ECLI:NL:RVS:2014:4614

Raad van State

Datum uitspraak
9 december 2014
Publicatiedatum
17 december 2014
Zaaknummer
201407695/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Zuidhoornseweg te Midden-Delfland

Op 15 juli 2014 heeft de raad van de gemeente Midden-Delfland het bestemmingsplan "Zuidhoornseweg" gewijzigd vastgesteld. Tegen dit besluit hebben Benfried Beheer B.V. en een tweede verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 25 november 2014 behandeld. De voorzieningenrechter oordeelt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan voorziet in de aanleg en verbreding van de Zuidhoornseweg, met als doel het doorgaande verkeer uit het centrum van Den Hoorn te halen en een regionale verbinding te creëren tussen Den Hoorn en Delft. De raad heeft toegelicht dat de aanleg van de weg al was voorzien in het vigerende bestemmingsplan "Hooipolder" uit 2004.

De verzoekers vrezen onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan en betwijfelen of voldaan kan worden aan de normen voor luchtkwaliteit en geluidhinder. De voorzieningenrechter concludeert dat de quickscan lucht en het akoestisch onderzoek, die aan het plan ten grondslag liggen, niet zodanige gebreken vertonen dat de raad zich hierop niet heeft mogen baseren. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de financiële uitvoerbaarheid van het plan en concludeert dat de verzoeken om voorlopige voorziening moeten worden afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af, en dit besluit is openbaar uitgesproken op 9 december 2014.

Uitspraak

201407695/2/R4.
Datum uitspraak: 9 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Benfried Beheer B.V., gevestigd te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland,
2. [verzoeker sub 2], wonend te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland,
en
de raad van de gemeente Midden-Delfland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juli 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Zuidhoornseweg" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer Benfried Beheer B.V. en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 25 november 2014, waar Benfried Beheer B.V., vertegenwoordigd door mr. M.R. Plug, [verzoeker sub 2], eveneens vertegenwoordigd door mr. M.R. Plug, en de raad, vertegenwoordigd door B. Boon en mr. K. Kuiper, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de aanleg dan wel de verbreding van de Zuidhoornseweg. Deze weg heeft tot doel het doorgaande verkeer uit het centrum van Den Hoorn te halen en een regionale verbinding te vormen tussen Den Hoorn en Delft.
De raad heeft ter zitting toegelicht dat de aanleg van de weg reeds is voorzien in het vigerende bestemmingsplan "Hooipolder" uit 2004 en het plan hier op ondergeschikte punten van afwijkt.
3. Benfried Beheer B.V. en [verzoeker sub 2] verzoeken om het plan bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen, teneinde onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding daarvan te voorkomen.
4. [verzoeker sub 2] vreest als gevolg van het plan een onaanvaardbare aantasting van zijn woon- en leefklimaat ter plaatse van zijn perceel [locatie]. Hij betwijfelt in dit verband of kan worden voldaan aan de normen ten aanzien van luchtkwaliteit en de grenswaarden van de Wet geluidhinder.
4.1. Aan het plan is door de raad onder meer de quickscan lucht van september 2012 ten grondslag gelegd. De quickscan bevat berekeningen voor de concentraties fijn stof en stikstofdioxide. De conclusie hiervan luidt dat het plan niet leidt tot aan overschrijding van de wettelijke normen ten aanzien van luchtkwaliteit. [verzoeker sub 2] heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk gemaakt dat de quickscan zodanige gebreken dan wel leemten in kennis bevat dat de raad zich hierop niet heeft mogen baseren bij de vaststelling van het plan.
Aan het plan is voorts het akoestisch onderzoek "Verlenging Zuidhoornseweg" van november 2013 ten grondslag gelegd. Hieruit volgt dat met het aanbrengen van een dunne deklaag asfalt en het oprichten van een geluidscherm de geluidbelasting zodanig kan worden teruggebracht dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB met niet meer dan 5 dB wordt overschreden. In de door [verzoeker sub 2] overgelegde contra-expertise van Peutz wordt als voornaamste kritiek vermeld dat de invoergegevens van het akoestisch onderzoek niet zijn te controleren waardoor onduidelijk is of de geluidbelasting op de woning van [verzoeker sub 2] als gevolg van de weg goed is berekend.
Ten behoeve van het plan is bij besluit van 1 juli 2014 een hogere waarde van 52 dB vastgesteld voor de woning van [verzoeker sub 2]. De Wet geluidhinder biedt in artikel 83 de mogelijkheid om een hogere waarde van maximaal 58 dB vast te stellen. Gelet op de vastgestelde hogere waarde en de mogelijke maximaal vast te stellen hogere waarde voor de geluidbelasting voor de woning van [verzoeker sub 2], ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat als gevolg van het plan niet kan worden voldaan aan de Wet geluidhinder.
4.2. Gelet op het voorgaande acht de voorzitter niet aannemelijk dat als gevolg van het plan dient te worden gevreesd voor een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van zijn woning op het perceel [locatie]. Ook in de overige aangevoerde aspecten ten aanzien van het woon- en leefklimaat, zoals uitzicht en verkeershinder, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal houden.
5. Een deel van het plangebied ligt over het perceel Hooipolderweg 1 van Benfried Beheer B.V. Zij betoogt dat het plan hiermee in de weg staat aan een uitbreiding van haar bedrijfsactiviteiten.
Ter zitting is komen vast te staan dat slechts een zeer klein deel van het perceel van Benfried Beheer B.V. is benodigd voor de uitvoering van het plan en de onderhandelingen hierover zich in een vergevorderd stadium bevinden.
Reeds gelet op de beperkte omvang van het betrokken perceel ziet de voorzieningenrechter in zoverre geen aanleiding om het plan te schorsen.
6. Voor zover Benfried Beheer B.V. en [verzoeker sub 2] de financiële uitvoerbaarheid van het plan betwisten, ziet de voorzieningenrechter in hetgeen zij hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan onvoldoende is verzekerd.
7. Gelet op het vorenoverwogene ziet de voorzieningenrechter in hetgeen Benfried Beheer B.V. en [verzoeker sub 2] hebben aangevoerd geen aanleiding voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal houden en bestaat, na afweging van alle betrokken belangen, aanleiding om de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Verhoeven, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Verhoeven
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2014
690.