 2013 niet aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 23 december 2013 ten grondslag heeft mogen leggen. Het betoog slaagt derhalve.
4. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb. De Afdeling zal, zelf voorziend, het primaire besluit van 23 december 2013 herroepen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag van 4 april 2014, kenmerk B.4.14.0065.001;
III. herroept het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag van 23 december 2013, kenmerk HAPV-W2A-13-5882;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Den Haag aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 45,00 (zegge: vijfenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, griffier.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Visser
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2014
148.