201406280/1/R2.
Datum uitspraak: 17 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Kesteren, gemeente Neder-Betuwe,
en
de raad van de gemeente Neder-Betuwe,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 juni 2014, kenmerk RAAD/14/01661, heeft de raad het bestemmingsplan "Woningen Carvonestraat Kesteren" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant A] en [appellant B] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 november 2014, waar [appellant A] en [appellant B], en de raad, vertegenwoordigd door mr. L.J. Gerritsen, advocaat te Nijmegen, en E.M. Dijkema en A. de Weerd-Harskamp, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. K. Mutsaers, gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in de bouw van maximaal acht woningen. Het plan voorziet verder in een groenstrook en verkeer- en parkeervoorzieningen. Beoogd is om ten minste 100 m² van deze groenstrook in te richten als buitenspeelruimte voor kinderen. Het plangebied betreft het terrein waar tot voor kort basisschool De Wegwijzer was gevestigd en dit ligt tussen de Carvonestraat en de Silvanusstraat, in het zuidelijke gedeelte van de kern Kesteren.
3. [appellant A] en [appellant B] betogen dat de besluitvorming onzorgvuldig is verlopen. Zij stellen dat de informatievoorziening naar omwonenden toe gebrekkig was en dat onvoldoende overleg is gevoerd.
3.1. De Afdeling overweegt dat het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan geen onderdeel uitmaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het schenden van een inspraakverplichting, wat hier ook van zij, heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het plan.
4. [appellant A] en [appellant B] kunnen zich niet met de vaststelling van het plan verenigen. [appellant A] en [appellant B] betogen dat in het plangebied in onvoldoende speelruimte is voorzien. Zij stellen dat onvoldoende rekening is gehouden met tekorten aan speelruimte elders in de kern. Zij voeren verder aan dat ook op deze locatie een tekort aan speelruimte zal ontstaan en dat dit afbreuk doet aan de leefbaarheid van hun wijk. [appellant A] en [appellant B] wijzen in dit kader erop dat het gebruik van het voormalige schoolplein als speelruimte niet langer mogelijk is en dat is gebleken dat wordt afgezien van de aanleg van een pad naar de speelruimte aan de Bilderdijkstraat.
[appellant A] en [appellant B] betogen voorts dat het plan zal leiden tot een onaanvaardbare verkeerssituatie. Zij stellen dat de Carvonestraat en de Silvanusstraat erg smal zijn en vrezen dat door toename van de verkeersdruk ten gevolge van de woningen een verkeersonveilige situatie zal ontstaan. Zij vrezen dat (brom)fietsers bij tegemoetkomende auto’s gebruik zullen maken van het trottoir.
Tot slot wijzen [appellant A] en [appellant B] op alternatieven voor het plan. Zij stellen voor om minder woningen te bouwen, zodat een groter deel van het plangebied ingericht kan worden als speelruimte. Zij stellen ook voor deze speelruimte aan de zuidzijde van het plangebied te situeren, nu volgens hen daar meer toezicht kan worden gehouden.
5. Volgens de raad wordt in het plangebied overeenkomstig zijn "speelruimtebeleid" voorzien in voldoende speelruimte en zijn daarnaast op beperkte afstand aan de Bilderdijkstraat een pannakooi en een boomgaard aanwezig waar gespeeld kan worden. Aan tekorten aan speelruimte elders in de kern dient volgens de raad thans geen overwegende betekenis toegekend te worden, nu meer speelruimte in het plangebied niet leidt tot een oplossing van tekorten elders en bij een dergelijk benadering nergens woningen zouden kunnen worden gebouwd totdat eventuele tekorten zouden zijn aangevuld. Volgens de raad zal van een verkeersonveilige situatie geen sprake zijn, nu de verkeersdruk als gevolg van het plan zal afnemen en maatregelen worden genomen ter verbetering van de verkeerssituatie. Er zijn bovendien meerdere alternatieven bezien, maar de in het plan voorziene invulling doet het meest recht aan ieders belangen, aldus de raad.
6. Blijkens de verbeelding hebben de gronden in het plangebied grotendeels de bestemming "Wonen - 1", met twee maal de aanduiding "maximum aantal wooneenheden = 4". De overige gronden hebben deels de bestemming "Groen" en deels "Verkeer - Verblijfsgebied".
Ingevolge artikel 3, lid 3.1.1, van de planregels, zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor:
a. plantsoenen;
b. groenvoorzieningen;
c. speelvoorzieningen;
[…].
Ingevolge artikel 5, lid 5.1.1, aanhef en onder a, zijn de voor "Wonen - 1" aangewezen gronden bestemd voor wonen.
Ingevolge lid 5.2.3, onder d, mag het aantal nieuwe woningen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is aangegeven.
7. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de raad bij nieuwbouwplannen het uitgangspunt hanteert dat drie procent van de uitgeefbare gronden dient te worden ingericht als speelruimte. Dit komt de Afdeling niet onredelijk voor. Niet in geschil is tussen partijen dat in het voorliggende geval aan dit uitgangspunt wordt voldaan nu een oppervlakte van ten minste 100 m² in de groenstrook in het plangebied als zodanig zal worden ingericht. In hetgeen [appellant A] en [appellant B] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid aan voornoemd uitgangspunt heeft kunnen vasthouden. Het standpunt van de raad dat bij het bepalen van de oppervlakte aan speelruimte vanwege de genoemde redenen geen overwegende betekenis hoeft te worden toegekend aan tekorten elders in de kern, acht de Afdeling niet onredelijk. Voort ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plan leidt tot een zodanig tekort aan speelruimte in de directe omgeving van het plangebied en tot een dusdanige aantasting van de leefbaarheid daar, dat de raad daaraan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening in redelijkheid een groter belang had behoren toe te kennen dan aan de belangen die met het plan gediend zijn. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat het bestaande schoolplein weliswaar zal verdwijnen, maar dat hiervoor in de plaats een speelruimte van ten minste 100 m² wordt aangelegd. Bovendien is gebleken dat hoewel geen pad naar de Bilderdijkstraat wordt aangelegd, de daar aanwezige speelruimte vanuit de omgeving van het plangebied betrekkelijk eenvoudig bereikbaar is. Het betoog faalt.
7.1. Voorts heeft de raad ter zitting onweersproken gesteld dat het aantal gemotoriseerde verkeersbewegingen ten gevolge van de in het plan voorziene ontwikkelingen ten opzichte van de bestaande situatie bijna wordt gehalveerd. De bochten van de Carvonestraat en de Silvanusstraat die in de bestaande situatie te krap zijn zullen worden verbreed. Verder zullen twaalf parkeervakken langs de Silvanusstraat worden verwijderd en zal deze weg worden verbreed. Bovendien zal de Carvonestraat ook voor (brom)fietsers een eenrichtingsweg worden, zodat op deze weg geen sprake meer kan zijn tegemoetkomend verkeer. Indien dit nodig zou blijken dan wordt volgens de raad ook voor de Silvanusstraat een verkeersbesluit genomen zodat deze ook voor (brom)fietsers een eenrichtingsweg wordt. Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan geen verkeersonveilige situatie met zich zal brengen. Het betoog faalt.
7.2. Voor zover [appellant A] en [appellant B] wijzen op alternatieven overweegt de Afdeling dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
In het onderhavige geval is gebleken dat de raad verschillende mogelijkheden voor de herinrichting van het voormalige terrein van basisschool De Wegwijzer heeft bezien. De raad heeft verschillende typen en aantallen woningen in ogenschouw genomen, alsmede verscheidene locaties en oppervlakten voor groen- en speelruimten. Uiteindelijk is beoogd tot een evenwichtige invulling van het plangebied te komen, aldus de raad. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad alternatieven voor het plan onvoldoende in zijn afweging heeft betrokken. Het betoog faalt.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.J.M. Schoonbrood, griffier.
w.g. Koeman w.g. Schoonbrood
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2014
694.