ECLI:NL:RVS:2014:4664

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2014
Publicatiedatum
24 december 2014
Zaaknummer
201402833/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor schoonheidssalon in Breda

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 februari 2014. De rechtbank had het beroep van [appellant] gegrond verklaard en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Breda van 17 juni 2013 vernietigd, waarbij aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning was verleend voor het veranderen van een garage in een schoonheidssalon op het perceel [locatie A] te Breda. Het college had eerder op 14 december 2012 al een omgevingsvergunning verleend, maar deze werd herroepen na bezwaar van [appellant]. De rechtbank oordeelde dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan en de dubbelbestemming 'Waarde - beschermingszone natte natuurparel'.

In hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld op 8 oktober 2014. De Afdeling oordeelt dat [appellant] als belanghebbende kan worden aangemerkt, gezien de afstand van zijn perceel tot het perceel van [vergunninghouder] en de mogelijke milieueffecten van de intensieve veehouderij in de nabijheid. De Afdeling concludeert dat het college van burgemeester en wethouders van Breda in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen, ondanks de strijdigheid met het bestemmingsplan. De adviezen van het Waterschap Brabantse Delta en het college van burgemeester en wethouders van Zundert zijn daarbij in overweging genomen.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 december 2014.

Uitspraak

201402833/1/A1.
Datum uitspraak: 24 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Breda,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 februari 2014 in zaak nr. 13/4680 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Breda (hierna: het college).
Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2012 heeft het college aan [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van een garage in een schoonheidssalon op het perceel [locatie A] te Breda.
Bij besluit van 6 mei 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 14 december 2012 herroepen.
Bij besluit van 17 juni 2013 heeft het college opnieuw aan [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van een garage in een schoonheidssalon op het perceel.
Bij uitspraak van 28 februari 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 17 juni 2013 vernietigd en rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [vergunninghouder] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[vergunninghouder] en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 oktober 2014, waar het college, vertegenwoordigd door A.J.J. Neele, werkzaam bij de gemeente Breda, het college van burgemeester en wethouders van Zundert, vertegenwoordigd door C.M.M. Huijbregts, werkzaam bij de gemeente Zundert, en [vergunninghouder], bijgestaan door ir. A.K.M. van Hoof, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het bouwplan voorziet in een uitbreiding van de bestaande schoonheidssalon op het perceel. Het bouwplan is deels gelegen in het bestemmingsplan "Buitengebied Zuid" van de gemeente Breda en deels in het bestemmingsplan "Buitengebied Zundert" van de gemeente Zundert.
2. [vergunninghouder] wordt niet gevolgd in zijn stelling dat [appellant] geen belanghebbende is bij het besluit van 14 mei 2012. De Afdeling heeft in de uitspraak van 2 november 2011 in zaak nr. 200908508/1 met betrekking tot het bestemmingsplan "Buitengebied Zuid", dat onder meer voorziet in uitbreidingsmogelijkheden van de schoonheidssalon op het perceel, overwogen dat, gelet op de afstand van het perceel [locatie A] tot het perceel van [appellant] aan de [locatie B], waar een intensieve veehouderij is gelegen, niet is uitgesloten dat ter plaatse van het perceel [locatie A] milieueffecten vanwege de intensieve veehouderij optreden. Dat zou gevolgen kunnen hebben voor de uitbreidingsmogelijkheden van [appellant] of voor het woon- en leefklimaat op het perceel [locatie A]. Evenmin is uitgesloten dat ter plaatse van de onderhavige uitbreiding, die deels buiten het ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied Zuid" geldende bouwvlak is gelegen, milieueffecten van de intensieve veehouderij op het perceel van [appellant] optreden, hetgeen gevolgen zou kunnen hebben voor de uitbreidingsmogelijkheden van [appellant] of voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de uitbreiding. De door [vergunninghouder] genoemde uitspraak van de Afdeling van 28 oktober 2009 in zaak nr. 200900649/1/H1 doet aan het voorgaande niet af. Die uitspraak betrof het gedeelte van het perceel [locatie A] in de gemeente Zundert dat op een grotere afstand van het perceel van [appellant] ligt. De onderhavige uitbreiding komt in zowel de gemeente Breda als de gemeente Zundert te liggen.
Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat [appellant] niet wordt geraakt in een belang dat rechtstreeks bij het besluit van 14 december 2012 is betrokken. Hij dient te worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
3. Op het perceel rusten ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied Zuid" van de gemeente Breda onder meer de bestemming "Bedrijf" en de dubbelbestemming "Waarde - beschermingszone natte natuurparel" en ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Zundert de bestemming "Bedrijf".
4. Ingevolge artikel 2.4, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) beslissen burgemeester en wethouders van de gemeente waar het betrokken project in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd op de aanvraag om omgevingsvergunning, behoudens in gevallen als bedoeld in het tweede tot en met vijfde lid.
Ingevolge artikel 6.1, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) worden met betrekking tot een aanvraag als adviseur aangewezen burgemeester en wethouders van de gemeente waar het project geheel of gedeeltelijk zal worden of wordt uitgevoerd.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied Zuid" zijn de voor "Waarde-beschermingszone natte natuurparel" aangewezen gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden.
Ingevolge het tweede lid mag, in afwijking van hetgeen elders in de planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, op of in deze bestemming begrepen grond niet worden gebouwd.
Ingevolge het derde lid, zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in tweede lid voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de hydrologische waarden van de natte natuurparel;
b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij Waterschap Brabantse Delta.
5. Vast staat dat de voorziene schoonheidssalon in overeenstemming is met de ingevolge de bestemmingsplannen "Buitengebied Zuid" en "Buitengebied Zundert" op het perceel rustende bedrijfsbestemming. Het bouwplan is evenwel deels voorzien buiten het ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied Zuid" geldende bouwvlak en is in strijd met de dubbelbestemming "Waarde - beschermingszone natte natuurparel". Het college heeft met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wabo in verbinding gelezen met artikel 4, aanhef en onderdeel 1, onder b, van bijlage II van het Bor en met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wabo in verbinding gelezen met artikel 22, derde lid, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied Zuid" omgevingsvergunning verleend. Het college heeft daaraan onder meer het advies van het Waterschap Brabantse Delta (hierna: het Waterschap) van
15 november 2012 en het advies van het college van burgemeester en wethouders van Zundert van 29 mei 2013 ten grondslag gelegd.
6. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de schoonheidssalon in strijd is met het voor het perceel geldende planologische regime. Daartoe voert hij aan dat de schoonheidssalon wordt gebouwd op gronden waarop ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied Zuid" de dubbelbestemming "Waarde - beschermingszone natte natuurparel" rust en waar niet gebouwd mag worden. [appellant] voert daartoe voorts aan dat het college geen beslissing had mogen nemen op de aanvraag om omgevingsvergunning, gelet op het bij de Afdeling tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Zundert ingestelde beroep. Volgens [appellant] geldt voor het deel van het perceel dat is gelegen in de gemeente Zundert op grond van het vorige bestemmingsplan een agrarische bestemming met de aanduiding "natte natuurparel" en is daar slechts 80 m² aan bijgebouwen toegestaan, hetgeen reeds met de oppervlakte van het ter plaatse aanwezige zwembad wordt overschreden. [appellant] voert verder aan dat het waterschap bij zijn advies ten onrechte is uitgegaan van een bebouwd oppervlakte van 112 m², terwijl dit meer dan 200 m² bedraagt en bovendien een parkeerplaats van ongeveer 300 m² wordt gerealiseerd.
6.1. Er is geen grond voor het oordeel dat het college niet heeft onderkend dat de schoonheidssalon is gelegen op gronden waarop ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied Zuid" de dubbelbestemming "Waarde-beschermingszone natte natuurparel" rust en dat op deze gronden ingevolge artikel 22. tweede lid, van de planregels niet gebouwd mag worden. Het college heeft wegens deze strijdigheid van het bouwplan met het bestemmingsplan, met toepassing van artikel 22, derde lid, van de planregels omgevingsvergunning verleend, in afwijking van artikel 22, tweede lid, van de planregels. Het college heeft zich daarbij gebaseerd op het advies van het Waterschap van 15 november 2012. In dit advies is geconcludeerd dat het bouwplan toegestaan kan worden indien rekening wordt gehouden met de daarin vermelde punten. Het door [appellant] aangevoerde biedt geen grond voor het oordeel dat het college zich niet heeft mogen baseren op het advies van het Waterschap. De enkele stelling dat het Waterschap van een te klein verhard oppervlak is uitgegaan is daarvoor onvoldoende.
Het college heeft aan zijn besluitvorming tevens het advies van het college van burgemeester en wethouders van Zundert van 29 mei 2013 ten grondslag gelegd. Hierin is geconcludeerd dat het bouwplan in overeenstemming is met het voor het deel van het perceel dat is gelegen in de gemeente Zundert geldende bestemmingsplan "Buitengebied", alsmede met redelijke eisen van welstand. Het door [appellant] aangevoerde biedt geen grond voor het oordeel dat het college zich niet heeft mogen baseren op dit advies, omdat daarbij is getoetst aan het bestemmingsplan "Buitengebied Zundert". Dat bestemmingsplan was ten tijde van het advies alsmede het besluit op bezwaar reeds in werking getreden. De omstandigheid dat beroep is ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van dit bestemmingsplan doet daar niet aan af en brengt evenmin met zich dat het college niet bevoegd was om omgevingsvergunning te verlenen.
Het betoog faalt.
7. [appellant] betoogt tenslotte dat de rechtbank heeft miskend dat het college in redelijkheid geen omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Daartoe voert hij aan dat hij door de schoonheidskliniek wordt belemmerd in zijn bedrijfsvoering en dat de realisering van de schoonheidskliniek een onaanvaardbare toename van het aantal verkeersbewegingen in het onderhavige gebied tot gevolg heeft.
7.1. Dit betoog faalt. Het door [appellant] aangevoerde biedt geen grond voor het oordeel dat het college in redelijkheid geen omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. De niet onderbouwde stelling dat hij door de schoonheidssalon in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd en de realisering van de schoonheidssalon een onaanvaardbare toename van het aantal verkeersbewegingen in het gebied tot gevolg heeft is daarvoor onvoldoende. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat op kortere afstand van het bedrijf van [appellant] dan de voorziene uitbreiding andere geurgevoelige objecten zijn gelegen en het bouwplan voorziet een beperkte uitbreiding van de reeds bestaande schoonheidssalon.
8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Kos
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2014
580.